ECLI:NL:RBDHA:2025:2564

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 januari 2025
Publicatiedatum
20 februari 2025
Zaaknummer
C/09/635754 / FA RK 22-6389 / C/09/649723 / FA RK 23-4556
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding met nevenvoorzieningen en afwikkeling van het huwelijksvermogen naar Zuid-Afrikaans recht

In deze zaak betreft het een echtscheiding met nevenvoorzieningen, waarbij de rechtbank Den Haag op 28 januari 2025 een tweede tussenbeschikking heeft gegeven. De rechtbank heeft vastgesteld dat het voor haar niet mogelijk is om een beslissing te nemen over de afwikkeling van het huwelijksvermogen naar het recht van Zuid-Afrika. De rechtbank overweegt om het verzoek tot echtscheiding en de nevenverzoeken af te wijzen, maar geeft partijen een laatste termijn om de benodigde informatie en stukken in te dienen, zoals eerder bepaald in de tussenbeschikking van 11 januari 2024. De man, die in Zuid-Afrika woont, heeft zijn verzoek tot echtscheiding gehandhaafd, terwijl de vrouw haar verzoeken heeft gewijzigd en voorwaardelijk ingetrokken. De rechtbank heeft op 17 december 2024 de behandeling voortgezet, waarbij beide partijen aanwezig waren, en heeft geconstateerd dat de man niet volledig heeft voldaan aan de bewijsopdracht. De rechtbank benadrukt dat de beslissing over de echtscheiding niet kan worden losgekoppeld van de beslissingen over de afwikkeling van het huwelijksvermogen, omdat dit naar Zuid-Afrikaans recht niet mogelijk is. De rechtbank heeft partijen een termijn van drie maanden gegeven om de benodigde stukken in te dienen, met een deadline van 1 mei 2025, en een mogelijkheid om op elkaars stukken te reageren tot 1 juni 2025. Indien de man niet aan deze verplichtingen voldoet, zal de rechtbank het verzoek tot echtscheiding en de nevenverzoeken afwijzen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer
Rekestnummers: FA RK 22-6389 (echtscheiding) en FA RK 23-4556 (verdeling)
Zaaknummers: C/09/635754 (echtscheiding) en C/09/649723 (verdeling)
Datum beschikking: 28 januari 2025

Echtscheiding met nevenvoorzieningen

Beschikking op het op 14 september 2022 ingekomen verzoek van:

[de man] ,

de man,
wonende op een voor de rechtbank bekend adres in Zuid-Afrika,
advocaat: voorheen mr. S.L.A. Verburgt te Den Haag, thans zonder advocaat.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de vrouw] ,

de vrouw,
wonende op een voor de rechtbank bekend adres in het Verenigd Koninkrijk,
advocaat: mr. C.L.M. Smeets te Amsterdam.

