ECLI:NL:RBDHA:2025:23980

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 december 2025
Publicatiedatum
15 december 2025
Zaaknummer
NL25.50332
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Iraanse nationaliteit met kritiek op de islam niet geloofwaardig beoordeeld

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser, een Iraanse nationaliteit, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser heeft op 6 januari 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend, maar deze is op 9 oktober 2025 door de minister van Asiel en Migratie afgewezen als ongegrond. De rechtbank heeft het beroep op 2 december 2025 behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren.

Eiser legt aan zijn asielaanvraag ten grondslag dat hij afvallige van de islam is en kritiek heeft geuit op het Iraanse regime. Hij heeft problemen gehad met de autoriteiten, waaronder een huisdoorzoeking en een aanklacht voor opruiing. Eiser heeft bewijsstukken overgelegd van zijn activiteiten in Nederland, waaronder deelname aan demonstraties en lidmaatschap van atheïstische organisaties. Verweerder heeft echter de geloofwaardigheid van eisers verklaringen over zijn problemen met de autoriteiten betwist, omdat deze niet samenhangend zouden zijn.

De rechtbank oordeelt dat verweerder niet voldoende heeft gemotiveerd waarom de problemen van eiser met de autoriteiten niet geloofwaardig zijn. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag van eiser, waarbij de geloofwaardigheid van zijn verklaringen opnieuw moet worden beoordeeld. De rechtbank veroordeelt verweerder ook in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.814,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.50332

