ECLI:NL:RBDHA:2025:24548

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 december 2025
Publicatiedatum
19 december 2025
Zaaknummer
NL25.46254 en NL25.46255
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Ugandese homoseksueel afgewezen wegens kennelijke ongegrondheid en misleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser, een Ugandese homoseksueel, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. Eiser heeft op 19 februari 2024 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die op 17 september 2025 door verweerder als kennelijk ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 25 november 2025 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, maar verweerder niet. Eiser stelt dat hij in Uganda is opgepakt vanwege zijn seksuele gerichtheid en vreest voor vervolging bij terugkeer.

De rechtbank oordeelt dat de identiteit en nationaliteit van eiser geloofwaardig zijn, maar dat zijn homoseksuele gerichtheid en de daaruit voortvloeiende problemen niet geloofwaardig zijn. Verweerder heeft geconcludeerd dat eiser relevante informatie heeft achtergehouden, wat heeft geleid tot de afwijzing van zijn aanvraag. Eiser betwist deze afwijzing en stelt dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld door bewijsstukken pas bij het bestreden besluit over te leggen. De rechtbank oordeelt dat verweerder voldoende zorgvuldig heeft gehandeld en dat de afwijzing van de aanvraag als kennelijk ongegrond gerechtvaardigd is.

De rechtbank concludeert dat de beroepsgrond van eiser niet slaagt en laat het bestreden besluit in stand. Eiser krijgt geen vergoeding van proceskosten en het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is informatie gegeven over de mogelijkheid van hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL25.46254 en NL25.46255
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiser], V-nummer: [v-nummer], eiser/verzoeker (hierna: eiser)

(gemachtigde: mr. U.H. Hansma),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag en beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser. Eiser heeft op 19 februari 2024 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 17 september 2025 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 25 november 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en N. Dogan als tolk. Verweerder heeft voorafgaand aan de zitting medegedeeld niet aanwezig te zijn vanwege capaciteitsgebrek.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
Het asielrelaas
2. Eiser heeft de Ugandese nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1988. Aan zijn asielaanvraag legt hij het volgende ten grondslag. Eiser is homoseksueel en dit is niet toegestaan in Uganda. Hij is twee keer opgepakt door de politie vanwege vermoedens van homoseksualiteit, waarbij hij de tweede keer pas na anderhalf jaar is vrijgelaten. Bij terugkeer naar Uganda vreest eiser opgepakt en mishandeld te worden door de autoriteiten of vermoord te worden door zijn familie.
Het bestreden besluit
3. Verweerder vindt de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig. Maar de homoseksuele gerichtheid van eiser en de daaruit volgende problemen, vindt verweerder niet geloofwaardig. Eiser heeft volgens verweerder oppervlakkig verklaard over zijn realisatie dat hij op mannen valt en over zijn gedachteproces voorafgaand aan zijn acceptatie. Ook heeft eiser onsamenhangend en tegenstrijdig verklaard over zijn relaties, en heeft hij geen inzicht gegeven in hoe hij in zijn relaties met vrouwen is omgegaan met het verborgen houden van zijn gevoelens. Eisers gedachten en gevoelens bij de situatie van LHBTI-ers in Uganda zijn summier en oppervlakkig. Hoewel hij wel kennis heeft over de situatie van LHBTI-ers in Nederland en dit in zijn voordeel meeweegt, weegt dit niet op tegen eisers overige verklaringen die in zijn nadeel wegen. Eisers verklaringen over zijn arrestatie zijn volgens verweerder vaag en summier. De informatie uit het nieuwsartikel van UG Trendz dat eiser heeft overgelegd, komt niet overeen met eisers eigen verklaringen. Ook is het opmerkelijk dat dit artikel pas in juni 2024 is gepubliceerd terwijl eiser al in januari 2024 uit Uganda zou zijn vertrokken. Verweerder heeft geconcludeerd dat eiser niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel. Eisers aanvraag is afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat eiser verweerder heeft misleid door relevante informatie/documenten achter te houden of zich hiervan te ontdoen door een visum uit zijn paspoort te verwijderen. [1] Eiser moet Nederland onmiddellijk verlaten en krijgt een terugkeerbesluit naar Uganda. Ook heeft verweerder een inreisverbod van twee jaar opgelegd. [2]
Wat vindt eiser in beroep?