Procedure

Bij beschikking van 11 januari 2024 van deze rechtbank is bepaald welke stukken beide partijen nog moeten overleggen. Iedere verdere beslissing ten aanzien van de echtscheiding, de kinderalimentatie, de partneralimentatie, de vermogensrechtelijke afwikkeling van het huwelijk, waaronder het overleggen van stukken en het opleggen van een dwangsom, en de proceskosten is aangehouden.
De rechtbank heeft vervolgens de volgende stukken ontvangen:
  • de brief van 2 april 2024, met bijlagen in een ordner, van de vrouw;
  • het e-mailbericht van 28 maart 2024, met bijlagen, van de man;
  • het e-mailbericht van 3 april 2024 van de vrouw;
  • het e-mailbericht van 11 april 2024 van de vrouw;
  • het e-mailbericht van 15 april 2024 van de vrouw;
  • het F9-formulier van 15 april 2024, met bijlagen, van de man;
  • het e-mailbericht van 7 juni 2024, met bijlagen, van de man;
  • het e-mailbericht van 9 juli 2024, met bijlage, van de man;
  • het e-mailbericht van 11 juli 2024 van de vrouw;
  • het F9-formulier van 15 juli 2024, met bijlagen, van de vrouw;
  • de brief van 6 december 2024, met bijlagen, inhoudende gewijzigde verzoeken, van de vrouw;
  • de bijlage ‘Annexure 1 – The Company List’ van 12 december 2024 van de man.
Op 17 december 2024 is de behandeling op de zitting van de meervoudige kamer voortgezet. Hierbij zijn verschenen: de man (middels een videoverbinding), de vrouw bijgestaan door haar advocaat en mr. S.S.M.A. van der Spek, kantoorgenote van mr. Smeets, en vergezeld van de tolk mevrouw I.K. Mitzman.
Verzoek en verweer
De man handhaaft zijn verzoek tot echtscheiding en zijn nevenverzoeken ten aanzien van de vermogensrechtelijke afwikkeling.
De vrouw heeft in de brief van 6 december 2024 haar zelfstandige verzoeken gewijzigd en (voorwaardelijk) ingetrokken. Het verzoek van de vrouw luidt nu als volgt.
Bij wege van verweer tegen de verzoeken van de man:
  • het verzoek van de man tot het uitspreken van de echtscheiding primair af te wijzen en subsidiair de beslissing aan te houden totdat de vrouw in Zuid-Afrika de voor de afwikkeling van het huwelijksvermogen benodigde bewijsstukken heeft vergaard en de rechtbank heeft voorzien van deze stukken en de rechtbank heeft geïnformeerd over de wijze waarop de afwikkeling van het huwelijksvermogen dient plaats te vinden;
  • alle overige verzoeken van de man af te wijzen, dan wel de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoeken.
Bij wege van zelfstandige verzoeken:
het eerder door de vrouw gedane verzoek om de echtscheiding uit te spreken tussen
partijen als ingetrokken te beschouwen;
voorwaardelijk, indien de rechtbank de echtscheiding tussen partijen zal
uitspreken, de man te veroordelen tot betaling aan de vrouw van € 4.731,- per maand althans £ 1.273,- per maand als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige] vanaf 1 januari 2023, althans vanaf heden, althans een andere in goede justitie te bepalen datum;
voorwaardelijk, indien de rechtbank de echtscheiding tussen partijen zal
uitspreken, te bepalen dat de man aan de vrouw voor de kosten van haar levensonderhoud en dat van [minderjarige] dient te betalen een bedrag van £ 16.577,- per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
voorwaardelijk, indien de rechtbank de echtscheiding tussen partijen zal
uitspreken, de man te veroordelen tot het verstrekken van afschriften aan de vrouw van de in als bijlage FWB0.1 bij productie 14 dezes genoemde bescheiden, binnen twee weken na de in deze te wijzen (tussen)beschikking, op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per dag(deel) dat de man niet aan de veroordeling voldoet;
voorwaardelijk, indien de rechtbank de echtscheiding tussen partijen zal
uitspreken, de man te veroordelen tot het verstrekken van afschriften aan de vrouw van de stukken waaruit blijkt op welke wijze de verkoopopbrengst van de woning te [plaats] is besteed (zoals uiteengezet in randnummers 70 tot en met 74 van het processtuk van 2 maart 2023), binnen twee weken na de in deze te wijzen (tussen)beschikking, op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per dag(deel) dat de man niet aan de veroordeling voldoet;
voorwaardelijk, indien de rechtbank de echtscheiding tussen partijen zal
uitspreken, de verdeling van het huwelijksvermogen van partijen vast te stellen naar Zuid-Afrikaans recht.
De man voert verweer, dat hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Beoordeling

