ECLI:NL:RBDHA:2025:23996

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 december 2025
Publicatiedatum
15 december 2025
Zaaknummer
09/149709-25
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot afpersing in vereniging met gevangenisstraf en vrijheidsbeperkende maatregel

Op 17 december 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van poging tot afpersing in vereniging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met medeverdachten, op 13 en 14 mei 2025 de aangever heeft bedreigd met geweld om een geldbedrag van € 12.000,- te eisen. De bedreigingen omvatten expliciete uitspraken over geweld en intimidatie. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is er een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd, die een contactverbod met de aangever inhoudt. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer in overweging genomen, evenals het recidiverisico van de verdachte. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de omstandigheden en de persoonlijke situatie van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/149709-25
Datum uitspraak: 17 december 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum 1] 1988 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres 1] ,
op dit moment gedetineerd in [instelling] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.J. Algera en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. N. Wijkman naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging op de terechtzitting van 27 augustus 2025 - ten laste gelegd dat:
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 13 mei 2025 tot en met 14 mei 2025 te Delft, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [aangever] te dwingen tot de afgifte van 12.000 euro, althans een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [aangever] en/of een derde toebehoorde(n), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
- naar de woning van die [aangever] is/zijn gegaan en/of
- die [aangever] bij zijn woning heeft/hebben opgewacht en/of
- tegen die [aangever] heeft/hebben gezegd dat ze van een motorclub waren en/of
- tegen die [aangever] heeft/hebben gezegd dat ze geld wilden en/of alles overhoop zouden schieten als er niet werd betaald en/of
- tegen die [aangever] heeft/hebben gezegd dat ze diezelfde dag terug zouden komen om het geld op te halen en/of
- één of meermalen heeft/hebben gebeld naar die [aangever] en/of heeft/hebben gezegd dat ze alles overhoop zouden schieten als die [aangever] die 12.000 euro niet betaalt en/of en/of heeft/hebben gezegd "12.000 euro ga je mij betalen" en/of "je weet dondersgoed met wie je te maken hebt en waar het over gaat" en/of "jij gaat eraan en je kankermoeder en je vader ook!" en/of "ik maak je af" en/of “deze man maak ik dood joh! Ik zweer het. Hij gaat eraan" en/of "je hebt tot 5 uur de tijd om 12 ruggen te regelen. Heb je dat niet maat, dan heb je zoveel kankerproblemen maat" en/of "Morgen 5 uur Burger King. Knaken. Geen geld, kom ik je halen maat" en/of woorden en/of uitlatingen van soortgelijke aard en/of strekking en/of
- een afspraak heeft/hebben gemaakt met die [aangever] voor de overdracht van het bedrag van 12.000 euro,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Inleiding
Op 13 mei 2025 zijn er rond 17.30 uur drie mannen bij de woning van aangever [aangever] (hierna: [aangever] ) geweest. Deze woning is gelegen aan de [adres 2] . De mannen hebben [aangever] bedreigd en hem opgedragen een geldbedrag van € 12.000,- te betalen. De mannen vertelden dat zij die avond rond 23.00 uur terug zouden komen om het geld op te halen. Vervolgens is [aangever] op diezelfde avond meermalen gebeld door de telefoonnummers [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2] . In een van deze gesprekken is gezegd dat de aangever om 23.00 uur met het geldbedrag bij de Burger King in Schiedam naast [bedrijf] moet zijn. [aangever] is hierop direct naar het politiebureau gegaan en werd tijdens zijn aangifte opnieuw gebeld door de telefoonnummers [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2] . In een tijdens de aangifte opgenomen gesprek zijn twee mannen aan het woord die diverse bedreigingen uiten en worden de namen [medeverdachte] en [verdachte] genoemd. Tijdens dit gesprek wordt de eerder gemaakte afspraak bij de Burger King in Schiedam Noord verschoven naar 14 mei 2025 om 17.00 uur bij dezelfde locatie.
Uit onderzoek is gebleken dat het telefoonnummer [telefoonnummer 2] in gebruik is bij de verdachte [verdachte] . Het telefoonnummer [telefoonnummer 1] in gebruik is bij de medeverdachte [medeverdachte] . Uit de historische verkeersgegevens van de telefoonnummers is vervolgens gebleken dat de beide telefoons op 13 mei 2025 om 22.42 uur gebruik maakten van de zendmast geleden aan de Reinier de Graafweg 3 te Delft. De woning van aangever ligt binnen het theoretische zendbereik van deze zendmast.
Op 14 mei 2025 om 16.43 uur heeft het observatie- en arrestatieteam van de politie de verdachten [verdachte] en [medeverdachte] aangehouden bij de Burger King te Schiedam Noord. In de personenauto waar de verdachten zaten werd een omgebouwd gaspistool met munitie aangetroffen. De medeverdachte [medeverdachte] heeft bekend dat dit wapen van hem is.
3.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit bewezen kan worden verklaard, maar partiële vrijspraak moet volgen voor het ten laste gelegde ‘door geweld’.
3.4.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2025157857, van de politie Eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 208).
1. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 3 december 2025, voor zover inhoudende;
De medeverdachte vroeg of ik wilde helpen om een schuld van € 12.000,- bij de aangever te innen. Dat heb ik gedaan. Het klopt dat [telefoonnummer 2] mijn telefoonnummer is. Het klopt ook dat ik de avond voor mijn arrestatie twee keer naar de aangever heb gebeld. Ik was op 13 mei 2025, samen met de medeverdachte, aan de telefoon met de aangever. Mijn stem is te horen op het audiobestand. Ik heb dingen gezegd die ik nooit had mogen zeggen en neem dan ook mijn verantwoordelijkheid voor de geuite bedreigingen. Die bedreigingen kan ik niet ontkennen. In dat gesprek is een nieuwe afspraak gemaakt voor de overdracht van het geldbedrag. Op 14 mei 2025 zou de aangever gaan betalen. Ik ging mee om het geld op te halen en stond bij de Burger King in Schiedam op hem te wachten toen ik werd gearresteerd.
2. Het proces-verbaal van aangifte van [aangever] , opgemaakt op 13 mei 2025, voor zover inhoudende (p. 77-79):
Op 13 mei 2025 was ik naar huis gereden. Ik ben woonachtig op de [adres 2] . Ik hoorde een man naar mij roepen. Ik zag vervolgens dat er nog twee mannen richting mijn kant opkwamen. Deze mannen vertelde
ndat zij van een motorclub waren en geld wilde
nen als er niet betaald werd dan zouden zij alles overhoop schieten. Zij wilde
n12.000 euro. De mannen vertelde
ndat zij vanavond rond 23:00 uur terug zouden komen om het geld op te halen. Vervolgens werd ik die dezelfde dag om 20.15 uur gebeld door een telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Ik hoorde ze het volgende zeggen over de telefoon:
- Als je niet betaald die 12.000 euro dan schieten we alles overhoop;
- Wij spreken vanavond af bij de Burger King in Schiedam, bij [bedrijf] ;
- Ik sprak met hun af om 23.00 uur.
Tijdens de aangifte werd ik meerdere malen gebeld door het zelfde nummer. Ik weet dat zij belde om 21.46 uur, de tweede keer om 21.51 uur en de derde keer om 22.11 uur. Ik werd om 22.07 uur gebeld door een ander nummer [telefoonnummer 2] .
3. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 23 augustus 2025, voor zover inhoudende (p. 163-166);
Ik beluisterde een opgenomen gesprek tussen aangever [aangever] (I genoemd in de uitwerking) en twee verdachten. Het gesprek vond plaats op 13 mei 2025 om 22:53. Er zijn twee verdachten aan het woord, echter door de kwaliteit zijn deze twee niet te onderscheiden van elkaar. Daarom worden ze beide aangeduid als VE. Waar het wel duidelijk is wordt deze aangegeven met VE1 en VE2.
Ntv = niet te verstaan
VE: Maat luister, 12.000 euro ga je mij betalen
Opmerking verbalisant: VE1 begint te schreeuwenVE1: Jij weet dondersgoed met wie je te maken hebt en waar het over gaat, jongen. Jij gaat eraan en je kankermoeder en je vader ook! Geloof mij! Ik maak je af. Geloof mij ik heb jou overgelaten. Jij gaat eraan!
VE2: [verdachte] wacht
VE1: Deze man maak ik dood joh! Ik zweer het. Hij gaat eraan.
VE2: Maar bro luister, tegen mij zeg je 11 uur
VE: Luister, je hebt morgen tot 5 uur de tijd om 12 ruggen te regelen
VE: Morgen tot 5 uur 12 ruggen te regelen. Heb je dat niet maat, dan heb je zoveel kankerproblemen maat.
VE: Maat. Ik kom niet zomaar je kankerdeur he.