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. R. Hijma),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. A. Sarmastzada).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser heeft op 6 januari 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 9 oktober 2025 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als ongegrond. [1]
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 2 december 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, L. Neshin als tolk, en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser heeft de Iraanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1980. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Allereerst is hij afvallige van de islam en oriënteert hij zich op het atheïsme. Hij uitte op zijn werk kritiek op de islam en het Iraanse regime. Op een moment dat hij niet thuis was, hebben agenten zijn huis doorzocht en spullen meegenomen. Vervolgens is er een aanklacht tegen eiser ingediend voor opruiing, het in gevaar brengen van de nationale veiligheid en het verstoren van de openbare orde. Eiser is twee maanden ondergedoken en heeft vervolgens het land verlaten. In Nederland uit eiser zich politiek en islamkritisch op sociale media en heeft hij aan twee demonstraties meegedaan. Ook heeft eiser zich aangemeld bij twee atheïstische organisaties. Eiser heeft aanmeldmails, schermafbeeldingen van zijn activiteiten op sociale media en foto’s van zijn deelname aan demonstraties overgelegd.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende asielmotieven:
de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser;
dat eiser zich heeft afgewend van de islam;
dat eiser problemen heeft met de autoriteiten omdat hij kritiek had op de islam;
dat eiser zich op sociale media geuit heeft over religie en politiek en in Nederland heeft meegedaan aan twee demonstraties;
eisers lidmaatschap van ‘De Vrije Gedachte’ en het downloaden van boeken bij ‘The Atheist Republic’; en
eisers politieke overtuiging.
4. Verweerder vindt de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig. Verweerder vindt niet geloofwaardig dat eiser problemen heeft met de autoriteiten vanwege zijn kritiek op de islam, omdat zijn verklaringen daarover geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen. Eiser baseert namelijk op aannames dat een collega hem heeft verraden en verklaart wisselend over verschillende gebeurtenissen. Verweerder vindt wel geloofwaardig dat eiser zich heeft afgewend van de islam, dat hij in Nederland en op sociale media politiek actief is, dat hij lid is geworden van twee atheïstische organisaties en dat hij een politieke overtuiging heeft. Deze motieven leiden echter niet tot de conclusie dat eiser gegronde vrees voor vervolging in vluchtelingrechtelijke zin [2] heeft of een reëel risico loopt op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het EVRM. [3] Volgens verweerder mag van eiser namelijk worden verwacht dat hij zich bij terugkeer terughoudend uit over zijn afvalligheid en politieke standpunten. Uit eisers verklaringen blijkt niet dat hij in zijn geloofsidentiteit wordt geraakt als hij zijn islamkritische standpunten niet kan uiten. Daarnaast zijn er geen indicaties dat eiser in de negatieve belangstelling van de autoriteiten staat vanwege zijn verschillende activiteiten en uitingen.
Wat vindt eiser in beroep?
5. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en voert – kort samengevat – het volgende aan. Allereerst heeft verweerder de problemen van eiser vanwege zijn kritiek op de islam ten onrechte als ongeloofwaardig beoordeeld. Eiser heeft er geloofwaardig over verklaard en eventuele verwarringen voldoende opgehelderd. Zowel zijn afvalligheid als zijn politieke overtuiging zijn voor hem van groot belang en om beide redenen heeft hij te vrezen bij terugkeer naar Iran. Van eiser mag ook niet verwacht worden dat hij zich terughoudend opstelt bij het uiten van zijn afvalligheid. In de beroepsfase overlegt eiser een verklaring van een ex-collega, een mail waaruit blijkt dat hij lid is van het Humanistisch Verbond, een foto van eiser bij een demonstratie en vragen die de hoogste bestuursrechter heeft gesteld in een andere zaak over risico’s voor afvalligen bij terugkeer naar Iran. Ter zitting heeft eiser verzocht om zijn zaak aan te houden totdat de hoogste bestuursrechter uitspraak heeft gedaan over dit onderwerp.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. De rechtbank zal dit oordeel hieronder uitleggen.
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder niet voldoende gemotiveerd waarom hij de problemen van eiser met de autoriteiten vanwege zijn kritiek op de islam, niet geloofwaardig vindt. De rechtbank oordeelt allereerst dat de tegenwerping dat eiser wisselend heeft verklaard of hij veroordeeld zou zijn, geen stand houdt. Gelet op het gehoorverslag en eisers toelichting ter zitting vindt de rechtbank aannemelijk dat eiser tijdens het gehoor heeft bedoeld te verklaren dat tegen hem een aanklacht is ingediend, in plaats van dat een vonnis is uitgevaardigd. [4] Ook mocht verweerder naar het oordeel van de rechtbank niet aan eiser tegenwerpen dat hij wisselend heeft verklaard over zijn onderduikadres. Eiser heeft namelijk direct binnen het aanmeldgehoor gecorrigeerd dat hij niet bij zijn ouders heeft verbleven en dat hij twee maanden op het bedoelde adres heeft verbleven. [5] Naar het oordeel van de rechtbank is niet uit te sluiten dat er een misverstand is ontstaan over de periode en het adres waar eiser ondergedoken heeft gezeten. De tegenwerping dat eiser wisselend heeft verklaard over wat er met zijn simkaart is gebeurd, ziet naar het oordeel van de rechtbank niet voldoende op de kern van eisers relaas om de afwijzing te dragen. Verweerders stelling dat het niet voor de hand liggend is dat eisers collega hem in de problemen heeft gebracht is op zichzelf eveneens onvoldoende, reeds omdat verweerder heeft aangegeven dat het door eiser geschetste scenario zeker niet onmogelijk is. Daarbij komt dat eiser tijdens het gehoor heeft aangegeven dat hem niet precies duidelijk is hoe de autoriteiten van zijn uitingen op de hoogte zijn geraakt.
8. Alleen al om het voorgaande is het beroep gegrond. Verweerder zal een nieuw besluit moeten nemen op de asielaanvraag van eiser en daarin opnieuw moeten beoordelen of de problemen van eiser met de autoriteiten vanwege zijn kritiek op de islam, geloofwaardig zijn. In het verlengde daarvan zal verweerder ook opnieuw moeten beoordelen of aannemelijk is dat eiser in de negatieve belangstelling van de autoriteiten staat vanwege zijn afvalligheid en/of zijn politieke uitingen. Immers heeft verweerder de conclusie dat niet aannemelijk is dat eiser in de negatieve belangstelling van de autoriteiten staat, mede gebaseerd op de hiervoor besproken ongeloofwaardigheid van eisers problemen. Verweerder zal bij het nieuwe besluit eisers verklaringen over zijn uitingen zowel in Iran als in Nederland moeten betrekken.
9. Nu het beroep al vanwege de geloofwaardigheidsbeoordeling gegrond is, ziet de rechtbank geen aanleiding om de behandeling van de zaak aan te houden in afwachting van de uitspraak van de hoogste bestuursrechter over afvalligen in Iran.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is gegrond omdat verweerder het bestreden besluit niet deugdelijk heeft gemotiveerd. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit en zal verweerder opdragen een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van eiser.
10.1.
De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten of zelf een beslissing over de asielaanvraag van eiser te nemen. Ook draagt de rechtbank niet aan verweerder op om het gebrek te herstellen met een betere motivering of een ander besluit (een zogenoemde bestuurlijke lus). Dit omdat dit volgens de rechtbank geen doelmatige en efficiënte manier is om de zaak af te doen.
10.2.
Omdat het beroep gegrond is, veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht stelt de rechtbank de kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand voor het beroep vast op € 1.814,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op zitting met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1).
Beslissing
De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit van 9 oktober 2025;
  • draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.814,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. van Dokkum, rechter, in aanwezigheid van mr. H.S. van Wessel, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen een week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000)
2.Verdrag betreffende de status van vluchtelingen.
3.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
4.Zie pagina 10 en 11 van het verslag nader gehoor.
5.Zie pagina 5 en 6 van het verslag gehoor aanmeldfase.