ECLI:NL:RBDHA:2025:2482

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 februari 2025
Publicatiedatum
20 februari 2025
Zaaknummer
C/09/678055 / JE RK 25-3 en C/09/659323 / JE RK 24-19
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige met benoeming van een bijzondere curator

Op 6 februari 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in een zaak betreffende de verlenging van een ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De kinderrechter heeft ook de (her)benoeming van de bijzondere curator, mevrouw drs. A. van Teijlingen, behandeld. De zaak is voortgekomen uit twee verzoekschriften: het eerste van de Stichting Jeugdbescherming West Haaglanden, en het tweede van de bijzondere curator zelf. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd moet worden voor de duur van een jaar, omdat er nog steeds zorgen zijn over zijn emotionele en fysieke veiligheid. De kinderrechter heeft ook de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd, omdat [minderjarige] zich momenteel goed ontwikkelt in het gezinshuis, maar er nog veel onduidelijkheid is over zijn toekomstperspectief. De kinderrechter heeft benadrukt dat het belangrijk is dat er snel duidelijkheid komt over de mogelijkheden voor [minderjarige] om bij zijn moeder of bij [informant 2] te wonen. De bijzondere curator heeft de taak om de belangen van [minderjarige] te behartigen en te onderzoeken wat de beste opvoedomgeving voor hem is. De kinderrechter heeft de bijzondere curator herbenoemd voor een periode van zes maanden, zodat zij kan blijven toezien op de situatie van [minderjarige] en de omgang met de betrokken volwassenen kan coördineren. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissingen direct van kracht zijn, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Jeugd- en Zorgrecht
Zaaknummers:
I: C/09/678055 / JE RK 25-3
II: C/09/659323 / JE RK 24-19
Datum uitspraak: 6 februari 2025
Beschikking van de kinderrechter over:
I.
een verlenging van een ondertoezichtstelling en verlenging van een machtiging tot uithuisplaatsing;
II.
de (her)benoeming van de bijzondere curator (ex artikel 1:250 BW)
in de zaak naar aanleiding van het op 2 januari 2025 ingekomen verzoekschrift (hierna te noemen: verzoek I) van:
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, gevestigd te Den Haag,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
en
in de zaak naar aanleiding van het op 31 januari 2025 ingekomen verzoekschrift (hierna te noemen: verzoek II) van:
mevrouw drs. A. van Teijlingente Sassenheim,
hierna te noemen: de bijzondere curator,
over:
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2011 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden bij beide verzoeken aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats 4] ,
advocaat: mr. R.W. de Gruijl te Rotterdam.
De kinderrechter merkt als informanten aan:
[informant 1],
hierna te noemen: de stiefvader,
wonende te [woonplaats 1] ,
[informant 2],
hierna te noemen: [informant 2] ,
wonende te [woonplaats 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende bij verzoek I aan:
de bijzondere curator.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden bij verzoek II aan:
[gezinshuisvader] ,
hierna te noemen: de gezinshuisvader,
en
[gezinshuismoeder] ,
hierna te noemen: de gezinshuismoeder,
hierna ook gezamenlijk te noemen: de gezinshuisouders,
gezamenlijk wonende te [woonplaats 3] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Bij beschikking van 8 augustus 2024 heeft de kinderrechter in deze rechtbank een machtiging verleend [minderjarige] uit huis te plaatsen in een gezinsgerichte voorziening van 12 augustus 2024 tot 12 februari 2025. Voorts heeft de kinderrechter bij diezelfde beschikking mevrouw drs. A. van Teijlingen benoemd tot bijzondere curator voor [minderjarige] waarbij de bijzondere curator is belast met de navolgende taken:
de stem van [minderjarige] in en buiten rechte vertegenwoordigen, en daartoe rechtshandelingen verrichten, en zo nodig verzoeken doen bij de rechtbank;
onderzoek doen naar de vraag of en in hoeverre [minderjarige] zich in een loyaliteitsconflict bevindt;
onderzoek doen naar de mening van [minderjarige] over waar hij nu en op een langere termijn zou willen wonen;
onderzoek doen naar wat [minderjarige] nodig heeft om zich verder kunnen ontwikkelen en in welke opvoedsituatie hem dat het beste geboden kan worden.
