ECLI:NL:RBDHA:2025:2824

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 februari 2025
Publicatiedatum
26 februari 2025
Zaaknummer
NL25.2156 en AWB 25/1164
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van twee beroepen tegen besluiten van het COa en de minister van Asiel en Migratie met betrekking tot vrijheidsbeperkende maatregelen en plaatsing in een HTL

Op 26 februari 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin eiser, een Nigeriaanse asielzoeker, twee beroepen heeft ingesteld tegen besluiten van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa) en de minister van Asiel en Migratie. Het eerste beroep betreft het besluit van het COa van 29 december 2024 om eiser in een Huis voor Tijdelijke opvang (HTL) in Hoogeveen te plaatsen, terwijl het tweede beroep gericht is tegen de vrijheidsbeperkende maatregel die door de minister is opgelegd. De rechtbank heeft de beroepen op 31 januari 2025 behandeld, waarbij beide partijen zich lieten vertegenwoordigen door gemachtigden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser zich schuldig heeft gemaakt aan ernstige gedragingen, waaronder fysiek geweld tegen medebewoners, wat heeft geleid tot de beslissing van het COa om eiser in de HTL te plaatsen. Eiser heeft betoogd dat hij geen mes heeft gebruikt tijdens een incident, maar de rechtbank oordeelt dat het COa terecht heeft besloten tot plaatsing in de HTL op basis van de incidenten die zijn voorgevallen. De rechtbank concludeert dat de vrijheidsbeperkende maatregel van de minister ook terecht is opgelegd, gezien de ernst van de gedragingen van eiser. Uiteindelijk verklaart de rechtbank beide beroepen ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: NL25.2156 en AWB 25/1164

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 februari 2025 in de zaken tussen

[naam] , eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. T. Bruinsma),
en

