ECLI:NL:RBDHA:2025:2823
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- I.A.M. van Boetzelaer-Gulyas
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 31 januari 2025, wordt het verzoek van verzoekster om veroordeling van de minister van Asiel en Migratie in de proceskosten beoordeeld. Verzoekster had een beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij haar dochter. Echter, verzoekster trok haar beroep in nadat de minister alsnog een besluit had genomen op haar aanvraag. De rechtbank heeft de minister de gelegenheid gegeven om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling, waarop de minister heeft aangegeven bereid te zijn de proceskosten tot een bedrag van € 453,50 te vergoeden.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting en wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af. De rechtbank legt uit dat wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de bestuursrechter op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. In dit geval heeft de minister echter al toegezegd de proceskosten te vergoeden, waardoor verzoekster met haar verzoek niet meer kan bereiken dan wat al is aangeboden. Het procesbelang ontbreekt, en daarom wordt het verzoek afgewezen.
De uitspraak benadrukt het belang van procesbelang in bestuursrechtelijke procedures en de voorwaarden waaronder een bestuursorgaan in de proceskosten kan worden veroordeeld. De rechtbank concludeert dat het verzoek om proceskostenveroordeling niet kan worden toegewezen, omdat het belang bij het verzoek is vervallen door de toezegging van de minister.