ECLI:NL:RBDHA:2025:24294

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 november 2025
Publicatiedatum
18 december 2025
Zaaknummer
C/09/692230 / KG ZA 25-959
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis kort geding over nakoming zorgregeling tussen ouders van minderjarige kinderen

In deze zaak, die op 13 november 2025 door de Rechtbank Den Haag is behandeld, vordert de vader dat de moeder wordt verplicht om de bij beschikking van 8 oktober 2025 vastgestelde voorlopige zorgregeling na te komen. De ouders, die met elkaar gehuwd zijn geweest, hebben samen twee minderjarige kinderen. De vader stelt dat de moeder al langere tijd weigert om mee te werken aan het contact tussen hem en de kinderen, en vraagt om een dwangsom van € 500,- per keer dat de moeder haar medewerking weigert. De moeder heeft verweer gevoerd en stelt dat de kinderen niet willen zien, wat de vader betwist. De voorzieningenrechter oordeelt dat de voorlopige zorgregeling moet worden nagekomen in het belang van de kinderen. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die maken dat de zorgregeling niet nageleefd kan worden. De voorzieningenrechter legt een regeling op voor contactmomenten tussen de vader en de kinderen, en stelt een dwangsom in voor het geval de moeder niet meewerkt aan de contactmomenten via RondomJou. De kosten worden door beide partijen zelf gedragen.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/692230 / KG ZA 25-959
Vonnis in kort geding van 13 november 2025
in de zaak van
[eiser]te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. A. Hashem Jawaheri in Amsterdam.
tegen:
[gedaagde]te [woonplaats] ,
gedaagde.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘de vader’ en ‘de moeder’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties;
- de door de moeder overgelegde producties;
- de op 10 november 2025 gehouden mondelinge behandeling, waarbij de vader bijgestaan door zijn advocaat, en de moeder, zijn verschenen.
1.2.
Tijdens de zitting is vonnis bepaald op vandaag.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest. Zij zijn de ouders van de volgende minderjarige kinderen: [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2016 in [geboorteplaats] en [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2016 in [geboorteplaats] . De ouders oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over de kinderen uit. De kinderen hebben de hoofdverblijfplaats bij de moeder.
2.2.
Bij beschikking van 11 januari 2018 van deze rechtbank is de echtscheiding uitgesproken en is het ouderschapsplan aan de beschikking gehecht. In het ouderschapsplan zijn de ouders een voorlopige zorgregeling overeengekomen waarbij de kinderen bij de vader zijn: elke woensdag en zondag van 14:30 uur tot 18:30 uur.
2.3.
Bij beschikking van 8 oktober 2025 van deze rechtbank is – voor zover hier van belang – bepaald dat de kinderen voorlopig bij de vader zijn: twee keer per week, in onderling overleg tussen de ouders te bepalen, onder begeleiding van de moeder of RondomJou, tot het moment dat de omgangsbegeleiding zal starten. Verder zijn de ouders doorverwezen naar het Kenniscentrum Kind en Scheiding voor deelname aan de trajecten Ouderschapsbemiddeling / Parallel (solo) ouderschap en Omgangsbegeleiding. Iedere verdere beslissing ten aanzien van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken is aangehouden tot 1 april 2026.

