Uitspraak
RECHTBANK Den Haag
1.De procedure
- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 3;
- de aanvullende producties 12 tot en met 17 van [eiser] ;
2.2. De feiten
3.Het geschil
,AFZ648#2 en AFZ948#2, alsmede het referentiemateriaal RDG159(V) aan hem te doen verstrekken, door afgifte aan het FLDO ten behoeve van forensisch onderzoek door middel van MPS.
4.De beoordeling
Hierbij moet worden bedacht dat een gewezen verdachte lang niet altijd feitelijk de mogelijkheden heeft om aan de hand van bewijsmiddelen aan te tonen dat er sprake is van een herzieningsgrond. Zo kan daarvoor bepaald DNA-onderzoek nodig zijn dat de gewezen verdachte zelf niet kan laten verrichten. Door dit soort omstandigheden kan iemand die ten onrechte is veroordeeld, in bewijsnood komen te verkeren. In verband hiermee dient er een nader feitelijk onderzoek mogelijk te zijn in die gevallen waarin er nog niet voldoende materiaal beschikbaar is om te kunnen beoordelen of de herzieningsaanvraag gegrond is, maar er wel gerede twijfel mogelijk is over de juistheid van de inhoudelijke beslissing in de afgesloten strafzaak”.