ECLI:NL:RBDHA:2025:2636

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 februari 2025
Publicatiedatum
21 februari 2025
Zaaknummer
655586
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg blokkeringsregeling en aanbiedingsplicht in familiebedrijf bij juridische fusie

In deze zaak vorderden verschillende beheermaatschappijen, verbonden aan een familiebedrijf, nakoming van een blokkeringsregeling en aanbiedingsplicht in de statuten van een vennootschap. De rechtbank Den Haag behandelde de zaak op 19 februari 2025, waarbij de vorderingen van de eisende partijen werden afgewezen. De zaak draaide om de uitleg van de statuten en de administratieve voorwaarden van de betrokken vennootschappen, in het bijzonder de vraag of de fusie tussen twee beheermaatschappijen onder de aanbiedingsplicht viel. De rechtbank oordeelde dat de fusie geen aanbiedingsplicht met zich meebracht, omdat de zeggenschap over de certificaten van aandelen niet was veranderd. De rechtbank benadrukte dat de uitleg van de statuten niet alleen grammaticaal, maar ook in de context van de familiebanden en de specifieke omstandigheden van de zaak moest worden bekeken. De eisende partijen werden veroordeeld in de proceskosten, die op € 2.389,00 werden vastgesteld, en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK Den Haag

Team Handel
Zaaknummer: C/09/655586 / HA ZA 23-947
Vonnis van 19 februari 2025
in de zaak van

1.BEHEERMAATSCHAPPIJ [bedrijf 1] B.V.,

te [vestigingsplaats 1] ,
2.
BEHEERMAATSCHAPPIJ [bedrijf 2] B.V.,
te [vestigingsplaats 1] ,
3.
BEHEER- EN BELEGGINGSMAATSCHAPPIJ [bedrijf 3] B.V.,
te [vestigingsplaats 2] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: Beheermaatschappij [eisers] c.s.,
advocaat: mr. R.G.J. de Haan,
tegen

1.BEHEERMAATSCHAPPIJ [bedrijf 4] B.V.,

te [vestigingsplaats 3] ,
2.
BEHEERMAATSCHAPPIJ [bedrijf 5] B.V.,
te [vestigingsplaats 4] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: Beheermaatschappij [gedaagden] c.s.,
advocaat: mr. H. Hommes.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 16 oktober 2023 met producties 1 tot en met 9;
- de akte aanvullende productie, ingekomen op 2 november 2023, met productie 10;
- de conclusie van antwoord van 20 december 2023 met producties 1 tot en met 13;
- het tussenvonnis van 12 juni 2024, waarin een mondelinge behandeling is bevolen.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft op 26 november 2024 plaatsgevonden voor de meervoudige kamer. Partijen en hun advocaten hebben vragen van de rechtbank beantwoord en de zaak nader toegelicht aan de hand van pleitnotities die zij ook hebben overgelegd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt.
1.3.
Ten slotte is vonnis nader bepaald op vandaag.

2.Inleiding

2.1.
Deze procedure wordt gevoerd tussen een aantal beheermaatschappijen die zijn betrokken bij een familiebedrijf, te weten: Steenfabriek [bedrijf 6] B.V. Dit bedrijf is opgebouwd door de inmiddels overleden [naam 1] . De aandelen in het kapitaal van Steenfabriek [bedrijf 6] B.V. worden indirect, via Beheer- en Beleggingsmaatschappij [bedrijf 3] B.V. (hierna: BBBZ) gehouden door een stichting administratiekantoor: Stichting [bedrijf 6] (hierna: de STAK ). De STAK heeft certificaten uitgegeven aan de beheermaatschappijen van de vier zonen van [naam 1] : [naam 2] , [naam 3] , [naam 4] sr. en [naam 5] . Het onderhavige geschil betreft de naleving van een blokkeringsregeling in de administratievoorwaarden van de STAK , die verwijzen naar een aanbiedingsplicht in de statuten van BBBZ.
2.2.
In deze procedure staan de beheermaatschappijen van de heer [naam 6] jr. (eiseressen sub 1. en 2.) en BBBZ (eiseres sub 3. waarvan [naam 6] jr. voorheen bestuurder was) tegenover de beheermaatschappij van de heer [naam 5] (gedaagde sub 1.) en de beheermaatschappij van (indirect) mevrouw [naam 7] (gedaagde sub 2.). [naam 5] en [naam 7] zijn de vader respectievelijk de zus van [naam 6] jr. (hierna: [naam 6] ).