De bijzondere curator kon haar onderzoek starten vanaf eind oktober 2024. De behandeling van de zaak is vervolgens, in afwachting van het verslag van de bijzondere curator, pro forma aangehouden tot 12 februari 2025.
1.2.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • de beschikking van 8 augustus 2024 en de hierin benoemde stukken;
  • het verzoekschrift van de gecertificeerde instelling met bijlagen, ontvangen op 2 januari 2025;
  • het document over de screening van [informant 2] van de gecertificeerde instelling, ontvangen op 21 januari 2025;
  • de toetsing van de Raad voor de Kinderbescherming met betrekking tot verzoek I, van 29 januari 2025;
  • het verslag met bevindingen van de bijzondere curator, ontvangen op 31 januari 2025;
  • het verweerschrift van de moeder met betrekking tot verzoek I met bijlagen, ontvangen op 31 januari 2025.
1.3.
De zitting is met gesloten deuren voortgezet op 6 februari 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder met haar advocaat, mr. V. de Roo, waarnemend voor mr. R.W. de Gruijl;
  • de bijzondere curator;
  • [naam] , namens de gecertificeerde instelling;
  • de stiefvader;
  • [informant 2] .
1.4.
De gezinshuisouders zijn niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de gezinshuisouders wel juist zijn opgeroepen.
1.5.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar zijn mening gevraagd. De gezinshuismoeder heeft op 6 februari 2025 een e-mailbericht gestuurd naar de rechtbank waarin de mening van [minderjarige] wordt geciteerd. De kinderrechter heeft de mening van [minderjarige] ter zitting besproken. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De kinderrechter verwijst voor een weergave van de feiten naar de beschikking van 8 augustus 2024.

3.De verzoeken

Verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging uithuisplaatsing (verzoek I)
3.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de gecertificeerde instelling de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een gezinsgerichte voorziening te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling. De gecertificeerde instelling verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek, samengevat en zakelijk weergegeven, als volgt gemotiveerd. [minderjarige] is op 29 november 2022 uit huis geplaatst omdat er grote zorgen waren over zijn basale verzorging en over zijn emotionele en fysieke veiligheid. De moeder had een ambivalente houding in het accepteren van de hulpverlening en erkende de geuite zorgen niet. De stiefvader van [minderjarige] speelde een beschermende rol voor hem en [minderjarige] heeft hier ook een tijd gewoond. [minderjarige] is in februari 2024 verhuisd naar een gezinshuis in [plaatsnaam] , omdat hij op dat moment niet terug kon naar de moeder en de stiefvader niet langer de zorg voor hem kon dragen. [minderjarige] voelt zich veilig en vertrouwd bij de gezinshuisouders, maar geeft tegelijkertijd aan dat hij niet in het gezinshuis wil blijven wonen. In het gezinshuis vindt [minderjarige] het druk omdat er veel andere kinderen wonen en [minderjarige] vindt het moeilijk om aansluiting met hen te vinden. Wel gaat dit nu beter sinds er twee nieuwe kinderen in het gezinshuis zijn komen wonen. [minderjarige] heeft meerdere keren aangegeven weer bij zijn stiefvader te willen wonen. Wanneer [minderjarige] niet bij de stiefvader zou kunnen wonen, zou hij bij de moeder willen wonen. [minderjarige] is echter wisselend in zijn uitspraken hierover, omdat hij ook aangeeft in het verleden meerdere malen door moeder te zijn geslagen en dat hij bang is dat dit opnieuw zal gebeuren. [minderjarige] heeft om de week anderhalf uur begeleide omgang met de