ECLI:NL:RBDHA:2025:273
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielberoep wegens het niet tijdig indienen van gronden
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 januari 2025 uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij de eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. M.C.M.E. Schijvenaars, beroep heeft ingesteld tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie. Het bestreden besluit, dat op 20 december 2024 is genomen, wees de asielaanvraag van de eiser af als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroepschrift van de eiser geen gronden bevatte, zoals vereist volgens artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb. De rechtbank heeft de eiser op 27 december 2024 via een bericht in het digitale dossier de gelegenheid gegeven om binnen vijf werkdagen alsnog gronden in te dienen. De eiser heeft echter niet gereageerd op dit verzoek.
Gelet op het ontbreken van ingediende gronden heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak.