ECLI:NL:RBDHA:2025:24556

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 december 2025
Publicatiedatum
19 december 2025
Zaaknummer
NL25.48365
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Russische Jehova-getuige en de beoordeling van Montenegro als veilig derde land

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres, een Russische Jehova-getuige, tegen de niet-ontvankelijkverklaring van haar asielaanvraag. Eiseres diende op 19 september 2025 een aanvraag in voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze werd op 4 oktober 2025 door de minister van Asiel en Migratie niet-ontvankelijk verklaard, omdat Montenegro als veilig derde land werd beschouwd. De rechtbank behandelde de zaak op 25 november 2025, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, maar de verweerder niet. Eiseres betoogde dat Montenegro niet als veilig derde land kan worden aangemerkt, omdat er niet voldaan is aan de cumulatieve voorwaarden voor een veilig derde land, zoals de mogelijkheid om asiel aan te vragen en bescherming te ontvangen.

De rechtbank concludeert dat de minister ten onrechte een vertrektermijn aan eiseres heeft onthouden en dat het inreisverbod niet gerechtvaardigd is. De rechtbank verklaart het beroep tegen de niet-ontvankelijkverklaring van de asielaanvraag ongegrond, maar het beroep tegen het terugkeerbesluit en het inreisverbod gegrond. De rechtbank vernietigt het terugkeerbesluit voor zover daarin de vertrektermijn is onthouden en stelt een vertrektermijn van vier weken vast. Tevens wordt het inreisverbod vernietigd en worden de proceskosten van eiseres vergoed.

De uitspraak benadrukt de noodzaak om zorgvuldig te beoordelen of aan de voorwaarden voor een veilig derde land is voldaan, en dat de rechten van asielzoekers in acht moeten worden genomen, vooral in het licht van de internationale verplichtingen van Nederland.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.48365

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], V-nummer: [v-nummer], eiseres

