ECLI:NL:RBDHA:2025:2543

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 februari 2025
Publicatiedatum
20 februari 2025
Zaaknummer
NL25.5336
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toegangsweigering en vrijheidsontneming van een vreemdeling met verblijfsrecht in Spanje

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 februari 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de toegang tot Nederland van een vreemdeling, eiser, die verblijfsrecht claimt in Spanje. Eiser had op 27 januari 2025 twee besluiten ontvangen: het eerste besluit weigerde hem toegang tot Nederland op basis van de Schengengrenscode, terwijl het tweede besluit een vrijheidsontnemende maatregel oplegde op basis van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft tegen deze besluiten beroep ingesteld, waarbij hij tevens schadevergoeding heeft verzocht.

Tijdens de zitting op 13 februari 2025 heeft de gemachtigde van eiser aangevoerd dat de toegang ten onrechte is geweigerd, omdat eiser een verlopen verblijfsvergunning en een verlengingsaanvraag voor zijn verblijfsvergunning in Spanje had getoond. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd waarom de toegang is geweigerd, aangezien eiser niet in het bezit was van een geldig visum of verblijfsvergunning. De rechtbank heeft vastgesteld dat het aan eiser was om aan te tonen dat hij aan de toegangsvoorwaarden voldeed, wat hij niet heeft kunnen doen.

De rechtbank heeft ook de vrijheidsontnemende maatregel beoordeeld en geconcludeerd dat deze op goede gronden is opgelegd. Eiser had geen recht op toegang tot Nederland, en de maatregel is pas opgeheven nadat de Spaanse autoriteiten bevestigden dat zijn aanvraag om verlenging van de verblijfsvergunning was ingewilligd. De rechtbank heeft beide beroepen ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen, met de overweging dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.5336 (toegangsweigering) en NL25.5340 (vrijheidsontnemening)

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], V-nummer: [V-nummer], eiser

(gemachtigde: mr. S. Karkache),
en

de Minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. T. Stelpstra).

Procesverloop

1. Bij besluit van 27 januari 2025 (bestreden besluit 1) is aan eiser op grond van artikel 14, gelezen in samenhang met artikel 6 van Verordening (EU) nr. 2016/399 (Schengengrenscode) de toegang geweigerd en bij besluit van diezelfde datum (bestreden besluit 2) is aan eiser op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd.
1.1.
Eiser heeft tegen de vrijheidsontnemende maatregel beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding. Op grond van artikel 94, tweede lid, van de Vw 2000 wordt, indien aan de vreemdeling een besluit tot weigering van toegang tot Nederland is uitgereikt, het beroep geacht mede een beroep tegen dit besluit te omvatten.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 13 februari 2025 op zitting behandeld. Eiser en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

Over bestreden besluit 1 (toegangsweigering)
2. De gemachtigde van eiser heeft aangevoerd dat verweerder ten onrechte de toegang aan de grens heeft geweigerd omdat eiser verblijfsrecht heeft in Spanje. Eiser heeft aan de grens zijn verlopen verblijfsvergunning en verlengingsaanvraag laten zien.
3. De rechtbank overweegt als volgt
4. Verweerder heeft aan het besluit tot opleggen van grensweigering ten grondslag gelegd dat eiser:
- niet in het bezit is van een geldig visum of een geldige verblijfsvergunning en
- niet in het bezit is van passende documentatie waaruit het doel en de omstandigheden van het verblijf blijken.
5. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder voldoende gemotiveerd waarom eiser de toegang tot Nederland is geweigerd. Verweerder stelt zich terecht op het standpunt dat het aan eiser is om aan te tonen dat hij aan de toegangsvoorwaarden voldoet. Toen eiser zich aan de grens meldde, was hij niet in bezit in van een geldig visum of een geldige verblijfsvergunning. Een verlopen verblijfsvergunning en een aanvraag om zijn Spaanse verblijfsvergunning te verlengen (die eiser naar eigen zeggen op zijn telefoon kon tonen) is daarvoor onvoldoende, te meer omdat de Koninklijke Marechaussee (KMar) aan de Spaanse autoriteiten heeft gevraagd of eiser verblijfsrecht heeft in Spanje. Daar is toen ontkennend op geantwoord. Verweerder was niet gehouden om een nader onderzoek te verrichten. Dat eisers aanvraag om verlenging van de Spaanse verblijfsvergunning op 3 februari 2025 is ingewilligd, leidt evenmin tot een andere conclusie, omdat deze omstandigheid zich na de toegangsweigering heeft voorgedaan.
Over bestreden besluit 2 (vrijheidsontnemende maatregel)
6. Op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, van de Vw kan de vreemdeling aan wie toegang tot Nederland is geweigerd worden verplicht zich op te houden in een door de ambtenaar belast met de grensbewaking aangewezen ruimte of plaats die is beveiligd tegen ongeoorloofd vertrek.
7. Omdat de maatregel op 7 februari 2025 is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiser schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de toepassing en tenuitvoerlegging van de maatregel op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest.
8. Namens eiser is aangevoerd dat ten onrechte de vrijheidsontnemende maatregel is opgelegd, omdat hem ten onrechte de toegang tot Nederland is geweigerd. Daarnaast heeft eiser herhaaldelijk verklaard verblijfsrecht te hebben in Spanje. Deze informatie is door verweerder niet of onvoldoende betrokken bij oplegging van de maatregel.
9. De rechtbank overweegt als volgt
10. Nu eiser terecht de toegang is geweigerd, heeft verweerder op goede gronden een vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6, eerste en tweede lid Vw opgelegd. Nadat de gemachtigde van eiser heeft aangegeven dat eisers aanvraag om verlenging van de verblijfsvergunning op 3 februari 2025 is ingewilligd, heeft verweerder opnieuw navraag gedaan bij de Spaanse autoriteiten en gevraagd of dit klopt. De Spaanse autoriteiten hebben op 7 februari 2025 bevestigend geantwoord. De vrijheidsontnemende maatregel is op diezelfde dag opgeheven.
10.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de vrijheidsontnemende maatregel niet te laat opgeheven. Het lag op de weg van eiser om aannemelijk te maken dat hij verblijfsrecht heeft. Verweerder heeft in de enkele mededeling van eiser dat sprake is van inwilliging van de aanvraag geen aanleiding hoeven zien om de maatregel direct op te heffen.
Over beide beroepen
11. Het beroep tegen bestreden besluit 1 en tegen bestreden besluit 2 is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. van Dokkum, rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Froma, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van verzending van deze uitspraak of na de dag van plaatsing daarvan in het digitale dossier.