VE: Broer luister. Morgen 5 uur Burger King. Knaken. Geen geld, kom ik je halen maat.
VE: Jij weet dondersgoed dat je niet zou komen. Jij weet te wachten tot 11 uur. Dus je hebt tot morgen de tijd 5 uur, Burger King, Schiedam Noord, [bedrijf] , 12 rooitjes, geen 12 rooie morgen bra. Je hebt zoveel kankerproblemen, wil jij niet weten
VE: Dat ben ik [medeverdachte] ben ik.
4. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 10 juni 2025, voor zover inhoudende (p. 138-140);
Ik zag in de historische verkeersgegevens van telefoonnummer [telefoonnummer 2] , in gebruik bij verdachte van [verdachte] , dat zijn telefoon om 15:54:51 uur gebruik heeft gemaakt van een zendmast gelegen aan de Reinier de Graafweg 3 te Delft. De [adres 2] ligt binnen het theoretische zendbereik van deze zendmast. Later die avond, om 22:42:15 uur, maakte zijn telefoon wederom gebruik van de zendmast op de Reinier de Graafweg 3 te Delft.
Ik zag in de historische verkeersgegevens van telefoonnummer [telefoonnummer 1] , in gebruik bij verdachte [medeverdachte] dat zijn telefoon om 22:40:20 uur en 22:42:20 uur gebruik maakte van de zendmast gelegen aan de Reinier de Graafweg 3 te Delft.
Ik zag in de historische verkeersgegevens dat er op navolgende tijdstippen contact is geweest, op 13-5-25:
om 22:07:36 uur belde [verdachte] [telefoonnummer 2] 8 seconden naar aangever;
om 22:42:46 uur belde [verdachte] [telefoonnummer 2] 16 seconden naar aangever;
Ik zag in de historische verkeersgegevens dat er tussen de verdachten [verdachte] en [medeverdachte] op de navolgende tijdstippen contact, dan wel poging tot contact, is geweest:
Op 13-5-25 om 20:14:15 uur belde [verdachte] 51 seconden naar [medeverdachte] ;
Op 14-5-25 om 11 :14:27 uur belde [verdachte] 40 seconden naar [medeverdachte] ;
Op 14-5-25 om 16:03:58 uur belde [verdachte] 6 seconden naar [medeverdachte] .
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot het ten laste gelegde feit van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend is bewezen. De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op meerdere tijdstippen in de periode van 13 mei 2025 tot en met 14 mei 2025 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [aangever] te dwingen tot de afgifte van 12.000 euro dat aan die [aangever] of een derde toebehoorde, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte en/of zijn mededaders
- naar de woning van die [aangever] zijn gegaan en
- tegen die [aangever] hebben gezegd dat ze van een motorclub waren en
- tegen die [aangever] hebben gezegd dat ze geld wilden en alles overhoop zouden schieten als er niet werd betaald en
- tegen die [aangever] hebben gezegd dat ze diezelfde dag terug zouden komen om het geld op te halen en
- meermalen hebben gebeld naar die [aangever] en hebben gezegd dat ze alles overhoop zouden schieten als die [aangever] die 12.000 euro niet betaalt en hebben gezegd "12.000 euro ga je mij betalen" en "je weet dondersgoed met wie je te maken hebt en waar het over gaat" en "jij gaat eraan en je kankermoeder en je vader ook!" en "ik maak je af" en “deze man maak ik dood joh! Ik zweer het. Hij gaat eraan" en "je hebt tot 5 uur de tijd om 12 ruggen te regelen. Heb je dat niet maat, dan heb je zoveel kankerproblemen maat" en "Morgen 5 uur Burger King. Knaken. Geen geld, kom ik je halen maat" en woorden en uitlatingen van soortgelijke aard en strekking en
- een afspraak hebben gemaakt met die [aangever] voor de overdracht van het bedrag van 12.000 euro,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De oplegging van de straf en maatregel

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan de verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd, bestaande uit een locatieverbod (voor de straat [adres 2] ) en een contactverbod (met [aangever] ) en te bepalen dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar is. Voor iedere overtreding van deze maatregel door de verdachte moet vervangende hechtenis voor de duur van twee weken worden toegepast.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om tot een afdoening te komen waarbij aan de verdachte geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd dan de tijd die hij reeds in voorlopige hechtenis heeft gezeten.