ECLI:NL:RBDHA:2025:272
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenbewaring
Op 10 januari 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. De verzoeker, die in vreemdelingenbewaring was gesteld, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie, dat zijn verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd met terugwerkende kracht had ingetrokken. Dit besluit hield tevens in dat de verzoeker onmiddellijk de Europese Unie moest verlaten en dat er een zwaar inreisverbod was opgelegd. De verzoeker verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat hij meende dat zijn bezwaar gegrond zou zijn en hij in de gelegenheid moest worden gesteld om te worden gehoord.
De voorzieningenrechter oordeelde dat het indienen van een bezwaarschrift geen schorsende werking heeft en dat de verzoeker niet in Nederland mocht afwachten. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen sprake was van onverwijlde spoed, aangezien er geen concrete uitzettingsdatum bekend was. Ook werd vastgesteld dat het bestreden besluit niet evident onrechtmatig was. Daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening als kennelijk ongegrond afgewezen.
De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.