het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers, het COa,

evenals

de minister van Asiel en Migratie, de minister,

(gemachtigde: mr. P. Zijlstra).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank twee beroepen. Het eerste beroep van eiser is gericht tegen het besluit van het COa van 29 december 2024, waarbij het COa heeft besloten om eiser per die datum in een HTL [1] in Hoogeveen te plaatsen (het plaatsingsbesluit). [2] Het tweede beroep van eiser is gericht tegen het besluit van de minister van 29 december 2024 om hem een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 56 van de Vw [3] 2000 op te leggen.
1.1.
Het COa en de minister hebben op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft de beroepen op 31 januari 2025 op zitting behandeld. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. Eiser stelt de Nigeriaanse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedatum] .
3. Het COa heeft bij het plaatsingsbesluit besloten om eiser met ingang 29 december 2024 in de HTL te Hoogeveen te plaatsen. Door het COa is geconstateerd, dat eiser zich schuldig heeft gemaakt aan gedragingen die zijn te kwalificeren als gedragingen met een zeer grote impact. Eiser verblijft sinds 7 januari 2024 in de opvang van het COa en zijn er sindsdien meerdere signalen en incidenten geregistreerd, waarbij eiser zich agressief heeft gedragen, variërend van meldingen omtrent huiselijk geweld tot ernstige incidenten waarbij sprake was van fysieke agressie. Het COa heeft in het licht van deze gebeurtenissen aanzienlijke inspanningen geleverd om eiser te ondersteunen, zowel op individueel als gezinsniveau.
3.1.
Door het COa is geconstateerd dat op 27 december 2024 een COa-bewoner zichtbaar geëmotioneerd naar een COa-medewerker is gerend en een gebroken bezemsteel in haar hand vasthield. Volgens haar verklaring was er een vechtpartij gaande in de hal van het gebouw tussen eiser en een andere medebewoner. Verder verklaarde zij dat het geweld tegen de medebewoner ernstig was en dat zij hulp nodig hadden. Meerdere COa-medewerkers zijn naar de betreffende hal gegaan en troffen een chaotische situatie aan en hebben de bewoners opgeroepen om te terug te gaan naar hun kamers. Vervolgens hebben eiser en de medebewoner zich richting het herentoilet verplaatst. In het toilet ging eiser slechts op enkele centimeters afstand van de COa-medewerker staan en zijn houding werd door de medewerker omschreven als intimiderend, waarbij hij, onder andere, zijn vuisten had gebald en een dreigement naar de COa-medewerker heeft geuit. Volgens de verklaring van de medebewoner heeft eiser hem met een bezemsteel op zijn rug en buik geslagen en heeft eiser hem vervolgens op de grond gegooid, waarna hij werd vastgehouden en meerdere malen werd geslagen. Een andere medebewoner heeft verklaard dat eiser na het incident met de bezem naar zijn kamer is gegaan en kort daarna terugkeerde met een mes in zijn hand en steekbewegingen maakte in de richting van deze medebewoner. Hierbij is de bewoner in zijn hand geraakt, wat een bloeding heeft veroorzaakt. De bewoner heeft deze wond ook getoond aan de COa-medewerkers. Eiser is vervolgens door de politie aangehouden en bleef tijdens zijn arrestatie afwisselend boos en spottend. Eisers gedragingen worden door het COa gekwalificeerd als gedragingen met een zeer grote impact.
4. De minister heeft eiser door middel van de vrijheidsbeperkende maatregel verplicht om zich met ingang van 29 december 2024 op te houden in een deel van de gemeente Hoogeveen, te weten binnen de op de bij het besluit gevoegde plattegrond aangegeven gebieden. Volgens de minister vordert het belang van de openbare orde het opleggen van de maatregel op grond van artikel 56 van de Vw 2000. Dit blijkt uit het plaatsingsbesluit van het COa van 29 december 2024 en de incidenten die daarin zijn opgenomen. De minister is niet gebleken van omstandigheden die in de weg staan aan het opleggen van de vrijheidsbeperkende maatregel.
Gronden beroep
5. Eiser betoogt - samengevat - het volgende. Het beschreven incident is onjuist en onvolledig weergegeven. Ook staat de datum van het incident onjuist vermeld in het plaatsingsbesluit. Eiser heeft geen mes gebruikt, maar had enkel een stok van een zwabber in zijn hand. De eerdere incidenten worden door eiser niet betwist, maar moeten volgens hem wel in de juiste context worden geplaatst. Deze hadden namelijk te maken met relatieproblemen.
Oordeel rechtbank ten aanzien van het plaatsingsbesluit
Het incident dat heeft geleid tot plaatsing
6. Allereerst stelt de rechtbank vast dat het COa ter zitting heeft toegelicht dat de op pagina 2 in het plaatsingsbesluit genoemde datum van 28 december 2024 een kennelijk verschrijving betreft en dat de juiste datum 27 december 2024 is. In aanvulling hierop heeft het COa aangegeven dat de juiste datum wel goed staat vermeld op de 1e pagina.
6.1.
Zoals reeds uiteengezet in rechtsoverweging 3.1., volgt uit de verslaglegging van het COa, onder andere, dat eiser op 27 december 2024 een medebewoner met een bezemstok op de rug en buik heeft geslagen en dat eiser daarna, toen hij deze medebewoner op de grond had gegooid, is doorgegaan met het hem slaan. Dit wordt door eiser ook niet ontkend. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het COa reeds op basis van dit incident terecht aanleiding gezien om over te gaan tot plaatsing van eiser in de HTL. Ook heeft het COa het hiervoor genoemde incident terecht aangemerkt als een incident met zeer grote impact. De enkele stelling dat eiser heeft gehandeld uit zelfverdediging, is onvoldoende om te twijfelen aan de door het COa geschetste gang van zaken, zoals weergegeven in het plaatsingsbesluit. De vraag of eiser tijdens het incident al dan niet een mes heeft gebruikt, behoeft gelet op het voorgaande geen bespreking.
Lichter middel
7. De rechtbank is verder van oordeel dat het COa terecht geen lichtere maatregel aan eiser op heeft gelegd. Zoals blijkt uit het plaatsingsbesluit, heeft het COa eerder al herhaaldelijk getracht om een gedragsverandering bij eiser te bewerkstelligen. Gelet op het incident dat daarna heeft plaatsgevonden, heeft dat niet het gewenste effect gehad en is eiser blijven volharden in het ongewenst gedrag.
Oordeel rechtbank ten aanzien van de vrijheidsbeperkende maatregel
8. Gelet op de ongegrondverklaring van het beroep tegen het plaatsingsbesluit en het feit dat de vrijheidsbeperkende maatregel volledig steunt op dat besluit, is de rechtbank van oordeel dat het beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel eveneens ongegrond moet worden verklaard.
8.1.
Het beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel is ongegrond.

Conclusie en gevolgen

9. De beroepen zijn ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, rechter, in aanwezigheid van R. de Boer, griffier op 26 februari 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak, voor zover het betreft het beroep tegen het plaatsingsbesluit, kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking. Tegen deze uitspraak, voor zover het betreft het beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel, staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Handhaving- en Toezichtlocatie.
2.Op grond van artikel 10, eerste lid, aanhef en onder h en i, en artikel 11, eerste lid van de Regelingen verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen (Rva) 2005.
3.Vreemdelingenwet.