moeder. Het contact van de moeder naar [minderjarige] toe is liefdevol en de moeder komt alle afspraken trouw na. De week dat er geen bezoek plaatsvindt, is er begeleid videobelcontact tussen de moeder en [minderjarige] . De moeder en [minderjarige] genieten van de bezoeken, maar [minderjarige] heeft wel aangegeven nog niet alleen te durven zijn met de moeder vanwege dingen die in het verleden gebeurd zijn. [minderjarige] gaat een weekend per maand bij de stiefvader logeren, waar ook zijn kleine halfbroertje woont. Vaak komt ook een andere halfbroer van [minderjarige] hier langs en via de moeder heeft [minderjarige] ook contact met zijn oudste halfbroer. Zo onderhoudt [minderjarige] contact met al zijn halfbroers, waar hij erg van geniet. De vraagt speelt nog steeds waar [minderjarige] langdurig zal moeten gaan wonen. Zelf wil hij graag bij de stiefvader wonen, maar dit is helaas geen optie en dit is ook al meerdere keren aan [minderjarige] uitgelegd. [minderjarige] lijkt dit echter nog niet te kunnen accepteren. De moeder zou graag willen dat [minderjarige] weer bij haar komt wonen. Wanneer dit niet kan, zou de moeder graag willen dat [minderjarige] bij [informant 2] zal gaan wonen. [informant 2] is hiertoe bereid, maar de screening hiervoor staat op dit moment ‘on hold’ omdat er nog niet voldoende contact is geweest tussen hem en [minderjarige] . De bijzondere curator heeft in de afgelopen periode onderzoek gedaan naar de beste plek voor [minderjarige] . Er wordt gezien dat [minderjarige] een plek nodig heeft die hem duidelijkheid, geborgenheid, veiligheid, uitdaging en een benadering op zijn niveau kan bieden. Het is op dit moment nog niet duidelijk wie hem dit kan bieden. Hoewel [minderjarige] aangeeft niet in het gezinshuis te willen wonen, is het op dit moment ook niet verstandig om hem te verplaatsen zonder dat er zekerheid is over zijn perspectief. Ook is het in de afgelopen periode lastig gebleken om hierin stappen te zetten, omdat er geen vaste jeugdbeschermer meer betrokken is. De vorige jeugdbeschermer heeft als voorwaarde gesteld en er bij de moeder op aangespoord om persoonlijkheidsonderzoek te laten plaatsvinden, aangezien de moeder zelf een belast verleden heeft en de gecertificeerde instelling zicht wil krijgen op moeders functioneren en wil nagaan wat de juiste hulp is die kan worden ingezet en om te onderzoeken in hoeverre zij leerbaar is en kan aansluiten bij wat [minderjarige] nodig heeft. Dit heeft nog niet plaatsgevonden. Ook was de samenwerking tussen de moeder en de toenmalige jeugdbeschermer ernstig verstoord. Wat wel duidelijk is geworden, is dat [minderjarige] hulp nodig heeft, aangezien hij zelf heeft aangegeven graag met iemand te willen praten, en dat hij hiervoor aangemeld dient te worden bij Karakter. De moeder heeft hier tot op heden nog geen toestemming voor gegeven. Wanneer deze toestemming niet wordt gegeven, zal een procedure voor vervangende toestemming gestart moeten worden. Nu er nog zo veel onduidelijkheid is rondom het perspectief van [minderjarige] en hier nog veel voor moet worden uitgezocht, is de gecertificeerde instelling van mening dat het in het belang is van [minderjarige] als hij tijdens dit onderzoek in het gezinshuis kan blijven. De gecertificeerde instelling acht daarom een verlenging van de maatregelen noodzakelijk voor de duur van een jaar, zodat [minderjarige] ontwikkeling gemonitord kan worden en er in deze tijd onderzoek kan worden gedaan naar het perspectief van [minderjarige] . De gecertificeerde instelling vindt het hierbij in het belang van [minderjarige] als de bijzondere curator haar onderzoek zou kunnen voortzetten en dus zou worden herbenoemd.