3.De feiten

3.1.
In artikel 11 van de statuten van BBBZ, versie van 20 november 2008, (hierna ook: de Statuten) is over de verplichting tot aanbieding van aandelen bij voorgenomen overdracht het volgende bepaald:
Artikel 11. VERPLICHTING TOT AANBIEDING VAN AANDELEN BIJ VOORGENOMEN OVERDRACHT.
1. Een aandeelhouder kan zijn aandelen vrijelijk overdragen aan:
a. één of meer van zijn afstammelingen, mits te desbetreffende afstammelingen tevens afstammelingen zijn van nu wijlen [naam 1] (…)
b. aan een rechtspersoon waarover de uiteindelijke zeggenschap berust bij één of meer van hiervoor onder a bedoelde personen, mits met goedkeuring van de raad van commissarissen (…)
Indien het voornemen bestaat over te gaan tot overdracht van een of meer aandelen, anders dan hiervoor onder a en/of b is bepaald, is degene die tot zodanige overdracht wil overgaan, hierna te noemen: de aanbieder, verplicht –voor zover in artikel 13 niet anders is bepaald– daarvan onder opgave van het aantal aandelen dat hij wenst over te dragen mededeling te doen aan de directeur. Deze mededeling geldt als een aanbod aan de overige aandeelhouders tot overname van de desbetreffende aandelen.
(…)
In het vervolg van lid 1 en in de leden 2 tot en met 11 van artikel 11 van de Statuten is vastgelegd hoe uitvoering moet worden gegeven aan de aanbiedingsplicht, hoe de prijs van de betreffende aandelen wordt bepaald en wie de kosten draagt van eventuele prijsvaststelling door deskundigen.
3.2.
In de Statuten zijn over de aanbiedingsplicht verder de volgende bepalingen opgenomen:
Artikel 12. VERPLICHTING TOT AANBIEDING VAN AANDELEN IN ANDERE GEVALLEN.
1. een aandeelhouder -casu quo zijn rechtverkrijgenden- moet zijn aandelen eveneens aanbieden aan de andere aandeelhouders:
a. indien hij komt te overlijden;
b. indien de aandelen in enige huwelijksgoederengemeenschap vallen: indien de echtgeno(o)t(e) van de aandeelhouder komt te overlijden;
c. indien de aandeelhouder -dan wel, indien de aandelen behoren tot enige huwelijksgoederengemeenschap, zijn/haar echtgeno(o)t(e)- onherroepelijk in staat van faillissement komt te verkeren of aan hem respectievelijk haar surséance van betaling wordt verleend;
d. voor wat een aandeelhouder-rechtspersoon betreft: indien deze wordt ontbonden of ophoudt te bestaan.
(…)
3. ingeval een verplichting tot aanbieding bestaat, is het bepaalde in artikel 11 van overeenkomstige toepassing voorzover uit dit artikel 12 niet anders blijkt (…)
Artikel 13. UITZONDERING AANBIEDINGSPLICHT.
(…)
2. Het bepaalde in artikel 12, lid 1, sub a en b vindt geen toepassing:
a. indien tengevolge van het overlijden geen andere personen dan degene te wiens name die aandelen laatstelijk voor dat overlijden stonden rechten op de aandelen kunnen doen gelden: of
(…)
d. indien tengevolge van het overlijden geen andere personen dan één of meer bloedverwanten in de rechte neerdalende lijn van nu wijlen [naam 1] (…) rechten op de aandelen kunnen doen gelden.
Artikel 13A. VERPLICHTING TOT AANBIEDING VAN AANDELEN DIE WORDEN GEHOUDEN DOOR AANDEELHOUDERS-RECHTSPERSONEN.
1. Indien de uiteindelijke zeggenschap over een rechtspersoon die één of meer aandelen houdt in de vennootschap, of over de onderneming van zodanige aandeelhouder-rechtspersoon, om welke reden ook, door één of meer anderen wordt verkregen in de zin van het SER-besluit Fusiegedragsregels 2000 -zulks ongeacht of die gedragsregels op het desbetreffende geval van toepassing zijn-, moeten de aandelen die de desbetreffende aandeelhouder-rechtspersoon in de vennootschap houdt aan de ander aandeelhouders te koop worden aangeboden met inachtneming van het bepaalde in de leden 3 tot en met 6 van artikel 12, welke leden alsdan van overeenkomstige toepassing zijn, onverminderd het bepaalde in lid 2 van dit artikel.
2. De aandelen behoeven in een geval als in het vorige lid bedoeld niet te worden aangeboden indien:
a. indien de uiteindelijke zeggenschap over de desbetreffende aandeelhouder-rechtspersoon of over zijn onderneming wordt verkregen door één of meer bloedverwanten in de rechte neerdalende lijn van nu wijlen [naam 1] (…);
(…)
3.3.
In de administratievoorwaarden van de STAK , versie van 2 juni 2009, (hierna ook: de Administratievoorwaarden) staan onder meer de volgende bepalingen:
BEGRIPSBEPALINGEN.
Artikel 1.
In deze administratievoorwaarden wordt verstaan onder:
(…)
c. de vennootschap: de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Beheer- en Beleggingsmaatschappij [bedrijf 3] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats 2] ;