De rechtbank handhaaft alles wat in de vorige beschikking is overwogen en beslist, voor zover in deze beschikking niet anders wordt overwogen of beslist.
De rechtbank heeft in de tussenbeschikking van 11 januari 2024 de beslissing over de echtscheiding (en de nevenverzoeken) aangehouden. De man en de vrouw hadden op de zitting van 7 november 2023 beiden verzocht om de echtscheiding tegelijkertijd met de inhoudelijke beslissingen over de vermogensrechtelijke afwikkeling/verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap uit te spreken, omdat naar Zuid-Afrikaans recht de beslissing over de echtscheiding en de beslissingen over de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap niet kunnen worden “losgekoppeld”. De rechtbank heeft daarom de echtscheiding nog niet uitgesproken.
In voornoemde tussenbeschikking heeft de rechtbank bepaald dat partijen ten behoeve van de verdeling meer inzicht moeten geven door het overleggen van stukken. Daarbij heeft de rechtbank duidelijk uiteengezet welke aanvullende informatie en welke stukken van de man (punt 1 t/m 14) en van de vrouw (punt a t/m h) nog in het geding moeten worden gebracht om de verdeling naar Zuid-Afrikaans recht te kunnen vaststellen. De man heeft op 15 april 2024, toen nog via zijn advocaat, stukken ingediend. Deze stukken betreffen een door de man zelf opgestelde brief, waarin hij een korte toelichting geeft ten aanzien van de stukken (punt 1 t/m 14) die hij moet overleggen, met een klein aantal bijlagen, te weten:
  • een ongedateerde e-mail van We Buy Cars Client Service met het bericht dat zij geïnteresseerd zijn in een Mercedes-Benz S Class S350 Bluetec voor ZAR 375.000;
  • een brief van 15 maart 2024 van [naam] (‘founder and trustee The Merlin Trust’) met als onderwerp ‘Clarification on the Legal Status of The Merlin Trusts Assets’;
  • een afschrift van 3 februari 2024 van RMB private current account, nummer [rekeningnummer 1] , ten name van de man;
  • een ‘overview Nr. 02/2024’ van een bankrekening [rekeningnummer 2] ;
  • een niet leesbaar bericht ten aanzien van het Binance portfolio;
  • één pagina van een ‘financial statement’ van Global Carbon Exchange SA Proprietary Limited (GCX Pty Ltd);
  • een e-mail van 1 maart 2024 van Companies House over Hibocare International Limited;
  • een bericht gericht aan ‘The directors Hibocare International Limited’ met als onderwerp ‘Statutory notice – your accounts are overdue’;
  • ‘financial statements’ Hibocare International Limited ‘for the year ended April 30, 2023’;
  • ‘settlement agreement’ in de procedure in het Verenigd Koninkrijk betreffende de vordering op ITG / Agriprotein met betrekking tot te ontvangen salaris en relocation claim;
  • een ongedateerde brief van [naam] (The Merlin Trust) met als onderwerp ‘Agreement to Advance a Line of Credit’;
  • ‘Consolidated financial statements’ van African Innovations Ltd ‘for the year ended 31 December 2022’.
De rechtbank constateert dat de man hiermee grotendeels in gebreke is gebleven met het overleggen van de gevraagde stukken. De man heeft in ieder geval niet of niet volledig overgelegd de door de rechtbank van de man gevraagde stukken in de punten 2, 4, 5, 6, 7, 9, 10, 12, 13 en 14 van de tussenbeschikking. De man heeft dus niet voldaan aan datgene wat de rechtbank hem in de tussenbeschikking heeft opgedragen. De vrouw heeft op 2 april 2024 stukken ingediend. Zij heeft hiermee – op het stuk genoemd onder ‘f’ na – wel aan haar verplichting voldaan.
De vrouw heeft vervolgens haar verzoek tot echtscheiding ingetrokken en haar nevenverzoeken voorwaardelijk ingetrokken. De vrouw stelt dat zij haar verzoeken op deze manier heeft gewijzigd omdat de omvang en de aard van het vermogen aan de zijde van de man – door het niet voldoen aan de bewijsopdracht – niet duidelijk is. De vrouw heeft verder toegelicht dat zij inmiddels in Zuid-Afrika een echtscheidingsprocedure is gestart en in die procedure zal proberen te bewerkstellingen dat de man en aan hem gelieerde derden de benodigde bewijsstukken verschaffen.
De man heeft ter zitting laten weten zijn verzoek tot echtscheiding en nevenverzoeken te handhaven. Het verzoek van de man ten aanzien van de verdeling luidt als volgt: ‘
bepaling dat de vermogensrechtelijke afwikkeling naar het recht van Zuid-Afrika wordt vastgesteld aan de hand van de door de man nog in de procedure te brengen informatie respectievelijk het naar aanleiding daarvan nog nader door de man te concretiseren verzoek ter zake de vermogensrechtelijke afwikkeling’. De man heeft op de zitting 17 december 2024 desgevraagd toegelicht dat hij een verdeling wenst die in lijn is met het schikkingsvoorstel dat hij in deze procedure als bijlage heeft ingediend op 7 juni 2024.