Herbenoeming bijzondere curator (verzoek II)
3.3.
De bijzondere curator verzoekt te worden herbenoemd. Zij is in de afgelopen periode druk bezig geweest om met alle betrokkenen en [minderjarige] te spreken, om zo uit te vinden waar [minderjarige] het beste kan gaan opgroeien. Het is duidelijk dat hierover onder alle betrokken volwassenen, en bij [minderjarige] , veel verschillende meningen bestaan. [minderjarige] voelt zich loyaal naar zijn moeder en stiefvader, en wil het liefst bij een van hen wonen. Met betrekking tot het perspectief van [minderjarige] ziet de bijzondere curator als mogelijkheden voor de middellange termijn het gezinshuis, wat tevens perspectiefbiedend is, thuisplaatsing bij de moeder of bij [informant 2] . Het is nog niet duidelijk geworden wat de beste plek is voor [minderjarige] . De bijzondere curator is van mening dat er nog onvoldoende onderzoek is gedaan naar waarom de moeder niet de zorg voor [minderjarige] zou kunnen dragen, aangezien het wel de meest logische optie is voor een kind om bij zijn eigen ouder te wonen. Er moet daarom samen met de moeder en [minderjarige] worden onderzocht of een thuisplaatsing nog mogelijk is. Het zou hierbij wel logisch zijn als [minderjarige] gedurende dit onderzoek in het gezinshuis kan blijven, aangezien hij zich hier goed ontwikkelt en het niet in zijn belang is om onnodig verplaatst te worden. In de tussentijd is het ook van belang dat [minderjarige] hulp krijgt om hetgeen hij heeft meegemaakt te verwerken. De bijzondere curator vindt het in het belang van [minderjarige] noodzakelijk dat zij wordt herbenoemd voor de duur van zes maanden, zodat er vinger aan de pols kan worden gehouden en zij nader onderzoek kan doen naar wat [minderjarige] nodig heeft en waar zijn perspectief ligt. Nu er geen vaste jeugdbeschermer is, zou de bijzondere curator hiernaast graag in het belang van [minderjarige] ervoor zorgen dat zijn omgang met alle betrokkenen in goede banen wordt geleid zodat hij hierdoor niet wordt overbelast. De bijzondere curator zou hierbij de regie willen nemen in het contact met alle betrokkenen en een passend schema opstellen, zodat zij [minderjarige] stem kan vertegenwoordigen en hem op een gezonde wijze kan verbinden met alle volwassenen, zonder zijn eigen ontwikkelingstaken uit het oog te verliezen.

4.De standpunten

4.1.
