Op 10 januari 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag een mondelinge uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekers, die bezwaar maakten tegen de verleende omgevingsvergunning voor het kappen van 5 bomen en het verplanten van 9 bomen in de Schedeldoekshaven, hebben hun verzoek ingediend omdat zij de kap van de bomen als onterecht beschouwen. De omgevingsvergunning was verleend door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag op 21 november 2024. De voorzieningenrechter heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat het college in redelijkheid heeft kunnen besluiten dat het belang van de werkzaamheden aan het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelatie en het Ministerie van Justitie en Veiligheid zwaarder weegt dan het belang bij het behoud van de bomen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de werkzaamheden noodzakelijk zijn en dat er geen alternatieven zijn om de bomen te behouden. Bovendien is het college in staat geweest om aan te tonen dat na de werkzaamheden nieuwe bomen zullen worden geplant op de plek van de gekapte bomen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, waardoor de omgevingsvergunning kan worden uitgevoerd. Er is geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskosten, en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.