ECLI:NL:RBDHA:2025:24547

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 november 2025
Publicatiedatum
19 december 2025
Zaaknummer
NL25.50068
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in het bestuursrechtelijke bezwaar tegen intrekking verblijfsvergunning met belangenafweging

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker, die zijn verblijfsvergunning heeft zien intrekken door de minister van Asiel en Migratie. Verzoeker, een Marokkaanse man die sinds 1983 in Nederland verblijft, heeft bezwaar gemaakt tegen de intrekking van zijn verblijfsvergunning, die is gebaseerd op meerdere veroordelingen voor misdrijven. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 11 november 2025 behandeld, waarbij zowel verzoeker als de gemachtigden van verzoeker en verweerder aanwezig waren.

De voorzieningenrechter oordeelt dat verzoeker een spoedeisend belang heeft bij zijn verzoek, aangezien hij in detentie zit en op het punt staat te worden uitgezet naar Marokko. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en schorst de rechtsgevolgen van het besluit van 9 oktober 2025 tot vier weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Dit besluit is genomen na een belangenafweging, waarbij de persoonlijke omstandigheden van verzoeker, zoals zijn langdurige verblijf in Nederland en zijn gezinssituatie, zijn meegewogen. Tevens wordt verzoeker vrijgesteld van het betalen van griffierecht, omdat hij niet in staat is om dit te betalen. De voorzieningenrechter kent verzoeker een proceskostenvergoeding toe van € 1.814,-, die door verweerder moet worden betaald.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.50068

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker], V-nummer: [v-nummer], verzoeker

