ECLI:NL:RBDHA:2025:2522

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 februari 2025
Publicatiedatum
20 februari 2025
Zaaknummer
NL24.50529
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en terugkeerbesluit van een Filipijnse eiseres

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 7 februari 2025 uitspraak gedaan in een asielzaak van een Filipijnse eiseres. Eiseres heeft op 22 april 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die op 17 december 2024 door de minister van Asiel en Migratie werd afgewezen als kennelijk ongegrond. Tevens werd er een terugkeerbesluit en een inreisverbod van twee jaar opgelegd. Eiseres heeft aangevoerd dat zij bij terugkeer naar de Filipijnen in een situatie van ernstige materiële deprivatie terecht zal komen, en dat er een gebrek aan rechtszekerheid en een hoge mate van criminaliteit en politieke onrust heerst in haar thuisland. De rechtbank heeft op 28 januari 2025 de zaak behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, maar de verweerder was afwezig.

De rechtbank oordeelde dat de minister op goede gronden de asielaanvraag had afgewezen, omdat eiseres voornamelijk sociaaleconomische motieven had aangevoerd, die niet onder de bescherming van het Vluchtelingenverdrag vallen. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat zij bij terugkeer naar de Filipijnen in een uitzonderlijke humanitaire situatie zou komen. Het beroep tegen het terugkeerbesluit en het inreisverbod werd gegrond verklaard, en de rechtbank vernietigde deze besluiten, waarbij verweerder werd opgedragen een nieuw terugkeerbesluit te nemen. Het beroep tegen de afwijzing van de asielaanvraag voor het overige werd ongegrond verklaard.

De rechtbank kende eiseres een proceskostenvergoeding toe van € 3.174,50. De uitspraak is openbaar gemaakt en de voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.50529 (asielberoep), NL24.50530 (voorlopige voorziening) en NL24.49260 (beroep niet-tijdig beslissen)

uitspraak van de enkelvoudige kamer en voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiseres] , V-nummer: [v-nummer] , eiseres/verzoekster

(gemachtigde: mr. S.H. van Wingerden),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

