ECLI:NL:RBDHA:2025:2515

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 februari 2025
Publicatiedatum
20 februari 2025
Zaaknummer
NL24.50540
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van eiser met Somalische nationaliteit en Keniaans paspoort

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser, die stelt de Somalische nationaliteit te hebben, diende op 25 november 2024 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel in. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 10 december 2024 afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser heeft verklaard dat hij in Kenia is geboren en dat hij daar ernstige bedreigingen heeft ervaren van Al-Shabaab, wat hem heeft doen besluiten naar Nederland te vluchten. De rechtbank heeft op 28 januari 2025 de zaak behandeld, waarbij eiser werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. F. Khodajoo-Aziz Maleki.

De rechtbank oordeelt dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd om zijn Somalische nationaliteit aan te tonen, terwijl hij wel een Keniaans paspoort heeft overgelegd. De rechtbank stelt dat het aan eiser is om aannemelijk te maken dat dit paspoort op frauduleuze wijze is verkregen. Eiser heeft pas na de afwijzing van zijn asielaanvraag contact opgenomen met de Keniaanse ambassade, wat volgens de rechtbank niet getuigt van een oprechte inspanning om zijn identiteit te bewijzen. De rechtbank concludeert dat verweerder op goede gronden heeft aangenomen dat eiser de Keniaanse nationaliteit heeft en dat de asielaanvraag terecht is afgewezen.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.50540 (beroep) en NL24.50541 (voorlopige voorziening)

