ECLI:NL:RBDHA:2025:2518

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 februari 2025
Publicatiedatum
20 februari 2025
Zaaknummer
NL24.50534
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Somalische vreemdeling met Keniaans paspoort

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser, van Somalische nationaliteit, heeft op 25 november 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 10 december 2024 afgewezen als kennelijk ongegrond, en heeft eiser een terugkeerbesluit en een inreisverbod van twee jaar opgelegd. Op 16 januari 2025 volgde een aanvullend terugkeerbesluit, waarin eiser werd opgedragen terug te keren naar Kenia of Senegal.

De rechtbank heeft het beroep op 28 januari 2025 behandeld, waarbij eiser werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De minister verscheen niet. Eiser stelt dat hij bedreigd is door Al-Shabaab en vreest voor zijn leven bij terugkeer naar Somalië. De rechtbank oordeelt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij zijn Keniaanse paspoort op frauduleuze wijze heeft verkregen. Eiser heeft geen contact opgenomen met de Keniaanse autoriteiten om zijn nationaliteit te bevestigen, wat de rechtbank als onvoldoende beschouwt.

De rechtbank concludeert dat de minister op goede gronden heeft geoordeeld dat eiser de Keniaanse nationaliteit heeft en dat de afwijzing van de asielaanvraag terecht is. Het beroep wordt ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen, in aanwezigheid van mr. J.R. Froma, en is openbaar gemaakt op 21 februari 2025.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.50534 (beroep) en NL24.50535 (voorlopige voorziening)

uitspraak van de enkelvoudige kamer en voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser/verzoeker (hierna: eiser)

(gemachtigde: mr. F. Khodajoo-Aziz Maleki),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser heeft op 25 november 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 10 december 2024 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond. Verder heeft verweerder aan eiser een terugkeerbesluit en een inreisverbod van twee jaar opgelegd.
1.1.
Op 16 januari 2025 heeft verweerder een aanvullend terugkeerbesluit opgelegd, inhoudende dat eiser moet terugkeren naar Kenia of Senegal.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 28 januari 2025 op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder is met bericht vooraf niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat de zaak over?
Het asielrelaas
2. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser stelt van Somalische nationaliteit te zijn en te zijn bedreigd door Al-Shabaab, die hem probeerde te ronselen. Eiser is vervolgens uit Somalië gevlucht waarna hij herhaaldelijk telefonisch door Al-Shabaab is bedreigd. Bij terugkeer vreest hij voor Al-Shabaab en hij vreest terug te worden gestuurd naar Somalië vanwege zijn illegaal verkregen Keniaanse paspoort. Eiser heeft bij zijn aanvraag een echt bevonden Somalisch paspoort en een echt bevonden Keniaans paspoort overgelegd.
Het bestreden besluit
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen: 1) identiteit, nationaliteit en herkomst; en 2) Problemen met Al-Shabaab. Verweerder stelt zich hierover op het standpunt dat het eerste element geloofwaardig is en het tweede element niet. Verweerder heeft op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, Vw de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond.
Wat vindt eiser?
4. Eiser voert aan dat hij alleen de Somalische nationaliteit heeft en niet de Keniaanse nationaliteit. Eiser heeft aangegeven zijn Keniaanse paspoort via een mensensmokkelaar te hebben verkregen. Verder voert eiser aan dat het besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen en dat hij niet tegenstrijdig heeft verklaard over de hoeveelheid bedreigende telefoontjes die hij van Al-Shabaab heeft ontvangen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. Zoals de hoogste bestuursrechter heeft overwogen in de uitspraak van 14 maart 2024 [1] , ligt in de eerste plaats op de weg van de vreemdeling om aannemelijk te maken dat een echt bevonden paspoort op frauduleuze wijze is verkregen. De vraag of een dergelijk paspoort op frauduleuze wijze is verkregen is een vraag die, eventueel mede op basis van bij de vreemdeling bekende feiten en omstandigheden over de verkrijging daarvan, bij uitstek kan worden beantwoord door de autoriteiten van het land dat het paspoort heeft afgegeven. De Afdeling is daarom van oordeel dat in deze gevallen van een vreemdeling mag worden verwacht dat hij alles doet waar hij redelijkerwijs toe in staat is om van die autoriteiten een verklaring te verkrijgen waaruit blijkt of zij het betreffende paspoort aanmerken als rechtsgeldig afgegeven en/of de vreemdeling als hun onderdaan beschouwen. Dit kan een vreemdeling vanuit Nederland bijvoorbeeld doen door contact op te nemen met de diplomatieke vertegenwoordiging van het land dat het paspoort heeft afgegeven. Hierbij mag van een vreemdeling worden verwacht dat hij de wijze waarop hij dat contact heeft gelegd, en de reactie van de autoriteiten, zo veel mogelijk schriftelijk vastlegt. Ook mag worden verwacht dat de vreemdeling contact zoekt in een voor het land dat het paspoort heeft afgegeven gangbare taal, de door de betreffende autoriteiten voorgeschreven procedures volgt, de gevraagde informatie verstrekt en zo nodig rappelleert. Als een vreemdeling onvoldoende moeite heeft gedaan om een verklaring, als hiervoor bedoeld, van de autoriteiten te verkrijgen, mag de minister ervan uitgaan dat de vreemdeling de nationaliteit heeft die op het paspoort is vermeld.
6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich op goede gronden op het standpunt kunnen stellen dat eiser de Keniaanse nationaliteit heeft. Eiser heeft namelijk niet aannemelijk gemaakt dat hij zijn echt bevonden Keniaanse paspoort op frauduleuze wijze heeft verkregen. Eiser heeft in dit verband geen enkele inspanning verricht. Zo heeft eiser geen contact gezocht met de Keniaanse ambassade om uitsluitsel te krijgen over zijn Keniaanse nationaliteit. Dat eiser zelf geen e-mailadres heeft, zoals ter zitting namens hem is verklaard, doet daar niet aan af. Nog daargelaten dat het eenvoudig is een e-mailadres aan te maken, heeft eiser de mogelijkheid om te bellen of post te versturen. Daarnaast wordt eiser bijgestaan door een professionele rechtsbijstandverlener die namens hem contact op kan nemen met de Keniaanse autoriteiten.
7. Verder stelt de rechtbank vast dat verweerder eiser tegenwerpt dat hij oppervlakkig, summier en tegenstrijdig over de telefonische bedreigingen van Al-Shabaab in Kenia heeft verklaard. Eiser heeft in het nader gehoor verklaard dat er “wel wat telefoontjes” waren en dat hij “wel een paar keer” is gebeld, maar dat hij niet precies weet hoeveel. [2] Naar het oordeel van de rechtbank is dit weliswaar niet tegenstrijdig, maar heeft verweerder eiser wel kunnen tegenwerpen dat hij hier oppervlakkig en summier over heeft verklaard. Daarbij weegt de rechtbank mee dat het hier gaat om de kern van eisers asielrelaas. Verder heeft verweerder eiser in dit kader ook mogen tegenwerpen dat Al-Shabaab van 2019 tot 2024 wist waar eiser woonde, maar hem desondanks nooit heeft opgezocht. Van onzorgvuldigheid is dan ook niet gebleken.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Nu er op het beroep is beslist, is er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter zal het verzoek daarom afwijzen.
9. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om de voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Froma, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling), ECLI:NL:RVS:2024:1071.
2.Nader gehoor, 5 december 2025, bladzijden 10 en 11.