(gemachtigde: mr. V.M. Oliana),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de niet-ontvankelijkverklaring van haar asielaanvraag. Eiseres heeft op 19 september 2025 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 4 oktober 2025 deze aanvraag in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 25 november 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en S. van Beek-Nikitina als tolk. Verweerder heeft voorafgaand aan de zitting medegedeeld niet aanwezig te zullen zijn vanwege capaciteitsgebrek.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
Het asielrelaas
2. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 2003 en heeft de Russische nationaliteit. Eiseres legt aan haar asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiseres is Jehova-getuige en deze geloofsstroming is verboden in Rusland. Vrienden en mensen uit haar geloofskring zijn vervolgd, en er zijn opnames van hun bijeenkomsten aan de autoriteiten gegeven. Eiseres is daarom uit voorzorg uit Rusland vertrokken.
Het bestreden besluit
3. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiseres niet-ontvankelijk verklaard, omdat Montenegro voor haar als veilig derde land wordt beschouwd. [1] Verweerder heeft eiseres een terugkeerbesluit opgelegd naar Montenegro en bepaald dat eiseres Nederland onmiddellijk moet verlaten omdat er een risico bestaat dat zij zal gaan onderduiken. [2] Ook heeft verweerder aan eiseres een inreisverbod van twee jaar opgelegd.
Wat vindt eiseres in beroep?
4. Eiseres vindt dat verweerder Montenegro ten onrechte als veilig derde land beschouwt. Er is niet voldaan aan de drie cumulatieve voorwaarden voor het tegenwerpen van een veilig derde land, namelijk: een band met het derde land, toelating tot het derde land, en veiligheid van het derde land. Het is niet redelijk om van eiseres te verwachten dat zij naar Montenegro reist en daar asiel aanvraagt. Zij heeft daar tien maanden onder hoge stress verbleven en haar vrienden uit de gemeenschap verblijven hier in Nederland in de asielprocedure. Ook heeft zij haar baan moeten opzeggen door haar vlucht naar Nederland. Daarnaast heeft eiseres verwezen naar landeninformatie waaruit volgt dat er in Montenegro een reëel risico op direct of indirect refoulement bestaat voor Russische burgers. Ook bestaat er sterke twijfel of eiseres gelet op haar eerdere verblijf in Montenegro nog aanspraak kan maken op internationale bescherming. Uit informatie over asiel in Montenegro op de website van het UNHCR [3] volgt dat het recht op internationale bescherming vervalt wanneer iemand niet meteen bij aankomst in Montenegro om asiel heeft verzocht, dit is een sterke indicatie dat Montenegro niet voldoet aan de beginselen die genoemd zijn in artikel 3.106a van het Vreemdelingenbesluit 2000 (hierna: het Vb). Verder heeft verweerder ten onrechte Montenegro opgenomen als land van terugkeer in het terugkeerbesluit. Hiermee wordt niet voldaan aan artikel 3, derde lid, van de Terugkeerrichtlijn [4] . Tot slot heeft verweerder eiseres ten onrechte een vertrektermijn ontzegd. Er bestaat geen risico dat eiseres zich aan het toezicht zal onttrekken. Daarbij is in het bestreden besluit ten onrechte gesteld dat een vertrektermijn ook kan worden ontzegd wanneer een aanvraag niet-ontvankelijk wordt verklaard.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Montenegro als veilig derde land
5. Om te spreken van een veilig derde land moet aan een aantal cumulatieve voorwaarden zijn voldaan. De asielzoeker moet een band hebben met het veilige derde land en het moet voor haar redelijk zijn om naar dat land te gaan. Ook moet het aannemelijk zijn dat de asielzoeker toegang kan verkrijgen tot het derde land. In het derde land mag de asielzoeker niet bedreigd worden met refoulement naar het land van herkomst, vervolging, of ernstige mensenrechtenschendingen. Verder moet er in het derde land de mogelijkheid bestaan om de vluchtelingenstatus te verzoeken en bescherming te ontvangen overeenkomstig het Vluchtelingenverdrag. Tot slot moet er sprake zijn van basisvoorzieningen voor asielzoekers en vluchtelingen. [5] De rechtbank beoordeelt hierna of aan deze voorwaarden is voldaan en verweerder daarom aan heeft kunnen nemen dat Montenegro een veilig derde land is voor eiseres.
Band met Montenegro
5.1.
Verweerder heeft kunnen aannemen dat eiseres een zodanige band heeft met Montenegro dat van haar verwacht kan worden hiernaartoe te gaan. Eiseres heeft vanaf november 2024 een periode van tien maanden legaal in Montenegro verbleven. Zij heeft daar haar religie vrij kunnen uitoefenen, een huis kunnen huren, kunnen werken voor haar Russische werkgever, zich vrij kunnen bewegen en geen significante problemen ervaren. Dat eiseres inmiddels geen werk meer heeft in Montenegro, maakt niet dat het niet redelijk is om van haar te verwachten terug te keren. Van eiseres kan verwacht worden dat zij daar opnieuw werk kan vinden.
Toelating
5.2.
Verweerder heeft kunnen overwegen dat aannemelijk is dat eiseres opnieuw tot Montenegro zal worden toegelaten. Eiseres heeft de Russische nationaliteit en wordt daarom visumvrij toegelaten tot Montenegro.
Veiligheid
5.3.
In artikel 3.106a van het Vb staat dat een aanvraag alleen niet-ontvankelijk mag worden verklaard indien de vreemdeling in het betrokken derde land volgens de volgende beginselen zal worden behandeld:
  • het leven en de vrijheid worden niet bedreigd om redenen van ras, religie, nationaliteit, lidmaatschap van een bepaalde sociale groep of politieke overtuiging, en;
  • er bestaat geen risico op ernstige schade als bedoeld in artikel 29, eerste lid, onder b, van de Vw, en;
  • het beginsel van non-refoulement overeenkomstig het Vluchtelingenverdrag wordt nageleefd, en;
  • het verbod op verwijdering in strijd met het recht op vrijwaring tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of vernederende behandeling, zoals neergelegd in het internationaal recht, wordt nageleefd, en;
  • de mogelijkheid bestaat om de vluchtelingenstatus te verzoeken en, indien hij als vluchteling wordt erkend, bescherming te ontvangen overeenkomstig het Vluchtelingenverdrag.
5.4.