4. Ten eerste stelt eiser zich op het standpunt dat verweerder zijn aanvraag niet heeft kunnen afwijzen als kennelijk ongegrond. Verweerder heeft onzorgvuldig gehandeld door het rapport van de Koninklijke Marechaussee (hierna: KMar) over het paspoort van eiser pas over te leggen bij het bestreden besluit. Verweerder had dit rapport bij het voornemen al moeten overleggen en eiser in staat moeten stellen hierop te reageren en desgewenst een deskundigenrapport te laten opstellen. Daarnaast is er geen sprake van misleiding. Eiser heeft tijdens de gehoren verklaard dat hij een visum heeft gehad. Ook is niet gebleken dat eiser zelf het visum uit zijn paspoort heeft verwijderd of dat hij hiervan op de hoogte was. Ook in het geval eiser dit wel zelf zou hebben gedaan, zou hij daar niet beter van hebben kunnen worden.
Ten tweede stelt eiser dat de geloofwaardigheidsbeoordeling volgens de Werkinstructie 2024/6 in strijd is met het Unierecht. Ook leent dit stringente toetsingskader zich niet om een relaas over de seksuele gerichtheid van een asielzoeker te beoordelen, omdat dit erg afhankelijk is van verklaringen.
Ten derde heeft verweerder onvoldoende deugdelijk gemotiveerd dat eisers homoseksuele gerichtheid en de daaruit volgende problemen niet geloofwaardig zijn. Verweerder heeft niet of onvoldoende alle verklaringen van eiser betrokken bij deze beoordeling. Ook heeft verweerder onvoldoende rekening gehouden met de zeer jonge leeftijd van eiser tijdens zijn eerste ervaringen en met eisers referentiekader. Eiser vindt dat hij op invoelbare en bij Uganda passende wijze heeft verklaard over de innerlijke strijd die hij heeft gevoerd en over zijn acceptatieproces. Ook heeft eiser voldoende inzicht gegeven in en duidelijkheid gegeven over zijn relaties. Daarnaast heeft eiser, ten aanzien van zijn gedachten en gevoelens bij de situatie van LHBTI-ers in Uganda, gedetailleerd en indringend verklaard over de ellendige behandeling die hem ten deel is gevallen. Ook heeft eiser met betrekking tot zijn arrestaties informatie overgelegd waaruit de negatieve aandacht vanuit de Ugandese autoriteiten blijkt. Verder heeft verweerder de aanvullende stukken die eiser heeft ingebracht niet of onvoldoende meegewogen. Zo heeft verweerder ten onrechte geen bewijswaarde gehecht aan het overgelegde nieuwsartikel van UG Trendz. Eiser heeft in het gehoor ook aangegeven mishandeld te zijn en veel littekens te hebben, verweerder had gelet hierop in het bestreden besluit op zijn minst overwegingen over een mogelijk forensisch medisch onderzoek (hierna: FMO) moeten opnemen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Kennelijk ongegrond
5. Verweerder heeft de aanvraag van eiser af kunnen wijzen als kennelijk ongegrond, op de grond dat eiser verweerder heeft misleid door omtrent zijn identiteit of nationaliteit valse informatie of documenten te verstrekken of door relevante informatie of documenten die een negatieve invloed op de beslissing hadden kunnen hebben, achter te houden. [3] Uit het proces-verbaal van bevindingen van de KMar blijkt dat er op pagina 5 en 7 van eisers paspoort beschadigingen en lijmresten zichtbaar waren en dat deze lijmresten vermoedelijk zijn achtergebleven na het verwijderen van visa. De KMar heeft op basis hiervan geconcludeerd dat het paspoort vervalst is. Dat eisers identiteit, nationaliteit en herkomst wel geloofwaardig zijn geacht door verweerder maakt niet dat