6.3.Het oordeel van de rechtbank
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan en de persoon van de verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling op de terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. Winkeldiefstal is een hinderlijk strafbaar feit dat schade en overlast veroorzaakt voor de getroffen winkelbedrijven. De verdachte heeft daarmee laten zien dat hij geen respect heeft voor andermans eigendommen.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad (het uittreksel uit de justitiële documentatie) van de verdachte van 8 januari 2025. Hieruit blijkt dat de verdachte sinds december 2023 in de periodes waarin hij niet gedetineerd zat bijna maandelijks veroordeeld is voor het plegen van vermogensdelicten.
Ook heeft de rechtbank bij haar oordeel het reclasseringsrapport van het Leger de Heils van 16 januari 2025 betrokken, opgemaakt door [naam 2] , reclasseringsmedewerker. Samengevat houdt dit rapport het volgende in.
De verdachte is afkomstig uit Duitsland en is ongeveer anderhalf jaar geleden naar Nederland gekomen. De reclassering ziet op diverse leefgebieden problemen. De verdachte heeft in Nederland geen werk of woning kunnen vinden en leeft op straat. Hij heeft geen stabiele dagbesteding, een beperkt sociaal netwerk en is verslaafd aan methadon. Omdat de verdachte geen inschrijfadres heeft, heeft hij in Nederland geen recht op sociale voorzieningen en kan hij slechts in zijn levensonderhoud voorzien door het inzamelen van blikjes en het plegen van winkeldiefstallen. Vanwege deze instabiliteit op diverse leefgebieden, schat de reclassering de kans op recidive en de kans op het onttrekken aan eventueel op te leggen voorwaarden hoog in. De verdachte geeft aan dat hij graag terug wil keren naar Duitsland, maar de reclassering kan niet goed inschatten of dit plan realistisch is. Als de verdachte in Nederland zou blijven, ziet de reclassering geen reële mogelijkheden om met voorwaarden of reclasseringstoezicht de risico’s op recidive te beperken. Eerder reclasseringstoezicht is mislukt omdat de verdachte niet op een intakeafspraak verscheen en niet bereikbaar was voor de reclassering. De reclassering adviseert bij veroordeling de ISD-maatregel op te leggen. Daarbij komt de verdachte volgens de reclassering in aanmerking voor de Vreemdelingen in het Strafrecht ISD-maatregel (ISD-VRIS). Binnen de ISD-VRIS inrichting kan de verdachte hulp krijgen bij het voorbereiden van de terugkeer naar Duitsland, met passende opvang en hulp bij aankomst daar.
De rechtbank heeft [naam 2] tijdens de zitting als deskundige gehoord. Zij heeft de informatie uit het rapport bevestigd en toegelicht. De rechtbank neemt de informatie uit het reclasseringsrapport over.
Voldaan aan ‘harde’ ISD-criteria
De rechtbank stelt vast dat de verdachte aan de zogenoemde ‘harde’ ISD-voorwaarden als bedoeld artikel 38m Sr voldoet. De bewezenverklaarde diefstal is een feit waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van de verdachte van 8 januari 2025 blijkt dat verdachte in de afgelopen vijf jaar voorafgaand aan het huidige feit ten minste drie keer onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel. Deze straffen zijn ook volledig ten uitvoer gelegd. Omdat de verdachte een uitgebreide justitiële documentatie heeft en de reclassering de kans op recidive als hoog inschat, moet er naar het oordeel van de rechtbank ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte in de toekomst opnieuw een misdrijf zal begaan waarbij de veiligheid van goederen in het geding is. Ook is er over de verdachte een met redenen omkleed, gedagtekend en ondertekend advies van de reclassering van minder dan één jaar voor de zittingsdatum opgemaakt, waarin de reclassering adviseert de verdachte bij veroordeling een ISD-maatregel op te leggen.
De verdachte voldoet ook aan de definitie van zeer actieve veelpleger als bedoeld in de Richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige veelplegers. Tegen de verdachte zijn over een periode van vijf jaar processen-verbaal opgemaakt voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, teruggerekend vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit.
