ECLI:NL:RBDHA:2025:249

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 januari 2025
Publicatiedatum
10 januari 2025
Zaaknummer
24-9843
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening tegen omgevingsvergunning voor kappen en verplanten van bomen in Den Haag

Op 10 januari 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag een mondelinge uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekers, die bezwaar maakten tegen de verleende omgevingsvergunning voor het kappen van 5 bomen en het verplanten van 9 bomen in de Schedeldoekshaven, hebben hun verzoek ingediend omdat zij de kap van de bomen als onterecht beschouwen. De omgevingsvergunning was verleend door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag op 21 november 2024. De voorzieningenrechter heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat het college in redelijkheid heeft kunnen besluiten dat het belang van de werkzaamheden aan het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelatie en het Ministerie van Justitie en Veiligheid zwaarder weegt dan het belang bij het behoud van de bomen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de werkzaamheden noodzakelijk zijn en dat er geen alternatieven zijn om de bomen te behouden. Bovendien is het college in staat geweest om aan te tonen dat na de werkzaamheden nieuwe bomen zullen worden geplant op de plek van de gekapte bomen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, waardoor de omgevingsvergunning kan worden uitgevoerd. Er is geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskosten, en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/9843

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van

10 januari 2025 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker] en anderen, allen te [woonplaats] , verzoekers

en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, het college

(gemachtigde: D. van der Klaauw).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
het Rijksvastgoedbedrijf, te Den Haag (vergunninghouder).
(gemachtigde: L.J.M. Bouman)

Inleiding

1. Dit proces-verbaal bevat de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers tegen de verleende omgevingsvergunning voor het kappen van 5 bomen en het verplanten van 9 bomen die zich bevinden in de openbare ruimte van de Schedeldoekshaven.
Met het bestreden besluit van 21 november 2024 heeft het college de gevraagde omgevingsvergunning verleend aan vergunninghouder. Verzoekers hebben hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het college heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 10 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekers [verzoeker] en [naam 1] , de gemachtigde van het college, vergezeld door [naam 2] (groenbeheerder) en de gemachtigde van vergunninghouder, vergezeld door mr. E. Aktaran.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
3. In artikel 2:88 van de Algemene Plaatselijke Verordening voor de gemeente Den Haag (APV) staat dat het college de omgevingsvergunning voor de kap van de bomen alleen kan weigeren als er een bijzonder belang is. Die bijzondere belangen in dat artikel zijn de: natuur-, educatieve en milieuwaarden of de belevings- en gebruikswaarden van de bomen.
4. In dit geval speelt een van deze bijzondere belangen. De bomen hebben namelijk een grote belevings- en gebruikswaarde. Dat is tussen partijen niet in geschil.
5. In dat geval moet een belangenafweging worden gemaakt met aan de ene kant het belang bij het behoud van de bomen en aan de andere kant het belang bij de kap. Dat belang is gelegen in de werkzaamheden die moeten worden uitgevoerd aan het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelatie en het Ministerie van Justitie en Veiligheid.
6. Het college en het Rijksvastgoedbedrijf hebben toegelicht dat het noodzakelijk is dat de werkzaamheden worden verricht. Het gaat om werkzaamheden aan twee installaties op het dak van de gebouwen die zijn afgekeurd en die nodig zijn voor onderhoud en het schoonhouden van de ministeries. Dat het nodig is om de installaties te gebruiken blijkt eruit dat er enige scheurvorming aan de buitenkant van de gebouwen is geconstateerd, waaraan onderhoud moet worden gepleegd. De voorzieningenrechter vindt het gelet hierop aannemelijk dat de werkzaamheden moeten worden uitgevoerd.
7. De voorzieningenrechter vindt het ook aannemelijk dat de werkzaamheden niet kunnen worden uitgevoerd op een manier waarbij de bomen kunnen worden behouden. De hijskraan is zodanig groot dat die niet op een andere manier kan worden gepositioneerd, waarbij de bomen niet hoeven te worden gekapt. Het Rijksvastgoedbedrijf heeft verder toegelicht dat er is gekeken naar alternatieven, maar dat die er niet zijn. Vliegen met helikopers is niet toegestaan en de onderdelen die moeten worden vervangen zijn te zwaar om in delen binnendoor of via een gevellift naar boven te brengen. Verzoekers denken dat er mogelijk nog alternatieven zijn, maar dat is niet concreet geworden.
8. Het college heeft vervolgens in redelijkheid kunnen vinden dat het belang van het uitvoeren van de werkzaamheden zwaarder weegt dan het belang bij het behoud van de bomen. In die belangenafweging heeft het college mogen betrekken dat na de werkzaamheden weer nieuwe bomen worden geplant op de plek van de bomen die worden gekapt. Het gaat daarbij om 14 iepen die vanwege hun langere stam beter op deze plek passen dan de platanen die worden gekapt. Van de te kappen platanen worden er bovendien 9 behouden die elders in Den Haag weer worden geplant.
9. Het kappen van de bomen leidt daarom ook niet tot strijd met de nota Stadsbomen. Van een afname van het aantal bomen is geen sprake.
10. De voorzieningenrechter volgt ten slotte het argument van verzoekers dat de gezondheid van de bomen een oneigenlijke rol heeft gespeeld in de belangenafweging niet. Uit het dossier volgt dat slechts 1 boom moet worden gekapt vanwege de slechte gezondheid. De 13 andere bomen moeten worden gekapt om plaats te maken voor de werkzaamheden, ongeacht of deze gezond zijn of niet. Voor deze bomen is de gezondheid alleen relevant voor de vraag of deze kunnen worden verplant op een andere plek in Den Haag.
11. De vrees van verzoekers dat er in de toekomst mogelijk opnieuw werkzaamheden moeten worden uitgevoerd waarbij bomen worden gekapt, leidt niet tot een ander oordeel. De voorzieningenrechter stelt voorop dat deze vrees begrijpelijk is en niet kan worden weggenomen. In juridische zin gaat het echter om een toekomstige onzekere gebeurtenis. Dat betekent dat op dit moment niet kan worden gezegd of er in de toekomst opnieuw dergelijke werkzaamheden nodig zijn en of er dan moet worden gekapt. De kap van de bomen, die op dit moment noodzakelijk is, kan niet worden tegenhouden vanwege een mogelijke onzekere gebeurtenis in de toekomst.
12. Dat betekent dat er geen reden is op grond waarvan het besluit van het college onrechtmatig is.

Conclusie en gevolgen

13. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat van de verleende omgevingsvergunning gebruik kan worden gemaakt.
14. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
15. Partijen zijn erop gewezen dat tegen deze mondelinge uitspraak geen hoger beroep of verzet openstaat.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 10 januari 2025 door mr. J. Schaaf, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van drs. A.C.P. Witsiers, griffier.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.