er geen sprake is van misleiding, omdat de vervalsing van het paspoort niet ziet op de identiteitsgegevens maar op verwijderde visa. Hoewel eiser zelf heeft verklaard dat hij een visum voor Frankrijk heeft gehad, maakt dit niet dat er geen sprake is van misleiding. Eiser heeft dit pas gezegd nadat de hoormedewerker heeft aangegeven dat uit onderzoek is gebleken dat eiser een visum heeft gehad. Ook het feit dat verweerder zelf onderzoek kan doen in EUVIS en eiser dus door het verwijderen van de visa niet in een betere positie kon komen, maakt niet dat verweerder de aanvraag niet heeft kunnen afdoen als kennelijk ongegrond. Onder misleiding wordt namelijk verstaan dat een asielzoeker probeert in een gunstigere positie te komen door bewust informatie te verstrekken die aantoonbaar onjuist is of informatie achter te houden. Wanneer deze poging vervolgens mogelijk niet slaagt omdat de autoriteiten alsnog achter de informatie komen die is geprobeerd achter te houden, maakt dit niet dat er geen sprake meer is van misleiding. Dat eiser geen weet zou hebben gehad van deze vervalsing, volgt de rechtbank niet. Eiser is verantwoordelijk voor zijn eigen identiteitsdocumenten en het waarborgen ervan dat de informatie hierin juist is.
5.1.
De beroepsgrond van eiser dat verweerder onvoldoende zorgvuldig gehandeld heeft door het proces-verbaal van de KMar pas over te leggen bij het bestreden besluit, slaagt niet. In het voornemen heeft verweerder namelijk al aangegeven dat uit onderzoek van de KMar gebleken is dat er een visum is verwijderd. Hoewel eiser niet in het bezit was van het proces-verbaal heeft hij hierdoor in de zienswijze wel voldoende kunnen reageren op de conclusies van de KMar.
Werkinstructie 2024/6
6. Op 6 maart 2025 heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank geoordeeld dat er met de nieuwe geloofwaardigheidsbeoordeling geen sprake is van een hogere bewijsmaatstaf die in strijd is met het Unierecht. [4] De meervoudige kamer heeft ook geoordeeld dat de cumulatieve voorwaarden uit artikel 31, zesde lid, van de Vreemdelingenwet (Vw) niet als een strikte checklist kunnen worden getoetst door verweerder, maar dat alle omstandigheden altijd in samenhang beoordeeld zullen moeten worden om tot een conclusie over de geloofwaardigheid te komen. De rechtbank zal daarom in elke zaak moeten beoordelen of verweerder op overtuigende wijze heeft gemotiveerd waarom een asielmotief volgens hem al dan niet geloofwaardig is.
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder met de toegepaste geloofwaardigheidsbeoordeling in de zaak van eiser niet in strijd met het Unierecht heeft gehandeld. Net als bij de eerder gehanteerde geloofwaardigheidsbeoordeling is verweerder uitgebreid ingegaan op de verklaringen van eiser waarbij is uitgelegd waarom bepaalde vaagheden en inconsistenties in zijn verklaringen zijn tegengeworpen. Ook heeft verweerder eisers aanvraag getoetst conform de Werkinstructie 2019/17 ‘Horen en beslissen in zaken waarin lhbti-gerichtheid als asielmotief is aangevoerd’. Verweerder heeft bij zijn beoordeling ook de door eiser overgelegde documenten betrokken. Dat hieraan niet de bewijswaarde wordt toegekend die eiser zou wensen, maakt op zichzelf niet dat de documenten niet of onvoldoende betrokken zijn. De rechtbank zal hierna beoordelen of verweerder de homoseksuele gerichtheid en de daaruit volgende problemen ongeloofwaardig heeft kunnen vinden.