BLOKKERINGSREGELING.
Artikel 4.
Ten aanzien van iedere overdracht, toedeling of andere overgang van certificaten, (…) is, met inachtneming van het hierna in de derde volzin bepaalde, hetgeen in de statuten van de vennootschap, zoals deze alsdan luiden omtrent de blokkering van aandelen is bepaald, van overeenkomstige toepassing.
Voor “aandeelhouder” dient telkens te worden gelezen: certificaathouder, voor “aandeel”: certificaat, voor “de algemene vergadering van aandeelhouders”: het bestuur, terwijl voorts de taken welke in bedoelde statutaire regeling zijn opgedragen aan de directie dan wel de raad van commissarissen van de vennootschap respectievelijk de vennootschap zelve, ten deze door het bestuur van de stichting respectievelijk de stichting worden uitgeoefend.
(…)
3.4.
Op 5 december 2013 riep [naam 5] , namens Beheermaatschappij [bedrijf 4] B.V., zijn drie broers als preferent aandeelhouders op voor een buitengewone algemene vergadering van aandeelhouders van Beheermaatschappij [bedrijf 4] B.V.. Het te bespreken onderwerp was de splitsing van de door [bedrijf 4] gehouden vennootschap Beheermaatschappij [bedrijf 4] B.V. in drie vennootschappen: Beheermaatschappij [bedrijf 4] B.V., Beheermaatschappij [bedrijf 1] B.V. en Beheermaatschappij [bedrijf 7] B.V. In een brief van 24 december 2013 van een medewerker van het kantoor Van Heeswijk Notarissen N.V. aan [naam 5] en zijn echtgenote staat beschreven dat het doel van deze splitsing was om tot een verdeling te komen van de aandelen gehouden door Beheermaatschappij [bedrijf 4] B.V.. De aandelen in het kapitaal van Beheermaatschappij [bedrijf 1] B.V. zou [naam 5] na de splitsing schenken aan zijn zoon [naam 6] . De aandelen in het kapitaal van Beheermaatschappij [bedrijf 7] B.V. zou [naam 5] na zijn overlijden nalaten aan zijn dochter [naam 8] .
3.5.
Op 30 december 2013 is een akte van splitsing verleden bij een notaris van het kantoor Van Heeswijk Notarissen N.V.. Uit de akte blijkt dat Beheermaatschappij [bedrijf 4] B.V. delen van haar vermogen heeft afgesplitst aan de gelijktijdig met de splitsing opgerichte vennootschappen Beheermaatschappij [bedrijf 1] B.V. en Beheermaatschappij [bedrijf 7] B.V.. De aandelen in Beheermaatschappij [bedrijf 1] B.V. zijn vervolgens door [naam 5] geschonken aan zijn zoon [naam 6] .
3.6.
De vennootschappelijke structuur van het familiebedrijf, voor zover voor deze procedure relevant, zag er van 30 december 2013 tot 17 december 2022 als volgt uit:
3.7.
Op 17 december 2022 zijn Beheermaatschappij [bedrijf 4] B.V. en Beheermaatschappij [bedrijf 7] B.V. gefuseerd, zoals bedoeld in artikel 2:309 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Als gevolg van deze juridische fusie (hierna: de Fusie) is Beheermaatschappij [bedrijf 7] B.V. opgegaan in Beheermaatschappij [bedrijf 4] B.V. en is één entiteit ontstaan c.q. overgebleven. De 10,44% certificaten van aandelen in BBBZ die Beheermaatschappij [bedrijf 7] B.V. hield, zijn daarbij onder algemene titel overgegaan naar Beheermaatschappij [bedrijf 4] B.V., die al 20,98% van de certificaten hield.
3.8.
Ten gevolge van de Fusie zag de vennootschappelijke structuur van het familiebedrijf, voor zover voor deze procedure relevant, er als volgt uit:
3.9.
Op 20 december 2022 vond een juridische splitsing plaats, zoals bedoeld in artikel 2:334a lid 3 BW. Daarbij heeft Beheermaatschappij [bedrijf 4] B.V. een deel van haar vermogen afgesplitst naar de bij die splitsing opgerichte vennootschap Beheermaatschappij [bedrijf 5] B.V. (hierna: de Splitsing). Als resultaat daarvan hield Beheermaatschappij [bedrijf 5] B.V. de 31,34% van de certificaten van aandelen BBBZ, die tot dat moment werd gehouden door Beheermaatschappij [bedrijf 4] B.V.. 499 gewone aandelen in het kapitaal van Beheermaatschappij [bedrijf 5] B.V. worden gehouden door Stichting Administratiekantoor [bedrijf 5] (hierna: STAK [bedrijf 5] ). [naam 2] en [naam 3] houden beiden één preferent aandeel en [naam 5] houdt acht preferente aandelen in Beheermaatschappij [bedrijf 5] B.V.. [naam 5] is bestuurder van Beheermaatschappij [bedrijf 5] B.V. en enig bestuurder van STAK [bedrijf 5] . Alle aandelen die STAK [bedrijf 5] houdt in Beheermaatschappij [bedrijf 5] B.V. zijn gecertificeerd en die certificaten zijn geschonken aan [naam 8] .
3.10.
De vennootschappelijke structuur van het familiebedrijf, voor zover voor deze procedure relevant, zag er na de Fusie en Splitsing vereenvoudigd weergegeven als volgt uit:

4.De vorderingen

4.1.
Beheermaatschappij [eisers] c.s. vordert - samengevat - om gedaagden, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
( i) hoofdelijk te veroordelen om (a) mededeling te doen van de verplichting tot aanbieding van de Certificaten [1] en (b) indien wordt gereflecteerd op die certificaten, de certificaten te leveren, één en ander in overeenstemming met artikel 4 van de Administratievoorwaarden jo. artikel 11 en artikel 12 van de Statuten;
  • ii) onder verbeurte van een dwangsom van € 1.000 per dag;
  • iii) te veroordelen in de kosten van dit geding, inclusief de nakosten en vermeerderd met de wettelijke rente.
4.2.
Beheermaatschappij [eisers] c.s. legt hieraan - samengevat - het volgende ten grondslag. Bij de Fusie die op 17 december 2022 heeft plaatsgevonden en waarbij certificaten van aandelen zijn overgegaan van Beheermaatschappij [bedrijf 7] B.V. naar Beheermaatschappij [bedrijf 4] B.V., is de blokkeringsregeling uit de Administratievoorwaarden, die verwijst naar de aanbiedingsplicht in de Statuten, niet nageleefd, terwijl dat wel had gemoeten. Beheermaatschappij [eisers] c.s. vordert nakoming van de blokkeringsregeling c.q. de aanbiedingsplicht. Nakoming bestaat volgens Beheermaatschappij [eisers] c.s. uit het alsnog aanbieden van de certificaten die ingevolge deze transactie zijn overgegaan naar Beheermaatschappij [bedrijf 4] B.V..
4.3.
Beheermaatschappij [gedaagden] c.s. voert verweer. Zij concludeert tot niet-ontvankelijkheid van Beheermaatschappij [eisers] c.s., dan wel tot afwijzing van de vorderingen van Beheermaatschappij [eisers] c.s., met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van Beheermaatschappij [eisers] c.s. in de kosten van deze procedure.
4.4.
Beheermaatschappij [gedaagden] c.s. voert daartoe – kort samengevat – aan dat de blokkeringsregeling / de aanbiedingsplicht om verschillende redenen niet van toepassing was op de door Beheermaatschappij [eisers] c.s. bedoelde transactie.
4.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Het geschil
5.1.
Het geschil spitst zich toe op de 10,44 % van de certificaten van aandelen in BBBZ die tot de Fusie werd gehouden door Beheermaatschappij [bedrijf 7] B.V. (zie het plaatje in 3.6) en die door de Fusie onder algemene titel is overgegaan naar Beheermaatschappij [bedrijf 4] B.V., waarvan de aandelen werden gehouden door [naam 5] (zie het plaatje in 3.8). Volgens Beheermaatschappij [eisers] c.s. valt de Fusie onder de blokkeringsregeling / aanbiedingsplicht, aangehaald onder 3.1, 3.2 en 3.3.
Ontvankelijkheid BBBZ
5.2.
Beheermaatschappij [gedaagden] c.s. heeft als meest verstrekkende verweer tegen de vorderingen van BBBZ aangevoerd dat BBBZ niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Zij voert daartoe aan dat de blokkeringsregeling of aanbiedingsplicht waar het in deze procedure over gaat, rechten geeft aan aandeelhouders c.q. certificaathouders, maar dat BBBZ geen rechten kan doen gelden waarbij zij een reëel belang heeft. BBBZ is immers geen aandeelhouder van zichzelf, noch certificaathouder van de STAK. BBBZ heeft ook geen processueel belang bij een vordering waarbij de ene certificaathouder van de andere certificaathouders aanbieding van certificaten probeert af te dwingen, aldus Beheermaatschappij [gedaagden] c.s..
5.3.
Met Beheermaatschappij [eisers] c.s. is de rechtbank van oordeel dat BBBZ wel degelijk kan worden ontvangen in haar vorderingen. Beheermaatschappij [eisers] c.s. beroept zich immers op nakoming van de administratievoorwaarden van de STAK (waarin wordt verwezen naar de blokkeringsregeling in de Statuten) en op nakoming van de Statuten, zodat bij de beoordeling van de vorderingen het tevens draait om uitleg van die Statuten. BBBZ heeft bij de naleving van haar eigen statuten en bij de uitkomst van vragen van uitleg daarvan, zoals zij stelt, een belang.