Verweerder heeft kunnen concluderen dat Montenegro veilig is voor eiseres. Verweerder heeft er hiertoe op gewezen dat Montenegro is aangesloten bij het Vluchtelingenverdrag, het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke en onterende behandeling of bestraffing, het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, en het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Hoewel er in zekere mate sprake is van pushbacks van asielzoekers, heeft dit betrekking op vreemdelingen die Montenegro illegaal inreizen vanuit het zuiden. Dit is daarmee niet van toepassing op eiseres, die legaal Montenegro kan inreizen. Uit de openbare informatie waar de gemachtigde van eiseres op heeft gewezen, blijkt naar het oordeel van de rechtbank niet dat er voor eiseres als Russische burger een risico op refoulement bestaat in Montenegro. In het artikel van Interfax [6] staat dat twee Russische burgers zijn overgedragen aan Rusland omdat zij gezocht werden voor omkoping. Dit is een commuun delict, en nergens blijkt uit dat deze personen bij overdracht aan Rusland bloot zouden komen te staan aan mensenrechtenschendingen. In het artikel van Balkan Insight [7] staat dat een Russische burger is vastgezet voor uitlevering aan Rusland, maar niet uitgeleverd kan worden volgens haar advocaat omdat zij de vluchtelingenstatus heeft in Italië. In het artikel staat dat de advocaat de uitlevering heeft aangevochten en een positief resultaat verwacht. Ook worden er aan het einde van het artikel meerdere casussen aangehaald waarin Montenegro uitlevering aan Rusland heeft geweigerd en asiel heeft verleend. Uit de artikelen van Radio Free Europe/Radio Liberty [8] en Human Rights in the World [9] volgt dat een Russische miljardair na aanhouding vanwege een uitleveringsverzoek uit Rusland asiel heeft aangevraagd, en dit ook heeft gekregen. Verder kent Montenegro de mogelijkheid om asiel aan te vragen en worden er aan asielzoekers rechten verleend waaronder verblijf, huisvesting, zorg en werk. Uit de informatie van UNHCR over de asielprocedure in Montenegro volgt naar het oordeel van de rechtbank niet dat alleen een asielaanvraag kan worden gedaan bij eerste binnenkomst in Montenegro. Er staat alleen dat men om een asielaanvraag in te dienen eerst de intentie om asiel aan te vragen kenbaar moet maken. Vervolgens moet men binnen 15 dagen de officiële asielaanvraag doen, en wanneer dat niet gedaan wordt verliest men het recht om legaal in het land te verblijven en kan men niet verdergaan met de asielaanvraag.
Terugkeerbesluit
6. In elk terugkeerbesluit moet worden vermeld naar welk van de in artikel 3, derde lid, van de Terugkeerrichtlijn bedoelde derde landen de vreemdeling moet worden verwijderd. [10] Deze derde landen zijn: a) het land van herkomst, b) een land van doorreis overeenkomstig communautaire of bilaterale overnameovereenkomsten of andere regelingen, of c) een ander derde land waarnaar de betrokken onderdaan van een derde land besluit vrijwillig terug te keren en waar deze wordt toegelaten.
7. Verweerder heeft in het terugkeerbesluit opgenomen dat eiseres terug moet keren naar Montenegro. In het bestreden besluit heeft verweerder ten onrechte gezegd dat Montenegro in het kader van de Terugkeerrichtlijn in de situatie van eiseres gezien kan worden als haar land van herkomst. In het Terugkeerhandboek [11] staat namelijk dat onder land van herkomst wordt verstaan het land waarvan de onderdaan van een derde land de nationaliteit bezit. Montenegro kan naar het oordeel van de rechtbank echter wel als ‘ander derde land’ in de zin van artikel 3, derde lid, van de Terugkeerrichtlijn worden aangemerkt, ook al wil eiseres niet vrijwillig naar Montenegro terugkeren. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de tekst en context van de Terugkeerrichtlijn dat iemand de gelegenheid kan krijgen om vrijwillig naar een derde land, niet zijnde het land van herkomst, terug te keren. Ook indien iemand van die mogelijkheid geen gebruik maakt of verweerder ervoor kiest om een zelfstandige vertrektermijn te onthouden, mag verweerder een zodanig derde land in het terugkeerbesluit vermelden. Een andere uitleg zou als gevolg hebben dat verweerder geen terugkeerbesluiten kan uitvaardigen ten aanzien van een derde land, niet zijnde het land van herkomst, wanneer een vreemdeling niet vrijwillig naar dat land wenst terug te keren. Een zodanige uitleg verdraagt zich niet met de doelstellingen en achtergrond van de Terugkeerrichtlijn.
Onthouden vertrektermijn
8. Op grond van artikel 62, tweede lid, van de Vw, kan verweerder de termijn waarbinnen een vreemdeling na oplegging van een terugkeerbesluit Nederland dient te verlaten, verkorten tot nul dagen indien een risico bestaat dat de vreemdeling zich aan het toezicht zal onttrekken. Het risico op onttrekking kan worden aangenomen als zich ten minste twee (zware of lichte) gronden voordoen. [12] Uit uitspraken van de hoogste bestuursrechter volgt dat ten aanzien van de lichte gronden een nadere en toegespitste toelichting op het onttrekkingsrisico noodzakelijk is. [13]
8.1.
In dit geval heeft verweerder twee lichte gronden aan zijn besluit ten grondslag gelegd. De eerste grond is dat eiseres geen vaste woon- of verblijfplaats heeft. Omdat zij niet staat ingeschreven op een adres in de BRP kan zij zich niet beschikbaar houden voor voorbereidingen op een eventuele vertrekprocedure. De kans dat zij zich zal onttrekken aan het toezicht is hierdoor groter dan de kans dat zij zal voldoen aan haar vertrekplicht, aldus verweerder. De tweede grond is dat eiseres niet genoeg geld heeft. Omdat zij niet beschikt over voldoende middelen van bestaan, is het onwaarschijnlijk dat zij uit eigen beweging zal vertrekken naar Montenegro.
8.2.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze twee lichte gronden, in samenhang met de hierop gegeven toelichting, onvoldoende voor het oordeel dat eiseres zich aan haar uitzetting zal onttrekken wanneer deze aanstaande is. Daarnaast heeft verweerder in het bestreden besluit ten onrechte opgemerkt dat de vertrektermijn ook kan worden ontzegd alleen al omdat de aanvraag van eiseres niet-ontvankelijk is verklaard. Dit is niet één van de gevallen waarin de vertrektermijn kan worden verkort of onthouden op basis van artikel 62, tweede lid, van de Vw.
8.3.
Verweerder heeft op grond van het voorgaande ten onrechte een vertrektermijn onthouden aan eiseres. Omdat het inreisverbod is gebaseerd op het onthouden van de vertrektermijn, heeft verweerder ook ten onrechte een inreisverbod opgelegd.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond voor zover het ziet op de niet-ontvankelijkverklaring van de asielaanvraag van eiseres. Het beroep tegen het terugkeerbesluit en het inreisverbod is gegrond, omdat verweerder ten onrechte een vertrektermijn aan eiseres heeft onthouden. De rechtbank zal het terugkeerbesluit vernietigen voor zover daarin de vertrektermijn is onthouden, en zal zelf in de zaak voorzien door een vertrektermijn op te leggen van vier weken. De rechtbank zal het inreisverbod vernietigen.
10. Omdat het beroep (deels) gegrond is, moet verweerder de proceskosten van eiseres vergoeden. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 1.814,-. [14]