Er is door en namens de moeder geen verweer gevoerd tegen de verlenging van de ondertoezichtstelling. Er is wel verweer gevoerd tegen de verlenging van de uithuisplaatsing van [minderjarige] . [minderjarige] moet weer bij zijn moeder gaan wonen. Wanneer er wordt besloten dat dit nu nog niet kan, kan [minderjarige] bij [informant 2] wonen. [minderjarige] wordt niet gehoord wanneer hij zijn wensen aangeeft over waar hij graag zou willen wonen. [minderjarige] heeft al meerdere keren aangegeven niet te willen blijven in het huidige gezinshuis omdat de omgeving een slechte invloed heeft op zijn welzijn. Dat de gecertificeerde instelling blijft stellen dat dit de beste plek voor hem is, is in strijd met de kernprincipes van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK), en met name met artikel 12 waaruit volgt dat de stem van het kind serieus genomen moet worden. Het is ook in strijd met de opdracht van de kinderrechter. De moeder ziet signalen dat [minderjarige] zijn mening niet vrijelijk kan uiten. Uit artikel 12 IVRK volgt ook dat [minderjarige] recht heeft op duidelijkheid over zijn perspectief, maar hier is nog steeds geen concreet plan voor opgesteld, wat zeer zorgelijk is. De gecertificeerde instelling kijkt onvoldoende naar alternatieven voor het gezinshuis. Er wordt onvoldoende onderzoek gedaan naar hoe er kan worden toegewerkt naar een thuisplaatsing bij de moeder en er is onvoldoende geïnvesteerd in het opbouwen van een band tussen [minderjarige] , [informant 2] en zijn halfbroer. Zowel de moeder als [informant 2] hebben voldoende opvoedvaardigheden en kunnen [minderjarige] een passende thuissituatie bieden, wat ook blijkt uit de omgangsverslagen. Hiernaast is de moeder van mening dat de gecertificeerde instelling een verkeerd beeld schetst van haar en dat er onjuiste beweringen over haar worden gemaakt en onjuiste feiten worden weergegeven, waaronder het niet aangaan van een constructieve samenwerking. De moeder is echter niet degene die een constructieve samenwerking in de weg stond. De moeder is bereid mee te werken met de noodzakelijk hulpverlening en volgt de opvoedadviezen op. Ook verleent de moeder toestemming om [minderjarige] in te schrijven bij Karakter voor nadere diagnostiek. De moeder verzoekt daarom primair om het verzoek af te wijzen. Subsidiair verzoekt de moeder het verzoek toe te wijzen voor de duur van zes maanden, met aanhouding van het overige, zodat er een vinger aan de pols gehouden kan worden en er een concreet plan voor [minderjarige] perspectief kan worden opgesteld. Het is in het belang van [minderjarige] dat er nu stappen worden gezet en wordt doorgepakt. Hierbij moet de omgang tussen de moeder en [minderjarige] voortvarend worden uitgebreid.
Met betrekking tot de bijzondere curator vindt de moeder het erg goed dat [minderjarige] iemand heeft om mee te kunnen praten. Wel heeft de moeder twijfels over de herbenoeming, nu het rapport van de bijzondere curator niet volledig op de juiste feiten is gebaseerd. De moeder is het over het algemeen wel eens met de visie van de bijzondere curator, maar het is niet waar dat zei [minderjarige] geslagen zou hebben.
4.2.
[informant 2] heeft ter zitting naar voren gebracht dat hij in de eerste plaats van mening is dat [minderjarige] bij zijn moeder kan wonen en dat hij geen zorgen heeft over de opvoedcapaciteiten van de moeder. Wanneer [minderjarige] niet bij de moeder wordt geplaatst, wil [informant 2] wel de zorg voor hem dragen. De screening van [informant 2] is ‘on hold’ gezet, omdat er eerst meer contact moest komen tussen hem en [minderjarige] . Het is echter lastig om [minderjarige] veel te zien, omdat het gezinshuis een beperkt tijdslot hiervoor heeft en [informant 2] hem hiernaast niet extra kan zien. Het zou goed zijn als de bijzondere curator hierin een rol kan spelen.
4.3.
De stiefvader heeft ter zitting naar voren gebracht dat het het belangrijkst is dat [minderjarige] niet langer wordt belast door de meningen en inzichten van alle volwassenen. Het zou goed zijn als de bijzondere curator betrokken blijft om hierbij te helpen door een passend omgangsschema voor hem op te zetten. Het perspectief van [minderjarige] moet bepaald worden, aangezien het niet goed voor hem is om telkens door alle hectiek rondom een rechtszaak belast te worden. Het gaat nu goed met [minderjarige] in het gezinshuis, en hoewel hij soms moeite heeft met de drukte, heeft hij zich ook ontwikkeld door de uitdagingen die hij daar tegenkomt.

5.De beoordeling

Ten aanzien van de verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging uithuisplaatsing van (verzoek I)
5.1.