Uitlegmaatstaf
5.4.
Het komt in deze zaak aan op uitleg van de aanbiedingsplicht in de Statuten, waarnaar de blokkeringsregeling in de Administratievoorwaarden verwijst. Beheermaatschappij [eisers] c.s. heeft betoogd dat de relevante bepalingen van de Statuten op objectieve wijze moeten worden uitgelegd. Beheermaatschappij [gedaagden] c.s. heeft erop gewezen dat het hier gaat om een familiebedrijf, en dat familieleden gezamenlijk de Statuten en Administratievoorwaarden hebben opgesteld. Zij heeft betoogd dat de partijbedoeling bij de uitleg van de hier relevante bepalingen van de Statuten wel degelijk relevant is en dat niet van een (zuiver) objectieve uitleg moet worden uitgegaan.
5.5.
De rechtbank neemt voor wat betreft de wijze van uitleg van de Statuten het volgende tot uitgangspunt.
5.6.
De Hoge Raad heeft er voor wat betreft de uitleg van overeenkomsten op gewezen dat tussen de verschillende uitlegnormen die in literatuur en jurisprudentie worden gehanteerd - met aan de ene kant van het spectrum een subjectieve uitleg op grond van de zogenoemde Haviltex-norm en aan de andere kant van het spectrum de objectieve uitleg op basis van de zogenoemde CAO-norm - geen tegenstelling bestaat, maar een vloeiende overgang. [2] Dit geldt naar het oordeel van de rechtbank ook voor de uitleg van statuten. Het gaat bij de uitleg van statutaire bepalingen niet om het indelen in een ‘uitleg categorie’; ook bij de uitleg van statutaire bepalingen moeten alle omstandigheden van het concrete geval worden meegewogen.
5.7.
Gelet op het bijzondere karakter van statuten moeten de statuten van een rechtspersoon in beginsel naar objectieve maatstaven worden uitgelegd. Statuten van een rechtspersoon beïnvloeden immers mede de rechtspositie van hen die de subjectieve bedoeling van de opstellers van die statuten in de regel niet kunnen kennen. Bij uitleg moet dus bepalend zijn wat objectief kenbaar is. Een objectieve uitleg betekent echter niet dat een statutaire bepaling uitsluitend grammaticaal moet worden uitgelegd. Bij de uitleg moet de inhoud van het gehéél van de statutaire bepalingen in acht worden genomen. Dit betekent dat ook elders in de statuten gebruikte formuleringen in aanmerking mogen worden genomen bij de uitleg van een bepaling. Ook moet worden gelet op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe verschillende, grammaticaal op zichzelf mogelijke, tekstinterpretaties zouden leiden.
5.8.
Bij de uitleg van statuten spelen verder de maatstaven van redelijkheid en billijkheid een rol. De rechtsverhouding tussen de bij de rechtspersoon betrokkenen onderling, waaronder de aandeelhouders, wordt immers mede door redelijkheid en billijkheid beheerst (artikel 2:8 BW). Die redelijkheid en billijkheid kunnen een aanvullende functie hebben, als in de statuten een leemte bestaat. Van een leemte in de statuten kan worden gesproken wanneer bij het opstellen van de statutaire regels bepaalde situaties niet werden verdisconteerd, zodat met behulp van de redelijkheid en billijkheid een nadere aanvullende regel moet worden geformuleerd. Deze aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid is voor het rechtspersonenrecht verankerd in artikel 2:8 lid 1 BW.
Uitleg in deze zaak
5.9.
De rechtbank is van oordeel dat uitleg van de relevante statutaire bepalingen naar objectieve, maar niet puur grammaticale, maatstaven, met oog voor de omstandigheden van het geval en voor de aard van de vennootschap in dit geval passend is. De uit de inhoud van de Statuten kenbare partijbedoeling van de opstellers van de Statuten weegt daarbij naar het oordeel van de rechtbank ook mee. Het gaat hier immers om een familiebedrijf. Weliswaar zijn niet alle huidige certificaathouders betrokken geweest bij het opstellen van de Administratievoorwaarden en de Statuten. Zij zijn wel allen naaste familie van elkaar en van de opstellers.