uitspraak van de enkelvoudige kamer en voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser], V-nummer: [v-nummer] , eiser/verzoeker (hierna: eiser)
(gemachtigde: mr. F. Khodajoo-Aziz Maleki),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser heeft op 25 november 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 10 december 2024 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
Verweerder heeft op 16 januari 2025 een aanvullend terugkeerbesluit opgelegd, inhoudende dat eiser terug moet keren naar Kenia of Senegal.
1.2.
De rechtbank heeft beroep op 28 januari 2025 op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder was met bericht vooraf afwezig.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat de zaak over?
Het asielrelaas
2. Eiser stelt de Somalische nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedag] 2000. Eiser heeft verklaard dat zijn vader in 2005 is vermoord door Al-Shabaab. Het geweld is het gevolg van een stammenconflict waar Al-Shabaab achter zit. Eiser is zelf zwaargewond geraakt bij een aanslag op het huis van zijn oom. Eisers knie is daarbij ernstig beschadigd en zijn oom is omgekomen. In Kenia heeft eiser een operatie gehad aan zijn knie. Omdat de artsen hem niet verder konden helpen en hij Al Shabaab vreest, is eiser uit Kenia vertrokken naar Nederland. Ter onderbouwing van zijn relaas heeft eiser een kopie van zijn Somalische geboorteakte en een medisch rapport van [instelling] uit Nairobi overgelegd.
Het bestreden besluit
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen: 1) identiteit, nationaliteit en herkomst en 2) Problemen in Kenia. Verweerder heeft beide elementen niet geloofwaardig geacht. Daarnaast heeft eiser een echt bevonden Keniaans paspoort overgelegd, maar hij stelt de Somalische nationaliteit te hebben. Volgens verweerder heeft eiser haar misleid over zijn identiteit en nationaliteit. Op grond van artikel 30b, lid 1, onder c, Vw heeft verweerder daarom de asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond.
Wat vindt eiser?
4. Eiser stelt zich op het standpunt dat hij de Somalische nationaliteit heeft. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiser (gestelde) originele documenten getoond, te weten een identiteitsdocument en een geboorteakte. Deze documenten zijn volgens eiser door familieleden per post naar hem opgestuurd vanuit Somalië. Verder voert eiser aan dat hij voldoende inspanningen heeft verricht om aannemelijk te maken dat hij niet de Keniaanse nationaliteit heeft. Ter zitting heeft gemachtigde e-mails overgelegd die naar de Keniaanse ambassade zijn gestuurd. Daarnaast stelt eiser dat hij niet kan terugkeren naar Somalië en dat het besluit onzorgvuldig is voorbereid.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. Zoals de hoogste bestuursrechter heeft overwogen in de uitspraak van 14 maart 2024 [1] , ligt in de eerste plaats op de weg van de vreemdeling om aannemelijk te maken dat een echt bevonden paspoort op frauduleuze wijze is verkregen. De vraag of een dergelijk paspoort op frauduleuze wijze is verkregen is een vraag die, eventueel mede op basis van bij de vreemdeling bekende feiten en omstandigheden over de verkrijging daarvan, bij uitstek kan worden beantwoord door de autoriteiten van het land dat het paspoort heeft afgegeven. De Afdeling is daarom van oordeel dat in deze gevallen van een vreemdeling mag worden verwacht dat hij alles doet waar hij redelijkerwijs toe in staat is om van die autoriteiten een verklaring te verkrijgen waaruit blijkt of zij het betreffende paspoort aanmerken als rechtsgeldig afgegeven en/of de vreemdeling als hun onderdaan beschouwen. Dit kan een vreemdeling vanuit Nederland bijvoorbeeld doen door contact op te nemen met de diplomatieke vertegenwoordiging van het land dat het paspoort heeft afgegeven. Hierbij mag van een vreemdeling worden verwacht dat hij de wijze waarop hij dat contact heeft gelegd, en de reactie van de autoriteiten, zo veel mogelijk schriftelijk vastlegt. Ook mag worden verwacht dat de vreemdeling contact zoekt in een voor het land dat het paspoort heeft afgegeven gangbare taal, de door de betreffende autoriteiten voorgeschreven procedures volgt, de gevraagde informatie verstrekt en zo nodig rappelleert. Als een vreemdeling onvoldoende moeite heeft gedaan om een verklaring, als hiervoor bedoeld, van de autoriteiten te verkrijgen, mag de minister ervan uitgaan dat de vreemdeling de nationaliteit heeft die op het paspoort is vermeld.
6. Uit de ter zitting overgelegde e-mails blijkt dat eiser op 13 december 2024, dus na het bestreden besluit, voor het eerst contact heeft gezocht met de Keniaanse ambassade. Vervolgens heeft de gemachtigde van eiser op 6 januari 2025 per e-mail bij de Keniaanse ambassade gerappelleerd in het Nederlands. Op 21 januari 2025 heeft eiser nogmaals zijn e-mail van 13 december 2024 naar de Keniaanse ambassade verzonden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser hiermee geen oprechte inspanning geleverd om een verklaring van de Keniaanse autoriteiten te krijgen. Daarbij is van belang dat eiser pas na het bestreden besluit in actie is gekomen. Verder is het eerste rappel van gemachtigde in het Nederlands en is het tweede rappel een herhaling van de eerste e-mail, zonder aanvullende informatie of begeleidend schrijven. Verweerder heeft onder deze omstandigheden niet de plicht om contact op te nemen met de Keniaanse ambassade. Dat verweerder hiermee onzorgvuldig heeft gehandeld volgt de rechtbank dan ook niet..
7. Nu eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij zijn Keniaanse paspoort frauduleus heeft verkregen, heeft verweerder er op goede gronden vanuit mogen gaan dat eiser de Keniaanse nationaliteit heeft. De stukken die gemachtigde ter zitting heeft getoond doen daar niet aan af. Het is namelijk mogelijk dat eiser zowel de Keniaanse als de Somalische nationaliteit bezit. Verder overweegt de rechtbank dat eiser tijdens het nader gehoor heeft verklaard dat hij geen originele documenten meer heeft omdat zijn huis in brand is gestoken. [2] De rechtbank acht het daarom opmerkelijk dat eiser nu wel (gestelde) originele documenten wil overleggen. Op zitting is hier geen verklaring voor gegeven. De rechtbank ziet gelet op het voorgaande geen aanleiding de stukken aan het dossier toe te voegen en verweerder opdracht te geven ze op echtheid te laten onderzoeken.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Nu op het beroep is beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
9. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Froma, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling), ECLI:NL:RVS:2024:1071.
2.Nader gehoor, 5 december 2024, bladzijden 4 en 5.