3.Het geschil

3.1.
De vader vordert – na vermindering van de eis en zakelijk weergegeven – bij vonnis en uitvoerbaar bij voorraad: om de moeder te verplichten om de bij beschikking van 8 oktober 2025 vastgestelde voorlopige zorgregeling na te komen onder verbeurte van een dwangsom van € 500,- per keer dat de moeder weigert haar medewerking te verlenen aan de nakoming van de zorgregeling.
3.2.
Daartoe voert de vader het volgende aan. De moeder weigert al langere tijd op frequente wijze om mee te werken aan het contact tussen de vader en de kinderen. Zo besluit zij eenzijdig wanneer de vader en de kinderen elkaar kunnen zien, maar zegt zij tegelijkertijd op het laatste moment de geplande bezoeken af. De moeder geeft daarbij als reden dat de kinderen de vader niet willen zien. De vader betwist dit, en geeft aan dat de contactmomenten die wel doorgaan goed verlopen en dat de kinderen blij zijn om hem te zien. Daarnaast wil de moeder niet meer meewerken aan de hulpverlening vanuit RondomJou, althans niet na een zorgvuldige opbouw daarnaartoe. De vader vindt het belangrijk dat de zorgregeling wordt nagekomen. Hij is daarbij van mening dat een dwangsom noodzakelijk is omdat de moeder anders niet mee gaat werken.
3.3.
De moeder heeft mondelinge verweer gevoerd, dat hierna – voor zover van belang – zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