5.10.
De rechtbank komt tot het oordeel dat voor de overgang van certificaten onder algemene titel van de ene door [naam 5] gehouden vennootschap (Beheermaatschappij [bedrijf 7] B.V.) naar een andere door [naam 5] gehouden vennootschap (Beheermaatschappij [bedrijf 4] B.V.) door de Fusie geen aanbiedingsplicht c.q. blokkeringsregeling gold. Zij licht dat oordeel hieronder toe.
5.11.
Artikel 4 van de Administratievoorwaarden bepaalt dat “ten aanzien van iedere overdracht, toedeling of andere overgang van certificaten” hetgeen in de Statuten is bepaald omtrent de blokkering van aandelen, van overeenkomstige toepassing is. Voor “aandeelhouder” moet steeds worden gelezen: “certificaathouder” en voor “aandeel”: “certificaat”. De blokkeringsregeling in de Statuten is verspreid over verschillende artikelen die verschillende situaties betreffen.
5.12.
Artikel 11 van de Statuten betreft de overdracht van aandelen. Het gaat daarbij om overdracht aan zowel natuurlijke personen als aan rechtspersonen. Bepaald is dat een aandeelhouder zijn aandelen vrijelijk kan overdragen aan één of meer van zijn afstammelingen, mits zij tevens afstammelingen zijn van [naam 1] (eerste lid sub a van artikel 11). Ook is overdracht vrij aan een rechtspersoon waarover de uiteindelijke zeggenschap berust bij één of meer van hiervoor bedoelde personen, mits met goedkeuring van de raad van commissarissen (eerste lid sub b van artikel 11). In andere gevallen moet degene die aandelen wil overdragen deze eerst aanbieden aan de andere aandeelhouders (en in het geval van certificaten dus aan de andere certificaathouders). Verder wordt in artikel 11 voorgeschreven hoe de prijs van aandelen wordt bepaald en hoe verder invulling moet worden gegeven aan de aanbiedingsplicht, als deze aan de orde is.
5.13.
Artikel 12 van de Statuten beschrijft gevallen waarin een aanbiedingsplicht bestaat en waarbij geen overdracht van aandelen aan de orde is. In het eerste lid van artikel 12 worden genoemd de situaties van het overlijden van een aandeelhouder of zijn rechtsverkrijger (sub a), het overlijden van de echtgenoot van de aandeelhouder bij een huwelijksgoederengemeenschap (sub b), het faillissement of de surséance van betaling van de aandeelhouder, of van diens echtgenoot bij een huwelijksgoederengemeenschap (sub c) en de ontbinding of het ophouden te bestaan van een rechtspersoon-aandeelhouder (sub d). De regeling van artikel 12 van de Statuten geldt dus voor natuurlijke personen, behalve het bepaalde in artikel 12 lid 1 sub d.
5.14.
Artikel 13 van de Statuten betreft uitzonderingen op de aanbiedingsplicht die voortvloeit uit de artikelen 11 en 12. Onder meer is vastgelegd dat in de gevallen genoemd in artikel 12 lid 1 sub a en b de aanbiedingsplicht niet van toepassing is als door het overlijden van de aandeelhouder of diens echtgenoot geen andere personen dan één of meer bloedverwanten in de rechte neerdalende lijn van [naam 1] rechten op de aandelen kunnen doen gelden (artikel 13 lid 2 sub d).
5.15.
Artikel 13A van de Statuten beschrijft situaties waarin voor een aandeelhouder-rechtspersoon een aanbiedingsplicht bestaat. Het gaat in dit artikel, blijkens het eerste lid daarvan (zie onder 3.2) om
change of controlsituaties tussen aandeelhouders-rechtspersonen. Bepaald is dat een aanbiedingsplicht geldt als de uiteindelijke zeggenschap over een rechtspersoon die aandelen houdt in BBBZ door één of meer anderen wordt verkregen in de zin van het SER-besluit Fusiegedragsregels 2000 (hierna: Fusiecode), ongeacht of die gedragsregels van toepassing zijn. Onder het verkrijgen van zeggenschap wordt in de Fusiecode in ieder geval verstaan: een juridische fusie zoals bedoeld in Titel 7 van Boek 2 BW. In artikel 13A lid 2 sub a van de Statuten is bepaald dat de aandelen niet hoeven te worden aangeboden als de uiteindelijke zeggenschap over de betreffende aandeelhouder-rechtspersoon of over zijn onderneming wordt verkregen door één of meer bloedverwanten in de rechte neerdalende lijn van [naam 1] .
