ECLI:NL:RBDHA:2025:24518
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van verzoek om voorlopige voorziening wegens niet-betaling griffierecht
Op 17 december 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een verzoeker en de minister van Asiel en Migratie. De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een bezwaar tegen de afwijzing van een aanvraag tot afgifte van een document op basis van de Vreemdelingenwet. Het bestreden besluit, genomen op 2 oktober 2025, verklaarde het bezwaar van de verzoeker ongegrond. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) buiten zitting uitspraak gedaan. De rechter heeft vastgesteld dat het griffierecht, dat op grond van artikel 8:82, eerste lid, van de Awb geheven dient te worden, niet is betaald. De verzoeker was op 11 oktober 2025 per aangetekende brief verzocht om het griffierecht binnen twee weken te betalen. Aangezien het griffierecht niet is voldaan en er geen omstandigheden zijn die erop wijzen dat de verzoeker niet in verzuim is geweest, heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard.
De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing. De zaak is geregistreerd onder zaaknummer NL25.49036 en betreft de Vreemdelingenwet 2000 en de Algemene wet bestuursrecht.