Op basis van de stukken en de zitting is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.2.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. Hoewel [minderjarige] zich nu goed ontwikkelt in het gezinshuis en alle betrokkenen duidelijk veel om hem geven en het beste voor hem willen, zijn de zorgen over hem onverminderd aanwezig. [minderjarige] is een gevoelige jongen met kind-eigenproblematiek, en het is noodzakelijk dat hij hiervoor passende hulpverlening krijgt. De kinderrechter vindt het daarom erg positief dat de moeder ter zitting toestemming heeft gegeven om [minderjarige] hiervoor in te schrijven bij Karakter voor nadere diagnostiek. Het is hiernaast voor [minderjarige] noodzakelijk dat er zo spoedig mogelijk meer duidelijkheid komt over zijn perspectief. [minderjarige] heeft de zeer duidelijke wens dat hij het liefst bij zijn stiefvader wil wonen, maar wanneer dit niet kan, dat hij bij zijn moeder of in het gezinshuis wil wonen. De moeder en [informant 2] zouden graag willen dat [minderjarige] weer bij de moeder gaat wonen, en wanneer dit niet mogelijk is, dat hij bij [informant 2] zal wonen. De kinderrechter is van oordeel dat het niet in het belang is van [minderjarige] dat hij nog langer belast zal worden door de onzekerheid en onrust rondom de bepaling van zijn verblijfplaats. Het is daarom noodzakelijk dat er in de komende periode zo voortvarend mogelijk zal worden ingezet op het doen van onderzoek naar de mogelijkheden en uitdagingen met betrekking tot een plaatsing bij de moeder, [informant 2] en bij het gezinshuis. Het is hierbij in het bijzonder van belang dat er wordt gefocust op de rol van de moeder als opvoeder en op haar omgang met [minderjarige] , nu een kind in beginsel door zijn ouder opgevoed dient te worden. De kinderrechter geeft alle betrokkenen mee dat het hierbij van belang is dat [minderjarige] in dit proces zo min mogelijk wordt belast door alle (goedbedoelde) meningen van de betrokken volwassenen, zodat hij zich kan richten op zijn eigen ontwikkeling. Nu er in de komende periode nog veel moet worden ingezet en onderzocht, is de kinderrechter van oordeel dat het noodzakelijk is dat er een jeugdbeschermer betrokken wordt/blijft die zicht houdt op [minderjarige] ontwikkeling, ervoor zorgt dat er passende hulpverlening voor hem wordt ingezet en doorgang vindt, en zich inzet voor het onderzoek naar het perspectief van [minderjarige] . De kinderrechter verlengt daarom de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van een jaar. De kinderechter spreekt hierbij de hoop uit dat er zo snel mogelijk weer een vaste jeugdbeschermer betrokken wordt bij [minderjarige] en dat alle betrokkenen zich in het belang van [minderjarige] inzetten om tot een constructieve samenwerking te komen.
5.3.
Ook is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding. [1]
5.4.
De kinderrechter overweegt daartoe dat er in de komende periode meer duidelijkheid zal moeten komen over [minderjarige] perspectief. Voordat hier meer duidelijkheid over is, is het echter niet in het belang van [minderjarige] om te worden thuisgeplaatst of opnieuw te moeten verhuizen naar een nieuwe plek. Hoewel [minderjarige] het soms druk vindt in het gezinshuis en hij het er niet altijd even makkelijk heeft, wordt wel gezien dat hij zich hier goed ontwikkelt en dat het een goede plek voor hem is. De kinderrechter vindt het daarom in zijn belang dat [minderjarige] hier, in afwachting van zijn perspectief, kan blijven. De kinderrechter overweegt hierbij tevens dat ter zitting door de bijzondere curator en de advocaat van de moeder is verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing toe te wijzen voor een kortere periode, zodat een toetsmoment kan plaatsvinden en de voortgang kan worden besproken. De kinderrechter is van oordeel dat het in het belang is van [minderjarige] dat er in de komende periode voortvarend wordt gehandeld en dat het hierbij goed is als hiervoor een stok achter de deur is. De kinderrechter zal daarom de uithuisplaatsing van [minderjarige] verlengen voor de duur van zes maanden, met aanhouding van het overige deel van het verzoek.