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een poging tot afpersing door [aangever] onder druk te zetten en te bedreigen met de dood zodat hij een geldbedrag van € 12.000,- zou betalen. Slechts omdat [aangever] de politie heeft ingeschakeld, is het bij een poging gebleven. De verdachte wilde naar eigen zeggen de medeverdachte helpen, die op zijn beurt een vriend wilde helpen om €12.000,- ‘terug te halen’ bij [aangever] . De verdachte heeft, samen met zijn medeverdachte(n), [aangever] vanaf het eerste contact bedreigd met geweld en onder druk gezet. [aangever] is door hem meerdere malen met de dood bedreigd, zijn familie is met de dood bedreigd, en hij is onder druk gezet door het veelvuldig en in zeer korte tijd ontvangen van telefoontjes en berichten. Dit terwijl de verdachte [aangever] niet kende, niet wist waar die €12.000,- voor was en hij er zelf geen belang bij zou hebben gehad. Het baart de rechtbank zorgen dat de verdachte schijnbaar zonder enkele moeite overgaat tot dit soort daden als ‘vriendendienst’ voor een derde persoon die hij zelf niet kent. De (telefonische) bedreigingen, de uitgeoefende druk en het bezoek aan huis, moet voor [aangever] enorm angstig zijn geweest, dat blijkt ook uit het dossier. Een afpersing is een ernstig feit dat grote impact heeft op het leven van het slachtoffer en zijn gevoel van veiligheid. Dergelijke feiten zorgen bovendien ook in zijn algemeenheid voor gevoelens van onrust in de samenleving.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 16 juli 2025. In het nadeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat hij in de afgelopen vijf jaar meermalen met politie en justitie in aanraking is gekomen.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 20 augustus 2025, waaruit volgt dat sprake is van problematiek op het gebied van zijn sociaal netwerk en psychosociaal functioneren en van een hoog recidiverisico. De reclassering ziet een patroon van delicten met een gewelddadig karakter en adviseert bij veroordeling van de verdachte hem op te leggen een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling en diagnostiek en het meewerken aan middelencontrole.
Straf
Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
De rechtbank zal, anders dan door de officier van justitie is geëist, geen gevangenisstraf zonder voorwaarden aan de verdachte opleggen. Daarbij weegt de rechtbank mee dat de reclassering het inzetten van interventies passend acht en de verdachte zich bereid heeft verklaard hieraan mee te werken. De rechtbank heeft aansluiting gezocht bij straffen die in vergelijkbare gevallen doorgaans worden opgelegd. Bij de vergelijking heeft de rechtbank acht geslagen op de aard van de poging tot afpersing en de omstandigheden van het geval. Concluderend acht de rechtbank passend en geboden een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling ook voor diagnostiek en het meewerken aan middelencontrole. De rechtbank acht een voorwaardelijke gevangenisstraf passend, enerzijds om de ernst van de gepleegde feiten tot uitdrukking te brengen en anderzijds om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken.
Maatregel 38v
Ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten, zal de rechtbank aan de verdachte ook een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr opleggen, inhoudende een contactverbod met [aangever] . De maatregel zal worden opgelegd voor de duur van twee jaar. Hierbij zal de rechtbank bevelen dat voor iedere keer dat de verdachte de voorwaarde van deze maatregel overtreedt, een vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van twee weken, met een maximum van zes maanden. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel is gegrond op de artikelen: 14a, 14b, 14c, 38v, 38w, 45, 47, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5. bewezen is verklaard;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
verklaart de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
9 (NEGEN) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
2 (TWEE) MAANDEN, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich binnen vijf dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij de GGZ Reclassering Fivoor op het adres [adres 3] . De veroordeelde meldt blijft zich gedurende de proeftijd melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- zich gedurende de proeftijd laat behandelen door Fivoor, Antes, De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De veroordeelde werkt aanvullend mee aan het afnemen van diagnostiek. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- gedurende de proeftijd meewerkt aan de controle van het gebruik van drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
geeft opdracht aan GGZ Reclassering Fivoor tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
legt voorts op de
maatregelstrekkende tot beperking van de vrijheid inhoudende
:
- dat de veroordeelde voor de duur van
2 jarenop geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [aangever] (geboren op [geboortedatum 2] 2000);
beveelt dat de vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 2 weken voor iedere keer dat het verbod wordt geschonden, met een maximum van 6 maanden;
toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de maatregel niet op;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.J. Balfoort, voorzitter,
mr. Y.J. Wijnnobel-van Erp, rechter,
mr. N.F.R. de Rooij, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. F.A.M. Schuijt, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 december 2025.