ECLI:NL:RBDHA:2025:24561
Rechtbank Den Haag
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van een Turkse minderjarige vanwege HDP-activisme en discriminatie
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 december 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Turkse minderjarige, eiser, die zijn asielaanvraag had ingediend op basis van problemen in Turkije vanwege zijn activiteiten voor de HDP (Democratische Partij van de Volkeren) en discriminatie vanwege zijn Koerdische etniciteit. De rechtbank heeft de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond, omdat verweerder, de minister van Asiel en Migratie, de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig achtte, maar de problemen die eiser ondervond vanwege zijn HDP-activisme niet geloofwaardig vond. Eiser had onvoldoende bewijsstukken overgelegd om zijn claims te onderbouwen, en verweerder concludeerde dat hij niet aannemelijk had gemaakt dat hij bij terugkeer naar Turkije te vrezen had voor vervolging of ernstige schade.
De rechtbank heeft de argumenten van eiser, waaronder de toepassing van de Werkinstructie 2024/6 en de beoordeling van zijn asielrelaas, uitvoerig behandeld. Eiser voerde aan dat de Werkinstructie in strijd was met het Unierecht en dat verweerder onvoldoende rekening had gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden. De rechtbank oordeelde echter dat de toepassing van de Werkinstructie niet onredelijk was en dat verweerder voldoende gemotiveerd had waarom de asielaanvraag was afgewezen. Eiser had niet aangetoond dat hij een reëel risico liep op vervolging of ernstige schade bij terugkeer naar Turkije, en de rechtbank volgde verweerder in zijn standpunt dat de asielaanvraag ongegrond was.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor asielzoekers om hun claims met voldoende bewijs te onderbouwen en dat de beoordeling van asielaanvragen rekening moet houden met de persoonlijke omstandigheden van de aanvrager, maar ook met de geldende wet- en regelgeving.