5.5.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.
Ten aanzien van de (her)benoeming van de bijzondere curator (verzoek II)
5.6.
In het verlengde van het voorgaande ziet de kinderrechter ook aanleiding om de bijzondere curator te herbenoemen. Op grond van artikel 1:250 van het Burgerlijk Wetboek kan de rechter een bijzondere curator benoemen om een minderjarige zowel in als buiten rechte te vertegenwoordigen. De rechter kan dit doen als - in aangelegenheden betreffende de verzorging en opvoeding of het vermogen van een minderjarige - de belangen van (één van) de met het gezag belaste ouders of voogd(en) in strijd zijn met die van de minderjarige. De rechter moet beoordelen of zij die benoeming noodzakelijk acht en daarbij in het bijzonder de aard van de belangenstrijd in aanmerking nemen. Benoeming van een bijzondere curator kan plaatsvinden op verzoek van een belanghebbende of ambtshalve.
5.7.
De kinderrechter overweegt daartoe dat er de komende periode nog veel op [minderjarige] en zijn omgeving af zal komen en dat het belangrijk is dat er iemand is die daarbij specifiek de belangen van [minderjarige] in het oog houdt. De bijzondere curator heeft in de afgelopen periode alle betrokkenen, waaronder [minderjarige] , gesproken en onderzoek gedaan naar een mogelijk loyaliteitsconflict bij [minderjarige] , naar zijn mening over waar hij graag zou willen wonen en naar wat hij nodig heeft op zich zo optimaal mogelijk te kunnen ontwikkelen. De bijzondere curator heeft echter aangevoerd dat nader onderzoek naar het perspectief van [minderjarige] en naar hoe er het beste aangesloten kan worden op zijn opvoedbehoeftes nog nodig is. Ook heeft de bijzondere curator aangevoerd dat er op dit moment veel op [minderjarige] afkomt met betrekking tot de omgangsmomenten, en dat, mede door de afwezigheid van een vaste jeugdbeschermer, er op dit moment geen zicht is welk effect deze momenten op hem hebben en hoe deze momenten het beste kunnen worden gestroomlijnd. De bijzondere curator is bereid deze rol tot regievoering voor een goede omgangsregeling op zich te nemen. Ter zitting heeft de gecertificeerde instelling aangegeven hiertegen geen bezwaar te zien.
5.8.
Gelet op het voorgaande vindt de kinderrechter het noodzakelijk dat de bijzondere curator de belangen van [minderjarige] blijft behartigen. De bijzondere curator kan in deze uitzonderlijke omstandigheden het belang van [minderjarige] bij het onderzoek naar een geschikte en liefdevolle opvoeder bewaken en daarvoor het noodzakelijke doen. De kinderrechter vraagt aldus aan de bijzondere curator om de stem van [minderjarige] te blijven vertegenwoordigen, zijn situatie, wensen en belangen in kaart te brengen en daarover verslag uit te brengen.
5.9.
Daarnaast is het in het belang van [minderjarige] dat zijn omgangsmomenten met de belangrijke mensen in zijn leven zo optimaal mogelijk verlopen, zodat deze niet de in de weg staan van het focussen op zijn eigen ontwikkeling. De kinderrechter vraagt de bijzondere curator als onderdeel van haar opdracht daarop toe te blijven zien en hiervoor de passende voorzieningen te treffen, zodat zij [minderjarige] stem kan vertegenwoordigen en hij zich op een gezonde wijze kan verbinden met alle betrokken volwassenen, zonder zijn eigen ontwikkelingstaken uit het oog te verliezen.
