ECLI:NL:RBDHA:2025:2617

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 januari 2025
Publicatiedatum
21 februari 2025
Zaaknummer
AWB 24/16807
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • I.A.M. van Boetzelaer-Gulyas
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure inzake visum kort verblijf

Op 31 januari 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak AWB 24/16807, waarin verzoeker, vertegenwoordigd door mr. J. van der Haar, een verzoek indiende om de minister van Asiel en Migratie te veroordelen in de proceskosten. Dit verzoek volgde op de intrekking van zijn beroep tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op zijn bezwaarschrift van 7 maart 2024, dat betrekking had op de afwijzing van zijn aanvraag voor een visum kort verblijf. De minister had inmiddels een besluit genomen op het bezwaar, wat leidde tot de intrekking van het beroep.

De rechtbank heeft de minister de gelegenheid gegeven om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling. De minister heeft op 20 december 2024 aangegeven bereid te zijn om de proceskosten van verzoeker te vergoeden tot een bedrag van € 453,50, evenals het betaalde griffierecht van € 194,-. De rechtbank heeft vervolgens zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling.

In haar beoordeling heeft de rechtbank vastgesteld dat het verzoek om proceskostenveroordeling moet worden afgewezen, omdat het procesbelang ontbreekt. Aangezien de minister al heeft toegezegd de kosten te vergoeden, kan verzoeker met zijn verzoek niet meer bereiken dan wat al is aangeboden. De rechtbank concludeert dat het belang bij het verzoek om proceskostenvergoeding is vervallen, en wijst het verzoek af. De uitspraak is gedaan door mr. I.A.M. van Boetzelaer-Gulyas, in aanwezigheid van griffier mr. S. Berendsen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 24/16807

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 januari 2025 in de zaak tussen

[verzoeker], v-nummer: [nummer], verzoeker

(gemachtigde: mr. J. van der Haar),
en

de minister van Asiel en Migratie

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoeker om een veroordeling van de minister in de proceskosten. Verzoeker heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van zijn beroep tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op zijn bezwaarschrift van 7 maart 2024 tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een visum kort verblijf. Hij heeft het beroep ingetrokken, omdat de minister alsnog een besluit heeft genomen op zijn bezwaar.
1.1.
De rechtbank heeft de minister in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. De minister heeft op 20 december 2024 laten weten bereid te zijn de proceskosten van verzoeker te vergoeden tot een hoogte van € 453,50. De minister heeft in die brief ook laten weten het betaalde griffierecht ter hoogte van € 194,- te willen vergoeden.
1.2.
De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
3. Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
Heeft verzoeker nog belang bij een proceskostenveroordeling?
4. Procesbelang is het belang dat de belanghebbende heeft bij de uitkomst van de procedure. Daarbij gaat het erom of het doel dat de belanghebbende voor ogen heeft, met het rechtsmiddel bereikt kan worden en voor de belanghebbende van feitelijke betekenis is.
4.1.
De minister heeft met de brief van 20 december 2024 toegezegd de proceskosten tot een hoogte van € 453,50 te vergoeden. De minister heeft in die brief ook laten weten het betaalde griffierecht ter hoogte van € 194,- te willen vergoeden. Omdat de minister heeft toegezegd de proceskosten en het betaalde griffierecht te vergoeden, kan verzoeker met zijn verzoek niet meer bereiken dan hij al heeft bereikt. Het aanbod van de minister is onvoorwaardelijk. Verzoeker kan de minister aan een dergelijk aanbod houden. Daarvoor is, anders dan verzoeker betoogt, een uitspraak niet nodig. Dit betekent dat het belang bij het verzoek om proceskostenvergoeding is vervallen. [3]

Conclusie en gevolgen

5. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af, omdat het procesbelang ontbreekt.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om de minister te veroordelen in de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.A.M. van Boetzelaer-Gulyas, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Berendsen, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3.Vergelijk ABRvS 5 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1319.