Spoedeisendheid
4.1.
Deze zaak heeft een spoedeisend karakter omdat op dit moment een door de rechtbank vastgestelde voorlopige zorgregeling gebrekkig wordt nageleefd en hierdoor weinig tot geen contact is tussen de vader en de kinderen en hulpverlening niet van de grond komt.
Nakoming voorlopige zorgregeling
4.2.
Het uitgangspunt is dat de in de beschikking van 8 oktober 2025 bepaalde voorlopige zorgregeling moet worden nagekomen. Het is in het belang van de kinderen dat zij contact hebben met beide ouders. Dit kan echter anders zijn nadien feiten zijn voorgevallen of omstandigheden zijn gebleken die maken dat het contact niet meer in het belang is van de kinderen.
4.3.
Van het bestaan van dergelijke feiten en omstandigheden is in dit kort geding niet gebleken. De moeder stelt dat situatie bij de vader onveilig is, en dat de vader twee gezichten heeft. Daarnaast geeft zij aan het contact niet in de weg te staan. De kinderen geven bij haar aan niet te willen, en de moeder vindt het belangrijk dat daar naar geluisterd wordt.
De vader heeft dit alles stellig betwist. Volgens hem is sprake van ouderverstoting, en doet de moeder er alles aan om het contact tussen hem en de kinderen niet mogelijk te maken.
4.4.
De voorzieningenrechter overweegt dat sprake is van ernstige beschuldigingen en wantrouwen. Dit heeft alles een enorm negatieve impact op de kinderen. De stellingen, over en weer, zijn evenwel niet nieuw. Op dit punt is geen sprake van omstandigheden die maken dat de beschikking van 8 oktober 2025 niet (langer) zou moeten worden nagekomen.
4.5.
De voorzieningenrechter overweegt dat in de beschikking van 8 oktober 2025 is bepaald dat de ouders in overleg treden om de voorlopige zorgregeling met in ieder geval twee contactmomenten vorm te geven, waarbij geldt dat de momenten worden begeleid door de moeder of RondomJou, totdat het traject Omgangsbegeleiding zal starten. De voorzieningenrechter constateert dat het de ouders niet gelukt is om in overleg te treden, anders dan in de beschikking van 8 oktober 2025 voorzien.
4.6.
De voorzieningenrechter acht het van belang dat de voorlopige zorgregeling zoals vastgelegd in de beschikking van 8 oktober 2025 wordt nagekomen. Bij gebreke van overleg dienen daarbij concrete contactmomenten te worden vastgelegd.
4.7.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben de ouders afgesproken dat één moment zal plaatsvinden op dinsdag tijdens de basketbaltraining.
4.8.
De voorzieningenrechter overweegt dat gebleken is dat een tweede contactmoment, onder begeleiding van de moeder, op de zondag tussen 16:00 uur en 18:00 uur, mogelijk is. Dat zou bij goed weer buiten kunnen bij een bij partijen bekende speelplaats, of bij minder goed weer bij EPICX, een indoor speelplek in [plaats] . De voorzieningenrechter zal conform beslissen met inachtneming van een opbouw.
4.9.
De voorzieningenrechter overweegt dat zij ook moet voorzien in een regeling voor wanneer het contact via RondomJou start. Ervan uitgaande dat nakoming van de voorlopige voorziening betekent dat er twee contactmomenten per week zullen plaatsvinden, zal bij een contactmoment via RondomJou een ander moment vervallen. De voorzieningenrechter zal bepalen dat in de week dat een contact bij RondomJou plaatsvindt, het contact op de dinsdag bij de basketbaltraining zal vervallen. In een week waarin geen afspraak bij RondomJou gepland is, zal het contactmoment op de dinsdag weer plaatshebben. Daarbij overweegt de voorzieningenrechter dat het contact bij RondomJou voorrang heeft op een contact bij de basketbaltraining – het is dus niet zo dat als een contact op dinsdag bij de basketbaltraining heeft plaatsgevonden, een gepland contact bij RondomJou geen doorgang meer behoeft te vinden.
Dwangsom
4.10.
De voorzieningenrechter stelt vast dat de moeder wisselend verklaart over de hulpverlening door RondomJou. Enerzijds stelt de moeder dat zij het te vroeg vindt voor contact, en dus een opbouw wil, anderzijds meent zij dat RondomJou een verkeerde inschatting maakt van de wensen van de kinderen en hun veiligheid en zij kennelijk contact via RondomJou niet verantwoord acht. Gelet op de zitting, waarbij het er aan de zijde van de moeder zeer emotioneel aan toe ging, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter een dwangsom ten aanzien van de contacten via RondomJou aangewezen.
4.11.
De voorzieningenrechter zal, zoals ter zitting besproken, ten aanzien van het contact via RondomJou de moeder enige tijd geven om haar weerstand bij nakoming te overwinnen, in die zin dat de gevorderde dwangsom niet per direct aan nakoming zal worden verbonden.
Dit betekent dat de moeder vanaf 1 januari 2026 moet meewerken aan de begeleide contactmomenten bij RondomJou, ook als deze plaatsvinden tijdens kantoortijden, op locatie van RondomJou en met name zonder de aanwezigheid van de moeder. De voorzieningenrechter zal, gelet op deze extra termijn voor de moeder, de gevraagde dwangsom voor het overige toewijzen.
4.12.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat ten aanzien van de contacten op de dinsdag en de zondag de noodzaak van een dwangsom onvoldoende is komen vast te staan.
Proceskosten
4.13.
In de familierechtelijke aard van het geschil wordt aanleiding gevonden om te bepalen dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
veroordeelt de moeder tot nakoming van de bij beschikking van 8 oktober 2025 van deze rechtbank vastgelegde voorlopige zorgregeling, in die zin dat de vader en de kinderen contact hebben:
  • iedere dinsdag bij de basketbaltraining, met dien verstande dat nadat de contactmomenten via RondomJou zijn gestart, iedere keer dat de vader en de kinderen via RondomJou contact hebben, in diezelfde week het contact bij de basketbaltraining vervalt;
  • op zondag 7 december en 21 december 2025: van 16:00 uur tot 18:00 uur bij EPICX in [plaats] (danwel bij goed weer een buitenspeelplaats);
  • vanaf 1 januari 2026: iedere eerste, tweede en vierde zondag van 16:00 uur tot 18:00 uur bij EPICX in [plaats] (danwel bij goed weer een buitenspeelplaats);
  • vanaf 1 maart 2026: wekelijks op zondag van 16:00 uur tot 18:00 uur bij EPICX in [plaats] (danwel bij goed weer een buitenspeelplaats).
5.2.
veroordeelt de moeder om aan de vader vanaf 1 januari 2026 een dwangsom te betalen van € 500,00 per keer dat zij niet meewerkt aan het contact tussen de vader en de kinderen via RondomJou en contact tussen de vader en de kinderen op een door RondomJou gepland moment, locatie en wijze niet plaatsvindt;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.G. Meeder en in het openbaar uitgesproken op 13 november 2025
AIK