ECLI:NL:RBDHA:2025:2823

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 januari 2025
Publicatiedatum
26 februari 2025
Zaaknummer
AWB 24/16033
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • I.A.M. van Boetzelaer-Gulyas
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 31 januari 2025, wordt het verzoek van verzoekster om veroordeling van de minister van Asiel en Migratie in de proceskosten beoordeeld. Verzoekster had een beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij haar dochter. Echter, verzoekster trok haar beroep in nadat de minister alsnog een besluit had genomen op haar aanvraag. De rechtbank heeft de minister de gelegenheid gegeven om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling, waarop de minister heeft aangegeven bereid te zijn de proceskosten tot een bedrag van € 453,50 te vergoeden.

De rechtbank doet uitspraak zonder zitting en wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af. De rechtbank legt uit dat wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de bestuursrechter op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. In dit geval heeft de minister echter al toegezegd de proceskosten te vergoeden, waardoor verzoekster met haar verzoek niet meer kan bereiken dan wat al is aangeboden. Het procesbelang ontbreekt, en daarom wordt het verzoek afgewezen.

De uitspraak benadrukt het belang van procesbelang in bestuursrechtelijke procedures en de voorwaarden waaronder een bestuursorgaan in de proceskosten kan worden veroordeeld. De rechtbank concludeert dat het verzoek om proceskostenveroordeling niet kan worden toegewezen, omdat het belang bij het verzoek is vervallen door de toezegging van de minister.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 24/16033

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 januari 2025 in de zaak tussen

[verzoekster], v-nummer: [nummer], verzoekster

(gemachtigde: mr. M. Fouad Fattal),
en

de minister van Asiel en Migratie

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoekster om een veroordeling van de minister in de proceskosten. Verzoekster heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van haar beroep tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor verblijf als familie- of gezinslid bij haar dochter [naam] (referente). Verzoekster heeft het beroep ingetrokken, omdat de minister alsnog een besluit heeft genomen op haar aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft de minister in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. De minister heeft op 28 november 2024 laten weten bereid te zijn de proceskosten van verzoekster te vergoeden tot een hoogte van € 453,50.
1.2.
De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
3. Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]

Heeft verzoekster nog belang bij een proceskostenveroordeling?

4. Procesbelang is het belang dat de belanghebbende heeft bij de uitkomst van de procedure. Daarbij gaat het erom of het doel dat de belanghebbende voor ogen heeft, met het rechtsmiddel bereikt kan worden en voor de belanghebbende van feitelijke betekenis is.
4.1.
De minister heeft met de brief van 28 november 2024 toegezegd de proceskosten tot een hoogte van € 453,50 te vergoeden. Omdat de minister heeft toegezegd de proceskosten te vergoeden, kan verzoekster met haar verzoek niet meer bereiken dan zij al heeft bereikt. Het aanbod van de minister is onvoorwaardelijk. Verzoekster kan de minister aan een dergelijk aanbod houden. Daarvoor is, anders dan verzoekster betoogt, een uitspraak niet nodig. Dit betekent dat het belang bij het verzoek om proceskostenvergoeding is vervallen. [3]

Conclusie en gevolgen

5. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af, omdat het procesbelang ontbreekt.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om de minister te veroordelen in de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.A.M. van Boetzelaer-Gulyas, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Berendsen, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3.Vergelijk ABRvS 5 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1319.