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep tegen de niet-ontvankelijkverklaring van de asielaanvraag van eiseres, ongegrond;
  • verklaart het beroep tegen het terugkeerbesluit en inreisverbod gegrond;
  • vernietigt het terugkeerbesluit voor zover daarin een vertrektermijn is onthouden;
  • stelt in plaats daarvan de vertrektermijn vast op vier weken;
  • bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het bestreden besluit;
  • vernietigt het inreisverbod;
  • veroordeelt verweerder tot vergoeding van de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.814,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. van Dokkum, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Bakker, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen een week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de Vw).
2.Artikel 62, tweede lid, aanhef en onder a, van de Vw.
3.‘Asylum in Montenegro’, help.unhcr.org.
4.Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven.
5.Zie Informatiebericht 2021/8 Beoordeling veilige derde landen in de asielprocedure – bewijslast en landeninformatie.
6.‘Montenegro extradites 2 Russian citizens wanted on bribery counts’, interfax.com, 8 augustus 2024.
7.‘Russian Arrested in Montenegro on Moscow’s Warrant Fights Extradition’, balkaninsight.com, 26 juli 2024.
8.‘Russian Tycoon Ismailov Seeks Asylum In Montenegro After Arrest On Moscow Warrant’, ecoi.net, 2 oktober 2021.
9.‘MONTENEGRO: Is it really abiding by EU standards in extradition cases?’, hrwf.eu, 15 december 2021.
10.Zie het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 24 februari 2021, ECLI:EU:C:2021:127, punt 39.
11.Aanbeveling (EU) 2017/2338 van de Commissie van 16 november 2017 tot vaststelling van een gemeenschappelijk „terugkeerhandboek” voor gebruik door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten bij de uitvoering van terugkeergerelateerde taken.
12.Zoals bedoeld in artikel 5.1b, derde en vierde lid, van het Vb.
13.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 25 maart 2020, ECLI:NL:RVS:2020:829.
14.1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1.