Inleiding

1. Eiseres heeft op 22 april 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Op 21 november 2024 heeft eiseres een ingebrekestelling ingediend. Op 10 december 2024 heeft eiseres een beroep niet-tijdig beslissen (NTB) ingediend.
1.1.
Bij bestreden besluit van 17 december 2024 heeft verweerder de aanvraag van eiseres in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond. Verder heeft verweerder aan eiseres en een terugkeerbesluit en inreisverbod van 2 jaar opgelegd.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep tegen de afwijzing van de asielaanvraag en het verzoek om een voorlopige voorziening op 28 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en S. Egei als tolk. Verweerder was met bericht vooraf afwezig.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat de zaak over?
Het asielrelaas
2. Eiseres heeft de Filipijnse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1975. In 2008 heeft eiseres de Filipijnen verlaten vanwege armoede. Dat is ook de reden dat eiseres om asiel vraagt. Als eiseres terug zou gaan naar de Filipijnen, zou ze geen stabiel inkomen hebben en grote moeite hebben om daar te kunnen leven.
Het bestreden besluit
3. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder het volgende relevante element: 1) Identiteit, nationaliteit en herkomst. Verweerder heeft dit element geloofwaardig geacht. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres alleen (sociaal)economische motieven heeft aangevoerd, die niet raken aan het Vluchtelingenverdrag of ernstige schade als bedoeld in artikel 3 van het EVRM. [1] Verweerder concludeert daarom dat de asielaanvraag wordt afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
Wat vindt eiseres?
4. Eiseres voert – kort samengevat - het volgende aan. Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij bij terugkeer in een situatie van ernstige materiele deprivatie terecht zal komen, omdat zij dakloos zal worden en niet kan voorzien in haar basisbehoeften. Verder voert eiseres aan dat in de Filipijnen een gebrek aan rechtszekerheid en een hoge mate van criminaliteit en politieke onrust is. De combinatie van haar gedwongen vlucht uit Oekraïne, de traumatische gevolgen hiervan en haar eerdere ervaringen op de Filipijnen zorgen volgens eiseres voor een verhoogde kwetsbaarheid en verweerder heeft dit ten onrechte niet betrokken in de beoordeling van het risico op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM bij terugkeer. Verder voert eiseres aan dat zij tot 4 maart 2025 onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming valt. Dit blijkt ook uit de brief die verweerder aan haar heeft gezonden op 13 december 2025. Dit had ook in het bestreden besluit betrokken moeten worden. Verweerder had daarom ook geen terugkeerbesluit en inreisverbod mogen uitvaardigen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Beroep niet-tijdig beslissen
5. Ten aanzien van het beroep niet-tijdig beslissen, oordeelt de rechtbank dat dit beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat verweerder inmiddels een besluit heeft genomen. De rechtbank doet daarom op grond van 8:54 van de Awb [2] uitspraak zonder zitting. Nu tussen partijen niet in geschil is dat de beslistermijn door verweerder is overschreden en pas na deze overschrijding een besluit op de aanvraag van eiseres is genomen, ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiseres voor het beroep niet-tijdig beslissen.
Bestreden besluit
6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder op goede gronden de asielaanvraag af mogen wijzen. Daarbij is van belang dat eiseres sociaaleconomische motieven ten grondslag legt aan haar asielaanvraag. Ook in het nader gehoor heeft eiseres uitdrukkelijk verklaard niet naar de Filipijnen te willen omdat zij daar in armoede terecht zou komen. [3] Armoede was ook de reden waarom zij in eerste instantie vertrok uit de Filipijnen. [4] Verweerder heeft er in het bestreden besluit terecht op gewezen dat economische motieven niet zijn te herleiden tot een van de vervolgingsgronden van het Vluchtelingenverdrag of artikel 3 van het EVRM. [5] Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij bij terugkeer naar de Filipijnen in een uitzonderlijke humanitaire situatie als bedoeld in het arrest Sufi en Elmi [6] of S.H.H. tegen het Verenigd Koninkrijk [7] terecht zal komen. Voor zover eiseres een beroep doet op de politieke situatie en de (on)veiligheid in de Filipijnen, leidt dit niet tot een ander oordeel. Verweerder heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat eiseres geen individuele feiten of concrete omstandigheden heeft aangevoerd die aannemelijk maken dat zij bij terugkeer een reëel risico loopt op ernstige schade. Een beroep op de algemene situatie in het land is daarvoor onvoldoende. Voor zover eiseres betoogt dat verweerder haar kwetsbaarheid vanwege de traumatische gevolgen van haar vlucht uit Oekraïne en haar eerdere ervaringen in de Filipijnen had moeten betrekken, oordeelt de rechtbank dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat het causaal verband tussen de ervaringen in Oekraïne en de Filipijnen en de verhoogde kwetsbaarheid mist. Ter zitting heeft eiseres bevestigd dat er geen medische stukken zijn. Nu eiseres haar stelling niet heeft onderbouwd, kan het betoog van eiseres niet slagen.
6.1.
Gelet op het voorgaande heeft verweerder de aanvraag van eiseres af mogen wijzen als kennelijk ongegrond, omdat zij bij de indiening van haar aanvraag slechts economische motieven heeft aangevoerd. Daarmee heeft eiseres alleen aangelegenheden aan de orde gesteld die niet ter zake doen met betrekking tot de vraag of zij in aanmerking komt voor een asielvergunning.
Terugkeerbesluit en inreisverbod
7. De rechtbank stelt vast dat verweerder op 1 en 6 mei en 13 december 2024, brieven aan eiseres heeft gestuurd. Daarin staat - kort samengevat - dat eiseres tijdelijk mag blijven tot - en ook nadat - het Europese Hof van Justitie (het Hof) de vragen van de Afdeling over de Richtlijn Tijdelijke Bescherming heeft beantwoord. Voor 4 maart 2025 zal verweerder eiseres berichten. Redengevend hiervoor is dat verweerder tijd nodig heeft om te bepalen wat de uitspraak voor de praktijk zal betekenen. Op 13 december 2025 heeft verweerder een voornemen tot afwijzing van de asielaanvraag van eiseres uitgebracht. Op 17 december 2024 heeft verweerder aan eiseres een terugkeerbesluit en inreisverbod voor de duur van 2 jaar opgelegd. Op 19 december 2024 heeft het Hof de prejudiciële vragen beantwoord.
7.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder ten onrechte een terugkeerbesluit zonder vertrektermijn opgelegd. In de brieven van 1 en 6 mei en 13 december 2024 staat concreet en ondubbelzinnig dat eiseres tot en ook na de uitspraak van het Hof van 19 december 2024 in Nederland mag blijven. Eiseres wijst ook terecht op het bericht op de website van verweerder dat een afwijzend asielbesluit dit niet anders maakt. [8] De rechtbank zal daarom het terugkeerbesluit vernietigen en verweerder opdragen een nieuw terugkeerbesluit te nemen. Daarbij wijst de rechtbank erop dat artikel 62, derde lid, Vw verweerder de mogelijkheid biedt om de vertrektermijn te verlengen. Nu het terugkeerbesluit wordt vernietigd, kan ook het inreisverbod geen stand meer houden.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is gegrond, voor zover het ziet op het terugkeerbesluit en het inreisverbod. De rechtbank zal het terugkeerbesluit en het inreisverbod vernietigen en verweerder opdragen een nieuw terugkeerbesluit te nemen met in achtneming van deze uitspraak. Het beroep is voor het overige ongegrond.
9. Nu er op het beroep is beslist, is er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter zal het verzoek daarom afwijzen.
10. De rechtbank ziet aanleiding om een proceskostenvergoeding toe te kennen. Gelet op het oordeel in de bodemprocedure, ziet de rechtbank aanleiding om een punt toe te kennen voor het verzoekschrift. Ten aanzien van het beroep niet tijdig beslissen zal de rechtbank een punt met een gewicht van 0,5 toekennen. De proceskostenvergoeding stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 3174,50,-. [9]

