ECLI:NL:RBDHA:2025:2856
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag en verzoek om voorlopige voorziening
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De voorzieningenrechter behandelt tevens het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser. Verweerder, de minister van Asiel en Migratie, heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 1 januari 2025 niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank houdt in deze zaak geen zitting, omdat het beroep kennelijk ongegrond is. Eiser, die stelt de Tunesische nationaliteit te hebben, voert aan dat het bestreden besluit onzorgvuldig is genomen, omdat het claimakkoord na het voornemen is uitgebracht. Hij meent dat de voornemenprocedure essentieel is om zijn standpunt kenbaar te maken voordat een definitief besluit wordt genomen. De rechtbank oordeelt echter dat er geen rechtsregel is die in de weg staat om een voornemen uit te brengen voordat de betrokken lidstaat het claimverzoek heeft geaccepteerd. Eiser heeft de mogelijkheid gehad om tegen het voornemen op te komen en zijn belangen kenbaar te maken. De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit voldoende zorgvuldig tot stand is gekomen en dat de beroepsgronden van eiser niet slagen. Daarom verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.