Voldaan aan ‘zachte’ criteria
Vervolgens moet de rechtbank beoordelen of ook aan de zogenoemde ‘zachte’ ISD-criteria is voldaan. Dat wil zeggen dat de rechtbank beoordeelt of alle reële, minder ingrijpende alternatieven voor hulpverlening en het voorkomen van recidive zijn uitgeput en dus het uiterste middel van de ISD-maatregel overblijft.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn er voor de verdachte geen reële alternatieven voor de ISD-maatregel voorhanden. Het beïnvloeden van het gedrag van de verdachte met reclasseringstoezicht is naar het oordeel van de rechtbank niet kansrijk. Eerder reclasseringstoezicht is mislukt. De verdediging maakt daarbij de op zichzelf genomen juiste kanttekening dat de verdachte geen lange historie van reclasseringstoezicht heeft. Maar gelet op zijn houding op de terechtzitting en doordat de verdachte zijn pijlen volledig gericht heeft op terugkeer naar Duitsland, acht de rechtbank de kans klein dat de verdachte in Nederland aan nieuw reclasseringstoezicht zal meewerken.
Anders dan de verdediging, vindt de rechtbank het ook niet passend om de verdachte een ‘kale’ gevangenisstraf op te leggen of een voorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen om de verdachte in de gelegenheid te stellen om op eigen kracht terug te keren naar Duitsland. Op zich ziet de rechtbank ook dat het voor de verdachte goed kan zijn om terug te keren naar Duitsland, waar hij de taal spreekt en kan aarden. Om een terugval in overlastgevend delictgedrag te voorkomen, is het echter van belang dat de verdachte in Duitsland snel de stabiliteit vindt die hij in Nederland niet heeft. Tijdens de zitting heeft de verdachte daarover verklaard dat hij bij aankomst in Duitsland binnen 24 uur een woning, inkomen en een methadonbehandeling kan regelen. Hoe dit in zijn werk zou gaan heeft de verdachte echter niet concreet gemaakt. De verdachte heeft in Duitsland geen sociaal netwerk dat hem de eerste periode zou kunnen opvangen en ondersteunen, noch de contacten om voor hem de benodigde praktische zaken te regelen. Verder merkt de rechtbank op dat de verdachte naar eigen zeggen in Nederland hoopte gemakkelijk werk en een woning te vinden, maar dat is hem niet gelukt. De rechtbank heeft dan ook sterk de indruk dat de verdachte opnieuw zijn mogelijkheden om woning, inkomen, behandeling en dagbesteding te regelen onderschat.
De rechtbank komt daarom tot de conclusie dat oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel noodzakelijk en geboden is, waarbij de verdachte waarschijnlijk in aanmerking komt voor een ISD-VRIS-traject. In de ISD-VRIS kan de verdachte hulp krijgen bij het regelen van woning, inkomen, behandeling (voor zijn verslaving) en dagbesteding in Duitsland, zodat de verdachte bij terugkeer naar Duitsland in een stabielere situatie terecht komt. Zo wordt ook gewaarborgd dat de samenleving verschoond blijft van verdere vermogensdelicten van de verdachte.
Gelet op de door de verdachte (vurig) geuite wens om een stabiel leven in Duitsland op te bouwen, zal de rechtbank de ISD-maatregel niet voor de door de officier van justitie geëiste duur van twee jaar opleggen, maar voor de duur van één jaar. Daarbij weegt voor de rechtbank allereerst mee dat de verdachte gemotiveerd moet worden om snel aan de slag te gaan met het vertrek en regelen van voorzieningen in Duitsland. De rechtbank acht daarvoor een ‘stip op de horizon’ belangrijk die dichterbij in de tijd ligt dan over twee jaar. Daarnaast vindt de rechtbank van belang dat de verdachte pas relatief kort in Nederland is en hij de feiten op zijn documentatie gepleegd heeft in een de periode van ongeveer een jaar (vanaf december 2023). Om daar een ISD-maatregel van twee jaar tegenover te stellen vindt de rechtbank in dit geval niet proportioneel.
De rechtbank zal daarom een ISD-maatregel opleggen voor de duur van één jaar. Die tijd zal nodig zijn voor het maken van een plan en regelen van de benodigde voorzieningen voor de verdachte (in Duitsland). Om die reden zal de rechtbank zal géén aftrek van het voorarrest toepassen.