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep tegen het asielbesluit gegrond, voor zover het ziet op het terugkeerbesluit en het inreisverbod;
- vernietigt het terugkeerbesluit;
- vernietigt het inreisverbod;
- draagt verweerder op een nieuw terugkeerbesluit te nemen met inachtneming van de uitspraak;
- verklaart het beroep voor het overige ongegrond;
- verklaart het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om de voorlopige voorziening af.
De rechtbank/de voorzieningenrechter:
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 3.174,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Froma, griffier.
Informatie over hoger beroep en verzet
Een partij die het niet eens is met de uitspraak op het beroep met nummer NL24.50529, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Als partijen het niet eens zijn met de uitspraak op het beroep met nummer NL24.49260 kunnen zij binnen zes weken na verzending een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden. Tegen de uitspraak op het verzoek om de voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
2.Algemene wet bestuursrecht.
3.Nader gehoor, 11 december, 2024, bladzijde 7.
4.Nader gehoor, 11 december, 2024, bladzijde 5.
5.Zie de uitspraak van de hoogste bestuursrechter, de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 22 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1054.
6.Arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) van 28 juni 2011, ECLI:CE:ECHR:2011:0628JUD000831907, paragrafen 281 t/m 283.
7.Arrest van 29 januari 2013, ECLI:CE:ECHR:2013:0129JUD006036710, paragrafen 74 tot en met 77.
8.Verblijf niet-Oekraïners met tijdelijke Oekraïense verblijfsvergunning (derdelanders) | IND.
9.1 punt voor het indienen van het beroepschrift met zaaknummer NL24.50529, 1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting (allen met wegingsfactor 1) en 1 punt voor het indienen van het beroepschrift met zaaknummer NL24.49260, met een wegingsfactor 0,5, met een waarde van € 907,- per punt.