ECLI:NL:RBDHA:2025:2697

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 januari 2025
Publicatiedatum
24 februari 2025
Zaaknummer
678628
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige met ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 28 januari 2025 een beschikking gegeven over een machtiging voor gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, geboren in 2007. De kinderrechter heeft eerder op 15 januari 2025 een spoedmachtiging verleend voor opname in een gesloten accommodatie, die gold tot 30 januari 2025. De gecertificeerde instelling, Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering, heeft verzocht om een verlenging van deze machtiging tot 6 april 2025, vanwege ernstige zorgen over de veiligheid van de minderjarige. De minderjarige heeft een belaste voorgeschiedenis en er zijn signalen van loverboyproblematiek. Tijdens de zitting op 28 januari 2025 was de minderjarige aanwezig, bijgestaan door haar advocaat, maar de vader was niet verschenen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige zich in onveilige situaties bevindt en dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om haar te helpen. De kinderrechter heeft besloten om de machtiging voor gesloten jeugdhulp te verlenen voor de duur van één maand, tot 28 februari 2025, en het verzoek voor een langere periode afgewezen. De kinderrechter benadrukt dat het belangrijk is om met spoed te zoeken naar een passende behandelgroep in de regio.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Jeugd- en Zorgrecht
Zaaknummer: C/09/678628 / JE RK 25-63
Datum uitspraak: 28 januari 2025
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2007 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] ,
advocaat: mr. D.M. Siemerink-Looten te Den Haag.
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Bij beschikking van 15 januari 2025 heeft de kinderrechter in deze rechtbank een spoedmachtiging verleend om [de minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp van 15 januari 2025 tot 30 januari 2025. Het verzoek is voor het overige aangehouden tot deze mondelinge behandeling ter zitting.
1.2.
De kinderrechter neemt nu ook de volgende stukken mee in de beoordeling:
- de voornoemde beschikking van 15 januari 2025 en de daarin vermelde stukken;
- de instemmende verklaring van de gedragswetenschapper van 27 januari 2025.
1.3.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 28 januari 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • [naam 1] en [naam 2] namens de gecertificeerde instelling;
  • [de minderjarige] , bijgestaan door haar advocaat.
De vader is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de vader wel juist is opgeroepen.

2.De feiten

2.1.
[de minderjarige] verblijft op een gesloten groep van [Jeugdzorginstelling] .
2.2.
Voor de overige feiten verwijst de kinderrechter naar de beschikking van 15 januari 2025.

3.Het verzoek

3.1
De gecertificeerde instelling verzoekt een machtiging om [de minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 6 april 2025.
3.2
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. Er is sprake van een belaste voorgeschiedenis bij [de minderjarige] . Vanwege de persoonlijke problematiek en de ex-partnerstrijd van de ouders heeft zij veel spanningen, onrust en wisselingen van haar woon- en opvoedomgeving meegemaakt. Er zijn ernstige zorgen over de keuzes van [de minderjarige] in haar contact met jongens en mannen. [de minderjarige] laat sociaal wenselijk gedrag zien en zij heeft een erg laag zelfbeeld. Zij kan situaties onvoldoende inschatten en overziet de consequenties van haar gedrag niet. [de minderjarige] verbleef sinds april 2024 bij logeerhuis [logeerhuis] . Voorwaarden vanuit deze woonplek waren dat [de minderjarige] dagbesteding zou hebben en hulpverlening zou aangaan. [de minderjarige] was in de eerste instantie gemotiveerd om aan deze voorwaarden te voldoen. [de minderjarige] hield zich echter niet aan de afspraken en zij had geen motivatie voor hulpverlening. Ook was er sprake van schoolverzuim. [de minderjarige] is op dit moment geplaatst op een gesloten groep van [Jeugdzorginstelling] . Er zijn grote zorgen over haar veiligheid. Er zijn sterke aanwijzingen dat zij mogelijk slachtoffer is van loverboyproblematiek en er zijn zorgen over het netwerk waarin [de minderjarige] zich bevindt, mede omdat [de minderjarige] niet verblijft op de adressen waar zij aangeeft te zijn en zij geen contact opneemt. Sinds 10 januari 2025 is [de minderjarige] vijf dagen vermist geweest, waarbij het onduidelijk was waar en met wie zij was en of dit verblijf vrijwillig was. Zij bevindt zich mogelijk in een netwerk van jongeren die gelinkt worden aan oplichting en verdovende middelen. Het contact tussen [de minderjarige] en de vader is verslechterd, waardoor het niet mogelijk is voor [de minderjarige] om bij hem te verblijven. Het doel is om [de minderjarige] te plaatsen op een behandelgroep. Daarvoor dient er wel meer zicht te komen op de vermeende veiligheidsrisico’s en is diagnostiek noodzakelijk.