Geloofwaardigheid seksuele gerichtheid en daaruit volgende problemen
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder eisers homoseksuele gerichtheid ongeloofwaardig heeft kunnen vinden. Zo heeft verweerder onder andere kunnen tegenwerpen dat eiser oppervlakkig heeft verklaard over zijn realisatie dat hij op mannen valt. Eiser heeft verklaard dat hij op zijn veertiende zijn jeugdvriend [naam 1] aantrekkelijk vond toen deze zijn hemd uittrok. Dit is het enige dat eiser kan verklaren over de ontdekking van zijn homoseksualiteit. Ook is deze verklaring tegenstrijdig met de verklaring van eiser in het aanmeldgehoor dat hij sinds zijn 12e, sinds de vijfde klas van de lagere school, een relatie had met [naam 2]. Daarnaast heeft eiser tegenstrijdig verklaard over het begin en einde van zijn relatie met [naam 2]. In het nader gehoor heeft eiser verklaard dat zij een relatie hadden van 2009 tot 2018, terwijl eiser in het aanmeldgehoor in maart 2024 heeft verklaard dat zij een relatie hadden sinds de vijfde klas en deze relatie nog voortduurde op dat moment. Verder heeft verweerder, gelet op de lange relatie die eiser heeft gehad met [naam 2], mogen verwachten dat eiser meer diepgaand kon verklaren over hun relatie. Verweerder heeft ook eisers verklaringen over de arrestaties vaag en summier kunnen vinden. Eiser heeft niet kunnen uitleggen waarom zijn buurtbewoners het vermoeden hadden gekregen dat hij homoseksueel was en de politie hem in mei 2020 vier dagen heeft vastgehouden in de cel. Ook over de arrestatie in december 2020 heeft eiser niet duidelijk kunnen maken waarop de politie baseerde dat hij homoseksueel is. Verder zou eiser toen anderhalf jaar vast hebben gezeten zonder aangeklaagd te zijn. Ook weet hij niet waarom hij vervolgens is vrijgelaten. Over het nieuwsartikel van UG Trendz heeft verweerder tot slot kunnen overwegen dat eiser niet heeft kunnen verklaren hoe dit nieuwsartikel tot stand is gekomen en hoe de informatie over hem in het artikel terecht is gekomen. Ook heeft verweerder kunnen tegenwerpen dat de informatie in het nieuwsartikel niet overeenkomt met eisers verklaringen in het nader gehoor. Verweerder heeft het daarnaast opmerkelijk kunnen vinden dat het artikel niet te vinden is via de zoekfunctie van de website van UG Trendz, ook gelet op het feit dat de links naar het artikel uit de correcties en aanvullingen op het nader gehoor leiden naar niet bestaande pagina’s.
8.1.
Verweerder heeft in zijn beoordeling van eisers homoseksuele gerichtheid voldoende rekening gehouden met eisers referentiekader. Verweerder heeft het referentiekader kenbaar betrokken in het voornemen. Zo heeft verweerder opgenomen dat eiser uit een cultuur komt waarin weinig tot niet gesproken wordt over seksuele gerichtheden en heeft verweerder betrokken dat eiser 14 jaar oud was toen hij zich realiseerde dat hij op mannen valt en dat hij 20 jaar oud was toen hij dit accepteerde voor zichzelf. Verweerder heeft er echter op kunnen wijzen dat eiser inmiddels 37 jaar oud is en van hem verwacht mag worden dat hij terugkijkend meer kan reflecteren op die periode van realisatie en acceptatie, ook gelet op het feit dat eiser een lange relatie heeft gehad. Ook verklaart het referentiekader van eiser niet de tegenstrijdigheden met betrekking tot de periode waarin hij een relatie zou hebben gehad met [naam 2].
8.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder gelet op het voorgaande geen FMO hoeven aanbieden of hier overwegingen over hoeven opnemen in de besluitvorming. Een FMO zou namelijk niet van doorslaggevend belang zijn voor de geloofwaardigheid van eisers homoseksuele gerichtheid. [5]

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de rechtbank het bestreden besluit in stand laat.
10. Omdat op het beroep is beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
11. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. van Dokkum, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Bakker, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen een week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Op grond van artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw.
3.Artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw.
4.Uitspraak van de meervoudige kamer van de rechtbank Den Haag van 6 maart 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:3440.
5.Zie paragraaf C1/4.6 van de Vreemdelingencirculaire 2000.