5.10.
De bijzondere curator heeft verklaard bereid te zijn om ook in de komende periode als bijzondere curator voor [minderjarige] te blijven optreden. De kinderrechter zal haar daarom bij deze beschikking herbenoemen. In het belang van de werkzaamheden van de bijzondere curator zal er ook een afschrift van de beschikking aan de bijzondere curator worden toegestuurd.
5.11.
Van haar bevindingen dient de bijzondere curator schriftelijk verslag te doen aan de kinderrechter, aan de gecertificeerde instelling en aan de voornoemde belanghebbenden. De termijn daarvoor verbindt de kinderrechter aan de looptijd van de machtiging uithuisplaatsing, te weten zes maanden. Het verslag van de bijzondere curator dient vóór de zitting met betrekking tot het aangehouden deel van het verzoek bij iedereen bekend te zijn.
5.12.
Tot slot verzoekt de kinderrechter de bijzondere curator om de ‘leidraad werkwijze en verslag bijzondere curatoren ex artikel 1:250 BW’ in acht te nemen en wijst zij de betrokkenen erop dat zij gevolg dienen te geven aan de door de bijzondere curator te geven instructies.

6.De beslissing

De kinderrechter:
Ten aanzien van de zaak met zaaknummer C/09/678055 / JE RK 25-3:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 12 februari 2026;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een gezinsgerichte voorziening tot 12 augustus 2025;
6.3.
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan tot een nader te bepalen zitting,
gelegen vóór 12 augustus 2025, bij mr. P. de Haan, tegen welke zitting de gecertificeerde instelling, de moeder, de advocaat van de moeder, de bijzondere curator, de stiefvader, [informant 2] , de gezinshuismoeder en de gezinshuisvader dienen te worden opgeroepen;
6.4.
verzoekt de gecertificeerde instelling
uiterlijk twee wekenvoor deze zitting een schriftelijke update aan de rechtbank en aan de belanghebbenden toe te sturen;
6.5.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Ten aanzien van de zaak met zaaknummer C/09/659323 / JE RK 24-19:
6.4. (
her)benoemt tot bijzondere curator
mevrouw drs. A. van Teijlingente Sassenheim;
6.5.
bepaalt dat de bijzondere curator
uiterlijk twee weken vóór 12 augustus 2025(zijnde de einddatum van de machtiging uithuisplaatsing) schriftelijk (voorlopig) verslag dient te doen aan de rechtbank, de gecertificeerde instelling en de belanghebbenden;
6.6.
bepaalt dat de verzoeker en belanghebbenden na ontvangst van het verslag van de bijzondere curator, desgewenst, hierop schriftelijk kunnen reageren; deze reactie dient binnen één week na ontvangst aan de rechtbank, aan de bijzondere curator en aan de belanghebbenden te worden toegezonden;
6.7.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.8.
houdt de zaak
C/09/659323 / JE RK 24-19in afwachting van het voorgaande
pro forma aan tot een nader te bepalen zitting gelegen vóór 12 augustus 2025, bij mr. P. de Haan,tegen welke zitting de gecertificeerde instelling, de moeder, de advocaat van de moeder, de bijzondere curator, de stiefvader, [informant 2] , de gezinshuismoeder en de gezinshuisvader dienen te worden opgeroepen, zodat de zaak gecombineerd behandeld kan worden met de
zaak C/09/678055 / JE RK 25-3.
6.9.
gelast de griffier een afschrift van deze beschikking te sturen aan de bijzondere curator.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 6 februari 2025 door
mr. P. de Haan, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. M. van Leeuwen als griffier,
en op schrift gesteld op 19 februari 2025.
Voor zover in deze beschikking eindbeslissingen staan, kan hoger beroep tegen deze beschikking
worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is
verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de
beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.

Voetnoten

1.Artikel 1:265b, eerste lid, BW.