ECLI:NL:RBDHA:2025:24741

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 december 2025
Publicatiedatum
22 december 2025
Zaaknummer
NL25.10842
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van een Afghaanse eiser met betrekking tot vervolging door de Taliban en de geloofwaardigheid van zijn verklaringen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 december 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Afghaanse eiser. De eiser had op 14 januari 2023 een asielaanvraag ingediend, waarbij hij stelde dat hij en zijn familie in gevaar waren door de Taliban. De rechtbank oordeelde dat de minister van Asiel en Migratie de aanvraag van de eiser ten onrechte had afgewezen. De rechtbank vond dat de minister onvoldoende had gemotiveerd waarom de eiser geen oprechte inspanning had geleverd om zijn aanvraag te staven. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de eiser over de bedreigingen van de Taliban niet geloofwaardig waren, maar dat de minister niet had onderbouwd waarom de verklaringen van de eiser niet samenhangend waren. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg de minister op om binnen twaalf weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak. Tevens werd de minister veroordeeld in de proceskosten van de eiser, vastgesteld op € 1.814.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.10842

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser,

V-nummer: [V-nummer] ,
(gemachtigde: mr. M.C.M.E. Schijvenaars),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder,

(gemachtigde: mr. W.M.A. van Hoof).

Procesverloop

Bij besluit van 7 februari 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond. [1]
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 11 december 2025 op zitting behandeld in Breda. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen [tolk] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedag] 1998 en heeft de Afghaanse nationaliteit. Hij heeft op 14 januari 2023 een asielaanvraag ingediend in Nederland. Hij heeft daaraan ten grondslag gelegd dat zijn vader als chauffeur heeft gewerkt en daarvoor reisde tussen Jalalabad en Kaboel. De Taliban heeft zijn vader in 2016 of 2017 in Jalalabad gevraagd om explosieven en munitie te vervoeren naar Kaboel voor hen. Zijn vader heeft dit geweigerd. Vervolgens is zijn vader naar Iran gevlucht en is hij niet meer teruggekeerd naar Afghanistan. In 2021 kwam de Taliban opnieuw aan de macht. Op 5 november 2021, drie maanden na de machtsovername en nadat eiser en zijn familie een bruiloftsfeest van hun overbuurman hadden bezocht, kwam de Taliban bij hun huis en hebben zijn broer, die de deur openmaakte, vermoord. Eiser is diezelfde dag nog gevlucht. Eiser vermoedt dat de Taliban via de bruiloft achter de naam van eisers familie is gekomen en daarmee de link met hun vader heeft gelegd. Daarnaast vreest eiser wegens zijn Hazara afkomst en Sjiitische religie.
2. Verweerder vindt eisers identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig. De gestelde problemen van eiser en zijn familie met de Taliban acht verweerder niet geloofwaardig. Hiertoe overweegt verweerder het volgende. Eiser heeft geen oprechte inspanning geleverd om zijn aanvraag te staven. [2] Tijdens het gehoor kon eiser weinig vertellen over de opdracht van de Taliban aan zijn vader. Dat eiser naderhand wel nadere informatie heeft ontvangen hierover van zijn vader, wat verder niet onderbouwd wordt met documenten zoals een proces-verbaal, doet er niet aan af dat hij geen oprechte inspanning heeft geleverd. Eiser heeft eerder contact gehad met zijn vader en hij heeft gedurende de procedure meerdere malen de kans gehad om meer informatie te verkrijgen. Ook had eiser dit kunnen aandragen in de correcties en aanvullingen, wat hij niet heeft gedaan. Verder vormen zijn verklaringen geen samenhangend en aannemelijk geheel. [3] Eiser heeft summier en vaag verklaard over de opdracht van de Taliban aan zijn vader. Om die reden heeft verweerder ongeloofwaardig geacht dat de Taliban zijn vader heeft benaderd om voor hen transporten te verrichten. Daarnaast is niet aannemelijk dat eiser en zijn familie na vier jaar nog in de negatieve belangstelling van de Taliban staan. Ook heeft eiser wisselend verklaard over hoe de Taliban erachter is gekomen waar eiser en zijn familie woonden. Verweerder volgt wel dat de broer van eiser is overleden, gelet op de door eiser overgelegde en echt bevonden overlijdensakte, maar niet dat hij is vermoord door de Taliban wegens de problemen van hun vader. Tot slot stelt verweerder dat niet is gebleken dat het zijn van Hazara tot dermate ernstige beperkingen van eisers bestaansmogelijkheden heeft opgeleverd, dat eiser hierdoor niet op maatschappelijk en sociaal gebied heeft kunnen functioneren in Afghanistan.
