ECLI:NL:RBDHA:2025:23979

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 december 2025
Publicatiedatum
15 december 2025
Zaaknummer
NL25.50140 en NL25.50141
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Russische homoseksuele man met HIV-besmetting en mobilisatieoproep

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser, een Russische man, tegen de afwijzing van zijn opvolgende asielaanvraag. Eiser heeft op 14 maart 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de minister van Asiel en Migratie op 10 oktober 2025 als kennelijk ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft op 2 december 2025 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder. Eiser stelt dat hij homoseksueel is en gevaar loopt in Rusland, waar hij ook is opgeroepen voor militaire dienst. Hij heeft HIV en is bang voor vervolging vanwege zijn geaardheid en gezondheid.

De rechtbank oordeelt dat de minister de afwijzing terecht heeft gemotiveerd. De rechtbank vindt de verklaringen van eiser over zijn homoseksualiteit en de mobilisatieoproep niet geloofwaardig. Eiser heeft inconsistenties in zijn verklaringen en heeft onvoldoende bewijs geleverd om zijn claims te onderbouwen. De rechtbank concludeert dat eiser geen gegronde vrees voor vervolging heeft en dat de aanvraag als kennelijk ongegrond kan worden afgewezen. De rechtbank wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af en verklaart het beroep ongegrond, waardoor het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL25.50140 en NL25.50141
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser/verzoeker (hierna: eiser)