5.16.
Bij de fusie tussen Beheermaatschappij [bedrijf 7] B.V. en Beheermaatschappij [bedrijf 4] B.V. zijn, zoals gezegd, de certificaten die werden gehouden door Beheermaatschappij [bedrijf 7] B.V. (10,44 %) overgegaan naar het vermogen van Beheermaatschappij [bedrijf 4] B.V.. De vraag is of deze overgang onder algemene titel, via artikel 4 van de Administratievoorwaarden, valt onder een variant van de aanbiedingsplicht zoals opgenomen in de Statuten.
5.17.
Artikel 11 van de Statuten is geschreven voor gevallen van overdracht. Van overdracht van certificaten is bij de Fusie geen sprake, zodat de aanbiedingsplicht uit artikel 11 niet van toepassing is.
5.18.
Beheermaatschappij [eisers] c.s. heeft betoogd dat de Fusie valt onder artikel 12 lid 1 sub d van de Statuten. Naar de letter is dat wellicht het geval; Beheermaatschappij [bedrijf 7] B.V. is immers de verdwijnende vennootschap en deze houdt in zoverre als gevolg van de Fusie op te bestaan. Op basis van de structuur van de Statuten en de inhoud van de andere bepalingen over de aanbiedingsplicht, komt de rechtbank echter tot het oordeel dat een redelijke uitleg van de Statuten meebrengt dat de Fusie niet valt onder artikel 12 lid 1 sub d. Artikel 12 is geschreven voor gevallen van overlijden en faillissement van natuurlijke personen en voor het geval dat een aandeelhouder-rechtspersoon “wordt ontbonden of ophoudt te bestaan”, terwijl artikel 13A gaat over
change of controlsituaties tussen aandeelhouders-rechtspersonen. Partijen hebben, gelet op de tekst van artikel 13A lid 1 waarin expliciet wordt verwezen naar de Fusiecode, met die bepaling kennelijk beoogd een afzonderlijke regeling op te nemen voor gevallen van verkrijging van zeggenschap door een andere rechtspersoon. Daaruit leidt de rechtbank af dat artikel 12 van de Statuten zo moet worden uitgelegd dat deze bepaling ziet op het wegvallen van een aandeelhouder door overlijden of faillissement en, in geval van een aandeelhouder-rechtspersoon, door ontbinding of faillissement en dat artikel 13A van de Statuten betrekking heeft op het verkrijgen van zeggenschap door een andere rechtspersoon, zoals bij een juridische fusie. Nu de Fusie geen ontbinding of faillissement behelst, is artikel 12 lid 1 sub d van de Statuten daarop niet van toepassing.
5.19.
Van een situatie zoals bedoeld in artikel 13A van de Statuten is echter evenmin sprake. De Fusie is weliswaar een juridische fusie waarop de Fusiecode, waarnaar artikel 13A lid 1 verwijst, van toepassing is. Van een echte
change of controlis in dit geval evenwel geen sprake. Het gaat immers om een interne herstructurering tussen de persoonlijke beheermaatschappijen van [naam 5] . De rechtbank constateert dat in deze variant van overgang van aandelen (of certificaten) in de Statuten (en de Administratievoorwaarden) niet is voorzien. Daarom moet met behulp van de redelijkheid en billijkheid een nadere aanvullende regel worden geformuleerd.
5.20.
De rechtbank constateert dat in alle in de Statuten opgenomen varianten van overgang of overdracht van aandelen (die op grond van artikel 4 van de Administratievoorwaarden op gelijke wijze gelden voor de certificaten van aandelen waar het hier om gaat) uitzonderingen zijn opgenomen voor de overdracht of overgang naar afstammelingen in de rechte neerdalende lijn van [naam 1] . Gelet daarop brengt een redelijke uitleg van de Statuten als geheel mee dat voor de Fusie geen aanbiedingsplicht gold. De uiteindelijke zeggenschap over de certificaten die bij de Fusie zijn overgegaan berustte immers zowel voor als na de Fusie bij [naam 5] , zoon en dus afstammeling in een rechte neerdalende lijn van [naam 1] .