3. Eiser stelt in beroep dat verweerder ten onrechte verlangt dat hij de problemen van zijn vader staaft met documenten. De Taliban maakt dergelijke documenten niet op. Bovendien heeft eiser in de zienswijze nadere informatie gegeven over het conflict van zijn vader met de Taliban. Ook zit er geen tegenstrijdigheid in zijn verklaringen over hoe de Taliban de familie in het vizier heeft gekregen. Eiser heeft verklaard niet zeker te weten hoe de Taliban achter hun adres is gekomen. Dat heeft hij ook al verklaard op pagina 19 van het nader gehoor. Dat dit incident met de Taliban nog na vier jaar heeft kunnen plaatsvinden, komt omdat de Taliban sinds augustus 2021 de macht heeft overgenomen in Afghanistan. Verder hanteert verweerder een onjuiste maatstaf bij de vereisten waaraan de overlijdensakte zou moeten voldoen. De overlijdensakte is origineel bevonden en onderbouwt zijn relaas. Ook in Nederland wordt op een overlijdensakte de informatie die verweerder verlangd van eiser niet vermeld. Eiser stelt onder verwijzing naar de informatiebrief van VluchtelingenWerk van 2 januari 2025 dat de Taliban niet in staat of bereid is om afdoende bescherming te bieden aan Hazara's. Het is dan ook niet aannemelijk dat de Taliban iemand die zij zien als familie van een verrader, bovendien een sjiiet, met rust zullen laten. Aanvullend heeft eiser de brief van 6 november 2025 van VluchtelingenWerk overgelegd, waarin wordt verwezen naar informatie van het UK Home Office van 1 augustus 2025. Hieruit blijkt dat de Hazara een reëel risico op vervolging lopen in Afghanistan. Uit deze en diverse andere bronnen volgt dat de Taliban Hazara martelen en vermoorden.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Hazara
4. Verweerder heeft zich terecht en voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer te vrezen heeft voor vervolging dan wel dat hij risico loopt op ernstige schade vanwege zijn herkomst. Uit de brieven van VluchtelingenWerk Nederland van 2 januari 2025 en 6 november 2025 volgt niet dat eiser persoonlijk te vrezen heeft voor vervolging vanwege het zijn van Hazara of het zijn van sjiitisch moslim. Deze stukken schetsen enkel een algemeen beeld van de situatie waarin Hazara en sjiitische moslims zich bevinden. Eiser heeft bovendien zelf verklaard dat hij geen individueel gerichte problemen heeft ondervonden wegens zijn etniciteit en dat dit ook nooit een reden voor vertrek uit Afghanistan is geweest. [4] Ook had eiser toegang tot medische zorg en onderwijs. Eiser heeft daarmee niet aannemelijk gemaakt dat hij door de discriminatie zo ernstig wordt beperkt in zijn bestaansmogelijkheden dat hij onmogelijk op maatschappelijk en sociaal gebied kan functioneren in Afghanistan.
Problemen van de familie met de Taliban
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder ondeugdelijk heeft gemotiveerd dat eiser geen oprechte inspanning heeft geleverd om zijn aanvraag te staven. Voor zover eiser wordt tegengeworpen dat hij weinig informatie heeft kunnen verstrekken over de opdracht die zijn vader van de Taliban heeft gekregen, heeft eiser daarover tijdens het gehoor verklaard dat hij persoonlijk geen informatie van zijn vader heeft ontvangen. [5] Wanneer hij ernaar vroeg, werd hem verteld dat dit zaken zijn die hem niets aangaan. Zijn vader vond dat het niet aan eiser was om zich hierover nog verder te informeren, zoals ook is geschreven in de zienswijze. Uit die zienswijze blijkt tevens dat eiser contact heeft opgenomen met zijn vader, nadat in het voornemen door verweerder is overwogen dat van hem mag worden verwacht dat hij zijn vader vanuit Nederland bevraagd over de opdracht van de Taliban. Naar aanleiding van dit contact heeft eiser in de zienswijze aanvullende informatie verstrekt. Het had daarmee op de weg gelegen van verweerder deze informatie inhoudelijk te beoordelen in plaats van te overwegen dat die informatie eerder verstrekt had kunnen en moeten worden. Dit klemt te meer nu eiser ook bij de zienswijze een document ter onderbouwing van zijn relaas heeft overgelegd, namelijk de overlijdensakte van zijn broer. Uit dit document blijkt dat eisers broer is vermoord door