(gemachtigde: mr. N. van Bremen),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Deniz).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker.
1.1.
Verweerder heeft met het bestreden besluit van 9 oktober 2025 de verblijfsvergunning van verzoeker ingetrokken. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 11 november 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker, en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Waar gaat deze zaak over?
2. Verzoeker is geboren op [geboortedatum] 1980 en heeft de Marokkaanse nationaliteit. Hij verblijft in ieder geval sinds september 1983 in Nederland en heeft sinds april 1995 een reguliere verblijfsvergunning. Vanaf december 1997 heeft verzoeker een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd. Verzoeker is getrouwd en heeft vijf kinderen. Vanaf 1994 is verzoeker met regelmaat in aanraking gekomen met politie en justitie en veroordeeld voor meerdere misdrijven.
3. In het bestreden besluit heeft verweerder de verblijfsvergunning van verzoeker ingetrokken omdat hij meerdere keren door de strafrechter veroordeeld is wegens een misdrijf. Verzoekers familie- en privéleven in Nederland staan volgens verweerder niet in de weg aan intrekking van de verblijfsvergunning, omdat het belang van de Nederlandse staat zwaarder weegt dan het belang van verzoeker. Verweerder heeft een terugkeerbesluit uitgevaardigd en aan verzoeker een inreisverbod van 10 jaar opgelegd.
Wat vindt verzoeker?
4. Verzoeker verzoekt de voorzieningenrechter om de voorlopige voorziening te treffen dat hij de beoordeling van het bezwaarschrift in Nederland af mag wachten. Verzoeker zit in detentie en toewijzing van het verzoekschrift stelt hem in staat om met verlof te gaan. Daarnaast heeft verzoeker vijf Nederlandse kinderen waarvoor hij zijn vaderrol weer wil vervullen, nu hij geen verslavende middelen meer gebruikt. Hij wordt ook behandeld voor zijn middelengebruik. Verder stelt verzoeker het voornemen tot intrekking van zijn verblijfsvergunning nooit ontvangen te hebben, waardoor het ‘fair play’-beginsel en ook het beginsel van hoor en wederhoor geschonden zijn. Horen is een essentieel onderdeel van zaken zoals die van verzoeker. Er moet een zwaarder gewicht worden toegekend aan het belang van verzoeker om de beoordeling van het bezwaar in Nederland af te wachten en zijn leven verder te beteren.
Wat is het oordeel van de voorzieningenrechter?
Griffierecht
5. Verzoeker heeft gesteld dat hij niet genoeg geld heeft om het griffierecht te betalen en daarom heeft hij gevraagd om vrijstelling daarvan. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoeker aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet voldoende inkomen of vermogen heeft om het griffierecht te kunnen betalen. Daarom hoeft verzoeker geen griffierecht te betalen.
Verzoek om voorlopige voorziening
6. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
7. Wanneer voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank tegen een besluit bezwaar is gemaakt, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd kan worden in de hoofdzaak op verzoek een voorlopige voorziening treffen wanneer onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. [1]
Spoedeisendheid
8. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoeker een spoedeisend belang heeft bij zijn verzoek. Uit het bestreden besluit blijkt namelijk dat verzoeker de behandeling van zijn bezwaar niet in Nederland mag afwachten. Ook heeft de Dienst Terugkeer en Vertrek op 30 oktober 2025 aan verzoeker medegedeeld dat hij op 14 november 2025 om 19:30 uur zal worden uitgezet naar Marokko.
Geen voorlopig rechtmatigheidsoordeel
9. De voorzieningenrechter zal in deze zaak geen voorlopig rechtmatigheidsoordeel geven. Deze zaak leent zich hier niet voor vanwege de vele belangen en aspecten die aan de orde zijn en gewogen moeten worden in de bezwaarprocedure, mede gelet op het feit dat er geen zienswijze is geweest op het voornemen tot intrekking.
Belangenafweging
10. Het belang van verweerder is gelegen in de bescherming van de openbare orde. Verzoeker heeft veel misdrijven gepleegd en verweerder vindt dat hij, nu zijn verblijfsvergunning is ingetrokken, Nederland snel moet verlaten. Daartegenover staat het belang van verzoeker om zijn bezwaarprocedure in Nederland af te wachten.
10.1.
Voor de voorzieningenrechter is allereerst van belang dat verzoeker een aanvraag heeft gedaan voor verblijf op grond van het Chavez-arrest en dat verweerder te kennen heeft gegeven dat verzoeker op basis hiervan procedureel rechtmatig verblijf heeft. Verweerder heeft niet kunnen ophelderen wat dit voor verzoekers uitzetting betekent. Verder is van belang dat het hier gaat om de intrekking van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd van iemand die al meer dan veertig jaar in Nederland verblijft. Zo een verblijfsvergunning mag niet zomaar worden ingetrokken en de lat ligt daarbij hoog. Bij de beoordeling of intrekking geoorloofd is, spelen de persoonlijke omstandigheden van de betrokkene een voorname rol. In dit geval zijn die persoonlijke omstandigheden nog niet volledig in beeld, doordat verzoeker in reactie op het voornemen tot intrekking geen zienswijze heeft ingediend. Mogelijk was hij nalatig en komt dit voor zijn rekening en risico, maar op basis van de stukken zoals die er nu liggen kan de voorzieningenrechter dat niet vaststellen. Verweerder heeft wel al aangegeven dat verzoeker naar aanleiding van zijn bezwaar de gelegenheid krijgt om te worden gehoord en dat hij daarmee zijn persoonlijke omstandigheden alsnog voor het voetlicht kan brengen. Nu uitstel van de uitzetting zeker geen afstel hoeft te betekenen en omdat verweerder het zelf in de hand heeft om de bezwaarprocedure zo kort als mogelijk te laten duren, ziet de voorzieningenrechter bij afweging van alle betrokken belangen aanleiding om het belang van verzoeker zwaarder te laten wegen en zijn verzoek om een voorlopige voorziening te treffen toe te wijzen.

Conclusie en gevolgen

11. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en treft de voorlopige voorziening dat de rechtsgevolgen van het besluit van 9 oktober 2025 worden geschorst tot vier weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar.
12. Omdat de voorlopige voorziening wordt toegewezen, krijgt verzoeker een vergoeding van zijn proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt verzoeker een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft het verzoekschrift ingediend en aan de zitting deelgenomen. Elke proceshandeling heeft een waarde van € 907,-. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.814,-.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek toe en treft de voorlopige voorziening dat de rechtsgevolgen van het primaire besluit worden opgeschort tot vier weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. van Dokkum, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Bakker, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.