5.21.
Daarnaast zou een overgang van de betreffende certificaten op grond van artikel 13A lid 2 sub a van de Statuten jo artikel 4 van de Administratievoorwaarden niet aan de aanbiedingsplicht onderworpen zijn, als de zeggenschap over Beheermaatschappij [bedrijf 7] B.V. naar een afstammeling van [naam 5] , tevens zijnde afstammeling van [naam 1] , zou zijn gegaan. Naar het oordeel van de rechtbank is de overgang van certificaten tussen twee vennootschappen van dezelfde aandeelhouder, derhalve zonder
de factowijziging van zeggenschap, des te meer reden om geen aanbiedingsplicht aan te nemen.
5.22.
Voor deze uitleg pleit ook de tekst van artikel 13 lid 2 sub a van de Statuten (zie onder 3.2), waarin is bepaald dat geen aanbiedingsplicht geldt als na het overlijden van een aandeelhouder degene die laatstelijk voor dat overlijden rechten op die aandelen had, weer rechten op de aandelen kan doen gelden. De bij de Fusie verdwijnende vennootschap Beheermaatschappij [bedrijf 7] B.V. is in 2013 opgericht in het kader van de splitsing van Beheermaatschappij [bedrijf 4] B.V., waarvan de aandelen ook door [naam 5] gehouden werden.
Slotsom
5.23.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat in de Statuten en de Administratievoorwaarden niet is voorzien in de specifieke situatie van de Fusie, en dat voor deze situatie dus een aanvullende regel moet worden geformuleerd. De rechtbank vindt die regel in een redelijke uitleg van de Statuten als geheel en die luidt dat er geen aanbiedingsplicht bestond voor de certificaten die bij de Fusie onder algemene titel zijn overgegaan van Beheermaatschappij [bedrijf 7] B.V. naar Beheermaatschappij [bedrijf 4] B.V. De vorderingen van Beheermaatschappij [eisers] c.s. zullen daarom worden afgewezen.
5.24.
Bij die stand van zaken hoeft de rechtbank niet in te gaan op de vraag of nakoming van de aanbiedingsplicht op grond van artikel 2:334t lid 1 BW kan worden gevorderd van beide gedaagden, zoals Beheermaatschappij [eisers] c.s. stelt. Het standpunt van Beheermaatschappij [gedaagden] c.s., dat afspraken uit 2013 goedkeuring voor de Fusie en Splitsing en/of afstand van het voorkeursrecht van [naam 6] impliceren, en andere standpunten van partijen, hoeven evenmin beoordeeld te worden.
Proceskosten en wettelijke rente
5.25.
Beheermaatschappij [eisers] c.s. is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Beheermaatschappij [gedaagden] c.s. worden, mede gelet op de uitgebreidere behandeltijd tijdens de meervoudige mondelinge behandeling, begroot op:
- griffierecht
676,00
- salaris advocaat
1.535
(2,5 punten × € 614,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.389,00
5.26.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
5.27.
De proceskostenveroordeling wordt hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
wijst de vorderingen van Beheermaatschappij [eisers] c.s. af,
6.2.
veroordeelt Beheermaatschappij [eisers] c.s. hoofdelijk in de proceskosten van € 2.389,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als Beheermaatschappij [eisers] c.s. niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.3.
veroordeelt Beheermaatschappij [eisers] c.s. hoofdelijk tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
6.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 6.2 en 6.3 genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. Kelkensberg, mr. M. Warmerdam en mr. J.A. Tempelman en in het openbaar uitgesproken op 19 februari 2025.

Voetnoten

1.Definitie van eiseressen.
2.HR 20 februari 2004, NJ 2005/493 (DSM/Fox).