Bij deze huidige stand van zaken is het voor de rechtbank niet mogelijk om een beslissing te nemen over de afwikkeling van het huwelijksvermogen naar het recht van Zuid-Afrika. Er ontbreekt immers te veel informatie. De rechtbank is bij deze stand van zaken voornemens de betreffende nevenverzoeken van de man en de vrouw af te wijzen. Beide partijen hebben benadrukt dat het van belang is dat de beslissing over de echtscheiding niet wordt “losgekoppeld” van de beslissingen over de afwikkeling van het huwelijksvermogen omdat, als de echtscheiding eenmaal is uitgesproken, het naar Zuid-Afrikaans recht niet mogelijk is dat de rechter daarna nog beslissingen neemt omtrent de afwikkeling van het huwelijksvermogen. Indien de rechtbank wel de echtscheiding zou uitspreken, doch de nevenverzoeken van de man en de vrouw terzake de verdeling van het huwelijksvermogen naar het recht van Zuid-Afrika wegens het ontbreken van de gevraagde informatie en stukken zou afwijzen, zou dit meebrengen dat er voor partijen geen mogelijkheid meer zou zijn om een rechterlijke beslissing omtrent de afwikkeling van het huwelijksvermogen te krijgen. Gelet op deze – voor beide partijen – vergaande consequentie zou de rechtbank, in het geval de man onvoldoende stukken overlegt om tot deugdelijke beslissingen te komen inzake de afwikkeling van het huwelijksvermogen, aanleiding zien om zowel het verzoek tot echtscheiding als de nevenverzoeken af te wijzen. Ook dit laatste zou een ingrijpende beslissing zijn.
De rechtbank zal partijen daarom nog een laatste termijn geven om de informatie en stukken zoals in de tussenbeschikking is bepaald volledig in het geding te brengen. Voor een overzicht van hetgeen partijen moeten overleggen, verwijst de rechtbank naar het dictum van de beschikking van 11 januari 2024. Partijen krijgen hiervoor een termijn van drie maanden. Dit betekent dat partijen de stukken – voor zover nog niet ingediend – uiterlijk op 1 mei 2025 aan de rechtbank dienen over te leggen, met een afschrift aan elkaar. Daarna krijgen partijen de gelegenheid om binnen een maand, dus uiterlijk op 1 juni 2025, schriftelijk op elkaars stukken te reageren. De rechtbank wijst erop dat partijen uitsluitend door middel van een advocaat schriftelijk kunnen reageren. De rechtbank zal na afloop van deze termijn de zaak in beginsel op de stukken afdoen. In het geval er alsnog niet aan het bovenstaande wordt voldaan, dan zal de rechtbank daaraan op grond van artikel 21 en 22 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de gevolgen kunnen verbinden die zij geraden acht. Als de man niet alsnog
allegevraagde stukken binnen de hiervoor gestelde termijn in het geding brengt, zal de rechtbank het verzoek tot echtscheiding (en de nevenverzoeken) afwijzen.
De rechtbank merkt ten overvloede nog het volgende op. De advocaat van de man heeft zich op 15 juli 2024 onttrokken. Tijdens de zitting is gebleken dat de man, hoewel hij stelt onvoldoende financiële middelen te hebben voor juridische bijstand in deze procedure, (nog) niet heeft geprobeerd om in Nederland op basis van een toevoeging een advocaat te verkrijgen. Mocht de man alsnog willen nagaan of hij in aanmerking komt voor gesubsidieerde rechtsbijstand in Nederland, dan kan hij deze pro forma termijn benutten om dat te onderzoeken. De rechtbank zal in ieder geval geen acht slaan op nadere schriftelijke standpunten van de man als deze niet via een advocaat bij de rechtbank worden ingediend.

Beslissing

De rechtbank:
*
bepaalt dat partijen de in de beschikking van 11 januari 2024 genoemde stukken – voor zover nog niet ingediend –
uiterlijk op 1 mei 2025aan de rechtbank dienen over te leggen, met een afschrift aan elkaar;
*
bepaalt dat beide partijen daarna in de gelegenheid worden gesteld om binnen een maand, dus
uiterlijk op 1 juni 2025, schriftelijk op elkaars stukken te reageren;
*
houdt iedere verdere beslissing ten aanzien van de
echtscheiding, de kinderalimentatie, de partneralimentatie, de vermogensrechtelijke afwikkeling van het huwelijk, waaronder het overleggen van stukken en het opleggen van een dwangsom, en de proceskostenaan tot
15 juni 2025 pro forma.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.C. Olland, A.M. van der Vliet en P. van der Zanden, rechters, tevens kinderrechters, bijgestaan door mr. M. Verkerk als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 28 januari 2025.