4.De standpunten

4.1.
Door en namens [de minderjarige] is verweer gevoerd tegen het verzochte. Daartoe heeft [de minderjarige] aangevoerd dat een gesloten plaatsing niet noodzakelijk is. Op de gesloten groep van [Jeugdzorginstelling] voelt [de minderjarige] zich niet veilig. Het is druk op de groep en ze verblijft er met alleen maar jongens. Daarnaast volgt zij onderwijs dat niet aansluit bij haar niveau. Het verblijf op een open groep of bij de vader geniet de voorkeur van [de minderjarige] . [de minderjarige] wil daarbij in de omgeving van [plaats] verblijven omdat dit dicht bij haar familie is. Er is volgens [de minderjarige] geen sprake van loverboysproblematiek en de contacten met de jongeren die gelinkt worden aan oplichting en verdovende middelen zijn gestopt. Zij ziet in dat zij hierdoor in gevaarlijke situaties terecht kon komen. [de minderjarige] beaamt dat zij is weggelopen van de groep en geeft aan dat zij al die tijd bij haar moeder verblijf. Zij is hier niet eerlijk over geweest, omdat de gecertificeerde instelling niet achter het verblijf bij haar moeder staat. [de minderjarige] vindt het teleurstellend dat het de gecertificeerde instelling tot op heden niet is gelukt om een behandelplan op te stellen. Zij is immers gemotiveerd voor behandeling en zij wil graag hulp, met name traumabehandeling. Omdat het telkens niet lukt om een behandelplan op te stellen, is het voor [de minderjarige] echter moeilijk om deze motivatie vast te blijven houden.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter is van oordeel dat jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [de minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren. Deze problemen maken dat het verblijf in een gesloten accommodatie noodzakelijk en geschikt is om te voorkomen dat [de minderjarige] zich onttrekt aan de jeugdhulp die zij nodig heeft of daaraan door anderen wordt onttrokken. Het is niet gebleken dat er minder ingrijpende mogelijkheden zijn om deze problemen te behandelen (artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet (Jw)).
5.2.
Gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is toegelicht, is de kinderrechter van oordeel dat er al langere tijd zorgen zijn over de veiligheid van [de minderjarige] . Zij brengt zichzelf in onveilige en ongezonde situaties. Regelmatig is het daarbij niet duidelijk waar en met wie zij is. Recent is [de minderjarige] voor vijf dagen vermist geweest. Er zijn grote zorgen over het netwerk waarin [de minderjarige] zich bevindt en er zijn signalen van loverboyproblematiek. De kinderrechter vindt het positief dat [de minderjarige] erkent dat zij behandeling nodig heeft en dat zij hiervoor gemotiveerd is. Op dit moment is er echter nog geen passende behandelgroep gevonden en voordat [de minderjarige] naar een behandelgroep overgeplaatst kan worden is het noodzakelijk dat er een duidelijk behandelplan wordt opgesteld met daarin voorwaarden en afspraken waar [de minderjarige] zich aan moet houden. Hiermee kan haar veiligheid gewaarborgd worden en wordt voorkomen dat [de minderjarige] zich aan de hulpverlening zal onttrekken. De kinderrechter acht het niet wenselijk dat [de minderjarige] ter overbrugging hiervan naar de vader of een (open) crisisplek zal gaan. [de minderjarige] heeft een beschermde omgeving nodig om haar veiligheid te kunnen waarborgen. Zij lijkt baat te hebben bij de kaders en begrenzing die de gesloten groep van [Jeugdzorginstelling] haar op dit moment biedt.
5.3.
De kinderrechter overweegt dat een gesloten plaatsing een tijdelijke maatregel is en dat het dan ook de bedoeling is dat toegewerkt wordt naar een plaatsing op een open (behandel)groep. De kinderrechter vindt het te ingrijpend om een gesloten machtiging te verlenen voor de verzochte duur en zal het verzoek daarom toewijzen voor een duur van één maand. De kinderrechter overweegt daartoe dat [de minderjarige] momenteel op een gesloten groep is geplaatst waar zij – met het oog op de vermoedens van loverboyproblematiek – met uitsluitend jongens verblijft en waar zij zich onveilig voelt. Daar komt bij dat [de minderjarige] onderwijs volgt dat niet aansluit bij haar niveau en dat zij ver buiten de regio is geplaatst. Het is belangrijk dat met voortvarendheid wordt gezocht naar een passende (behandel)groep binnen deze regio en dat er duidelijke afspraken worden gemaakt met [de minderjarige] zodat zij weet aan welke voorwaarden zij zich moet houden. Het verzoek zal voor het overige worden afgewezen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verleent een machtiging om [de minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 28 januari 2025 tot 28 februari 2025;
6.2.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 28 januari 2025 door mr. M.M.C. Limbeek, kinderrechter, in aanwezigheid van L. van der Gaag als griffier, en op schrift gesteld op 21 februari 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.