ECLI:NL:RBDHA:2025:2765

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 februari 2025
Publicatiedatum
25 februari 2025
Zaaknummer
C/09/632278 / HA RK 22-282
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring van verzoeker in procedure tot vaststelling van Nederlanderschap van minderjarige

In deze beschikking van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 25 februari 2025, is verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot vaststelling van het Nederlanderschap van de minderjarige. De rechtbank had eerder, in een beschikking van 9 april 2024, verzoeker in de gelegenheid gesteld om stukken over te leggen waaruit blijkt dat de moeder instemt met de procedure. Verzoeker heeft echter niet voldaan aan deze eis. De moeder heeft de rechtbank geïnformeerd dat zij niet instemt met het voeren van de procedure door verzoeker. Verzoeker handhaaft zijn standpunt dat de Franse rechter in een eerdere uitspraak vervangende toestemming heeft gegeven voor de procedure. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de toestemming van de Franse rechter enkel betrekking had op het aanvragen van Nederlandse identiteitspapieren voor de minderjarige en niet op de procedure zelf. Aangezien de moeder niet instemt en verzoeker geen vervangende toestemming heeft verkregen, kan hij niet worden ontvangen in zijn verzoek. De rechtbank heeft de beslissing genomen dat verzoeker niet-ontvankelijk is in zijn verzoek, en deze beschikking is uitgesproken op de openbare zitting van 25 februari 2025.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer
Rekestnummer: HA RK 22-282
Zaaknummer: C/09/632278
Datum beschikking: 25 februari 2025

Beschikking op het op 14 juli 2022 ingekomen verzoekschrift van:

[verzoeker] ,

verzoeker,
wonende te [woonplaats] ,
in zijn hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige:
[de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] , Frankrijk
advocaat: mr. J. el Hannouche te Utrecht.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:

[de moeder] ,

de moeder,
wonende te Frankrijk.

DE STAAT DER NEDERLANDEN,

(Ministerie van Justitie en Veiligheid, Immigratie- en Naturalisatiedienst,
verder te noemen “de IND”),
zetelende te ’s-Gravenhage,
vertegenwoordigd door: mr. drs. C.J. Cappon.

Procedure

Bij beschikking van 9 april 2024 van deze rechtbank is:
  • bepaald dat de behandeling van het verzoek wordt aangehouden tot 1 juni 2024 pro forma teneinde verzoeker in de gelegenheid te stellen over te leggen een originele en door een notaris of advocaat geautoriseerde verklaring van de moeder waaruit blijkt dat zij instemt met het voeren van een procedure tot vaststelling van het Nederlanderschap van [de minderjarige] , dan wel, als de moeder hier niet mee instemt, vervangende toestemming van de daartoe bevoegde rechter;
  • verzoeker tevens in de gelegenheid gesteld over te leggen – indien mogelijk – een originele door een notaris of advocaat geautoriseerde verklaring van de moeder waaruit blijkt dat zij instemt met toewijzing van het verzoek, waarbij uit de verklaring(en) van de moeder dient te blijken dat het verklaarde is besproken met een notaris of advocaat, die aan de hand van een geldig legitimatiebewijs heeft geconstateerd dat de verklaring is ondertekend door de moeder, van welk legitimatiebewijs een kopie dient te worden meegestuurd. Verder dient het BAR-nummer (of het Franse equivalent daarvan) van de advocaat of notaris te worden vermeld;
  • bepaald dat indien verzoeker aan het hierbij bepaalde geheel of gedeeltelijk niet voldoet, de zaak met toepassing van artikel 22 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zal worden afgedaan.
Iedere verdere beslissing, ook ten aanzien van de proceskosten, is aangehouden.
De rechtbank heeft vervolgens de volgende stukken ontvangen:
- de brief van 21 september 2024, met bijlagen, van verzoeker;
- de brief van 29 oktober 2024 van de moeder;
- de brief van 15 januari 2025, met bijlage, van verzoeker.

Beoordeling

De rechtbank handhaaft alles wat in de vorige beschikking is overwogen en beslist, voor zover in deze beschikking niet anders wordt overwogen of beslist.
In de beschikking van 9 april 2024 is verzoeker in de gelegenheid gesteld stukken over te leggen waaruit blijkt dat de moeder instemt met het voeren van een procedure tot vaststelling van het Nederlanderschap van [de minderjarige] , dan wel, als de moeder hier niet mee instemt, vervangende toestemming van de daartoe bevoegde rechter over te leggen. Verzoeker heeft hieraan niet voldaan.
Uit de brief van de moeder van 29 oktober 2024 blijkt dat zij niet instemt met het voeren van onderhavige procedure door verzoeker.
Verzoeker handhaaft zijn standpunt dat de Franse rechter in de uitspraak van 6 augustus 2021 vervangende toestemming tot het voeren van onderhavige procedure heeft gegeven.
De rechtbank heeft daarover in de beschikking van 9 april 2024 onder meer het volgende overwogen:
‘De rechtbank leidt uit genoemde uitspraak af dat beide ouders ervan uitgingen dat [de minderjarige] al de Nederlandse nationaliteit bezat. Dat is echter nog de vraag, zoals blijkt uit het besluit van 25 oktober 2021 van de minister van Buitenlandse Zaken. Daarbij is besloten dat de paspoortaanvraag ten behoeve van [de minderjarige] niet in behandeling kan worden genomen, omdat [de minderjarige] volgens de Minister niet de Nederlandse nationaliteit heeft. Als gevolg hiervan heeft verzoeker het onderhavige verzoek ingediend.’
en
‘De rechtbank is verder van oordeel dat – anders dan verzoeker stelt – de uitspraak van de Franse rechter niet ziet op (vervangende) toestemming voor het voeren van onderhavige procedure. De door de Franse rechter verleende toestemming zag slechts op het aanvragen van Nederlandse identiteitspapieren voor [de minderjarige] (‘faire établir des papiers d’identité pour [de minderjarige] aux Pays-Bas').’
en
‘Zoals op de zitting besproken, kan verzoeker deze procedure alleen voeren, indien hij aantoont dat de moeder van [de minderjarige] hiermee instemt. Indien de moeder niet akkoord is, dan is de rechtbank van oordeel dat verzoeker vervangende toestemming voor het voeren van de procedure dient te verkrijgen van de daartoe bevoegde rechter.’
Omdat de moeder niet instemt met het voeren van onderhavige procedure door verzoeker en door verzoeker niet alsnog vervangende toestemming van de bevoegde rechter is verkregen en overgelegd, kan verzoeker niet worden ontvangen in zijn verzoek.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.S.F. de Nijs, G. van Zeben-de Vries en A.C. Olland, rechters, bijgestaan door mr. P. Hillebrand als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 25 februari 2025.