Beoordeling door de rechtbank
4. De rechtbank beoordeelt de intrekking en terugvordering van de bijstand en de terugvordering van de individuele inkomenstoeslag. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
5. Eisers betwisten onder meer dat er sprake is van een schending van de inlichtingenplicht. Eiser werkt met toestemming van het college in de viswinkel. Eiser en zijn werkgever overleggen mondeling over wanneer en hoelang hij in de winkel werkt, met inachtneming van het totaal aantal uren dat eiser inzetbaar is. Volgens eiser kunnen de totale uren per week wel verschillen, maar dan wordt dat de week erop gecompenseerd.
Wat oordeelt de rechtbank
6. De rechtbank stelt allereerst vast dat de te beoordelen periode loopt van 17 september 2020 tot en met 30 april 2021.
7. Op grond van artikel 17 van de Participatiewet (Pw) doet de belanghebbende aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn arbeidsinschakeling of het recht op bijstand.
8. Op grond van artikel 54, derde lid, van de Pw herziet het college een besluit tot toekenning van bijstand, dan wel trekt een besluit tot toekenning van bijstand in, indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand.
9. Op grond van artikel 58, eerste lid, van de Pw vordert het college van de gemeente die de bijstand heeft verleend de kosten van bijstand terug voor zover de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is ontvangen als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid.
10. Een besluit tot intrekking van een uitkering is een voor de betrokkene belastend besluit. Dit brengt met zich dat het in de eerste plaats aan het college is om de nodige kennis te vergaren over de relevante feiten en op het college de last rust om aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden voor intrekking is voldaan. Het is daarom aan het college om aannemelijk te maken dat eisers de op hen rustende inlichtingenverplichting hebben geschonden en dat daardoor het recht op bijstand in de beoordelingsperiode niet kan worden vastgesteld.
11. Ter zitting is het volgende gebleken. Sinds 2014 heeft eiser maandelijks een loonstrook overgelegd waarop staat hoeveel uur hij heeft gewerkt en hoeveel loon hij heeft ontvangen. Het college heeft jarenlang op basis van deze informatie het opgegeven bedrag aan inkomsten in mindering gebracht op de uitkering. Op de loonstroken die zich in het dossier bevinden en zien op de in geding zijnde periode staat dat eiser 43,33 uur - 13 dagen - voor een bedrag van € 443,61 in de maand heeft gewerkt. Niet is gebleken dat eiser heeft opgegeven dat hij, zoals verweerder veronderstelt, 10 uur per week werkt.
12. De waarnemingen, de eigen verklaring van eiser en de verklaring van de werkgevers, op zichzelf en in onderlinge samenhang bezien, kunnen naar het oordeel van de rechtbank de conclusie dat eiser meer heeft gewerkt dan de opgegeven 43,33 uur per maand niet dragen. De waarnemingen vonden slechts gemiddeld eenmaal per week plaats, soms eenmaal per twee weken en de tijdsduur daarvan was telkens één (kort) moment op de dag. De waarnemingen bieden geen grond voor de conclusie dat meer dan 43,33 uur per maand is gewerkt. Eiser en de eigenaren hebben verklaard dat eiser een wisselend aantal uren per week werkt. Dat betekent niet dat eiser meer dan 43,33 uur per maand heeft gewerkt.
13. Hieruit volgt dat het college niet aannemelijk heeft gemaakt dat eisers de inlichtingenplicht hebben geschonden. Dit betekent dat geen grond bestaand voor intrekking en terugvordering van de bijstand.