bullet shooting. Bij het type incident staat:
killed by the Law Enforcement officers. Deze overlijdensakte is echt bevonden. De informatie in de overlijdensakte komt overeen met het relaas van eiser. Hij heeft immers verklaard dat zijn broer de deur van het huis openmaakte, waarna hij werd neergeschoten door de Taliban. Sinds de machtsovername kan de Taliban worden beschouwd als
Law Enforcement officers. Nu eiser met de aanvullende informatie en het overleggen van de echt bevonden overlijdensakte een onderbouwing heeft gegeven voor zijn asielaanvraag heeft verweerder ondeugdelijk gemotiveerd dat eiser geen oprechte inspanning heeft geleverd om zijn aanvraag te staven.
6. Ook is door verweerder onvoldoende deugdelijk gemotiveerd waarom eisers verklaringen geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen. Voor zover eiser is tegengeworpen dat zijn verklaringen vaag en summier zijn, heeft eiser in de zienswijze nadere informatie gegeven over de opdracht die zijn vader heeft gekregen van de Taliban en de problemen die daaruit zijn voortgevloeid voor zijn vader en later ook voor eiser en zijn familie. Verweerder heeft nagelaten deze informatie te betrekken in zijn beoordeling van het asielrelaas. Voor zover verweerder eiser tegenwerpt dat niet wordt gevolgd dat zijn familie tussen 2017 en 2021 geen problemen hebben ondervonden van de zijde van de Taliban, heeft verweerder eveneens verzuimd zich uit te laten over de verklaring van eiser hiervoor, inhoudende dat in die periode Kaboel relatief veilig was en de Taliban tot de machtsovername in augustus 2021 niet de macht had. [6] En voor zover eiser wisselend en tegenstrijdig zou hebben verklaard over hoe de Taliban erachter is gekomen waar eiser en zijn familie woonden, heeft eiser tijdens het nader gehoor daarover het volgende verklaard:
Hoe kan dit bekend zijn geworden bij de Taliban? Vertelt u mij eens hoe dat gaat.Zij moeten tijdens dat feest aanwezig zijn geweest of hoe dan ook via het feest hiervan op de hoogte zijn gekomen want toen wij terugkwamen van het feest kwamen ze naar ons huis en hebben ze mijn broer vermoord.
Waarop baseert u het dat de Taliban bij het feest aanwezig moeten zijn geweest?Ik weet niet hoe maar het feest was heel massaal. Er zijn heel veel mensen uitgenodigd die wij niet kennen. Wie heeft het gehoord heeft dat wij daar aanwezig waren? Wij, familieleden van die ene man. Dat weet ik niet. Ze hebben de Taliban of een infiltrant daar naartoe gestuurd of waren ze zelf aanwezig op dat feest, dat weet ik niet. [7]
Uit het voorgaande volgt dat eiser, naar eigen zeggen, niet precies weet hoe het is gegaan. Hij weet het niet maar vermoedt dat mogelijk iemand van de Taliban aanwezig was of dat het een infiltrant was of dat ze via het feest op de hoogte zijn geraakt. Vervolgens wordt in de zienswijze geschreven dat eiser vermoedt dat een van de aanwezigen op het bruiloftsfeest van de buren de Taliban hebben ingelicht over de verblijfplaats van de familie. Ook in de zienswijze wordt dus benoemd dat het gaat om een vermoeden. Niet valt in te zien waarom deze verklaringen wisselend zijn.
Conclusie
7. Verweerder heeft onvoldoende deugdelijk gemotiveerd dat eiser geen oprechte inspanning heeft geleverd om zijn relaas te staven en dat de verklaringen van eiser geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen. Verweerder heeft op basis hiervan het relaas niet ongeloofwaardig kunnen achten. Daarmee is het bestreden besluit in strijd genomen met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht.
8. De rechtbank zal daarom het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen. De rechtbank ziet geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van twaalf weken.
9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.814 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 907 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op om binnen twaalf weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.814.
Deze uitspraak is gedaan op 19 december 2025 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Zoals bedoeld in artikel 31, zesde lid, onder a, van de Vw.
3.Zoals bedoeld in artikel 31, zesde lid, onder c, van de Vw.
4.Pagina 22 van het nader gehoor van 7 oktober 2024.
5.Pagina 14 van het nader gehoor van 7 oktober 2024.
6.Pagina 14 van het nader gehoor van 7 oktober 2024.
7.Pagina 17 van het nader gehoor van 7 oktober 2024.