(gemachtigde: mr. R.C. van den Berg),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. A. Sarmastzada).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn opvolgende asielaanvraag en beoordeelt de voorzieningenrechter zijn verzoek om een voorlopige voorziening. Eiser heeft op 14 maart 2023 een opvolgende aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 10 oktober 2025 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond. [1]
1.1.
De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 2 december 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, S. van Beek als tolk, en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser heeft de Russische nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1987. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser is homoseksueel en loopt daarom gevaar in Rusland. Zijn omgeving is hierachter gekomen en daarna is hij meerdere keren in elkaar geslagen. Ook is eiser opgeroepen door het Russische leger. Eiser heeft een originele mobilisatieoproep overgelegd. Hij stelt dat deze in 2022 bij zijn moeder is bezorgd, toen eiser al in Europa was. Eiser brengt verder naar voren dat hij HIV heeft en hiervoor onder behandeling staat.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende asielmotieven:
de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser;
eisers gestelde homoseksualiteit; en
eisers oproep voor mobilisatie.
4. Verweerder vindt de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig. Verweerder vindt echter niet geloofwaardig dat eiser homoseksueel is. Eisers verklaringen vormen namelijk geen samenhangend en aannemelijk geheel, nu hij op verschillende punten wisselend, oppervlakkig en summier heeft verklaard over zijn geaardheid. Ook vindt verweerder niet geloofwaardig dat eiser is opgeroepen voor mobilisatie. Eiser heeft namelijk wisselend verklaard over hoe vaak hij is opgeroepen en hij heeft zonder goede verklaring onvoldoende documenten gegeven die de mobilisatie onderbouwen. In het kader van beide asielmotieven werpt verweerder verder tegen dat eiser niet in grote lijnen als geloofwaardig kan worden beschouwd, omdat hij bij zijn eerdere asielaanvragen in 2011 en 2017 niet naar voren heeft gebracht dat hij homoseksueel is. Eisers verklaring dat hij bang was voor detentie en uitzetting, is daarvoor geen verschoonbare reden. Eiser heeft daarom geen gegronde vrees voor vervolging in vluchtelingrechtelijke zin [2] en hij loopt geen reëel risico op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het EVRM. [3] Verweerder wijst de aanvraag af als kennelijk ongegrond omdat het gaat om een opvolgende aanvraag die niet niet-ontvankelijk is verklaard.
Wat vindt eiser in beroep?
5. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en voert – kort samengevat – het volgende aan. Allereerst is de toegepaste geloofwaardigheidsbeoordeling van verweerder in strijd met het Unierecht. [4] Daarnaast heeft eiser wel voldoende inzichtelijk verklaard over zijn geaardheid. Verweerder heeft onvoldoende meegenomen dat het voor eiser vanwege angst en trauma’s lastig is om over zijn geaardheid te verklaren. Ook heeft verweerder onvoldoende betrokken dat eiser is besmet met HIV, hetgeen geldt als verdere indicatie dat hij homoseksueel is. Voor zover niet geloofwaardig is dat eiser homoseksueel is, zal eiser vanwege de HIV-besmetting op zichzelf in Rusland worden gezien als homoseksueel en zal hij om die reden gevaar lopen. Ook is de overgelegde mobilisatieoproep wel degelijk authentiek en eisers vrees daarvoor geloofwaardig. Tot slot kunnen het terugkeerbesluit en het inreisverbod geen stand houden.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. De rechtbank geeft eiser geen gelijk. De rechtbank zal dit oordeel hieronder uitleggen.
7. De meervoudige kamer van deze rechtbank heeft op 6 maart 2025 uitspraak gedaan over de nieuwe werkwijze van verweerder voor de geloofwaardigheidsbeoordeling. [5] Uit deze uitspraak volgt dat de nieuwe werkwijze geen verhoogde bewijsmaatstaf bevat die in strijd is met het Unierecht. Wel moet verweerder alle omstandigheden in een specifiek geval altijd in samenhang beoordelen om tot een conclusie over de geloofwaardigheid te komen. De cumulatieve voorwaarden uit artikel 31, zesde lid, van de Vw 2000 kunnen dus niet als strikte checklist worden getoetst door verweerder. De grond van eiser dat de werkwijze van verweerder met betrekking tot de geloofwaardigheidsbeoordeling op zichzelf in strijd is met het Unierecht, slaagt dus niet.
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in deze zaak ook deugdelijk heeft gemotiveerd waarom hij ongeloofwaardig vindt dat eiser homoseksueel is. Verweerder mocht allereerst concluderen dat eisers verklaringen erover geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen. Zo mocht verweerder erop wijzen dat eiser wisselend heeft verklaard over wanneer hij zich realiseerde dat hij homoseksueel is. Hij heeft namelijk verklaard dat hij nog een kind was van 10, 12 of 13, maar ook dat de realisatie in zijn eerste studiejaar kwam. Ook mocht verweerder betrekken dat eiser summier en oppervlakkig heeft verklaard over zijn eerste homoseksuele contact, zijn eerste relatie, en hoe het was om in Rusland homoseksueel te zijn. Daarnaast volgt de rechtbank verweerder erin dat eiser summier heeft verklaard over de positie van de LHBTI-gemeenschap in zowel Rusland als Nederland. Verweerder mocht daarnaast concluderen dat eiser niet in grote lijnen als geloofwaardig kan worden beschouwd, nu hij bij verschillende aanvragen steeds wisselende nationaliteiten en asielmotieven heeft opgegeven. Anders dan eiser heeft betoogd, heeft verweerder voldoende rekening gehouden met eisers persoonlijke omstandigheden. Uit het verslag van het gehoor van 6 oktober 2025 blijkt dat de hoormedewerker eiser de ruimte geeft om zijn verhaal te vertellen en regelmatig erkent dat seksuele gerichtheid een lastig onderwerp is om over te verklaren. Ook uit het voornemen en het bestreden besluit blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat verweerder heeft meegenomen dat het moeilijk kan zijn te spreken over traumatische herinneringen. Verweerder mocht van eiser verwachten dat hij meer inzicht kon geven in zijn eigen ervaringen en gevoelens. Verweerder heeft daarbij eisers verklaringen op verschillende thema’s meegenomen, waaronder zijn eerdere relaties, hoe hij erachter kwam dat hij homoseksueel is, en zijn kennis over de LHBTI-gemeenschap in Rusland en Nederland. Verweerder heeft ook voldoende betrokken dat eiser met HIV is besmet. Dat HIV, zoals eiser stelt, relatief veel voorkomt onder homoseksuele mannen, maakt namelijk nog niet dat uit eisers HIV-besmetting volgt dat hij homoseksueel is.
9. Ook heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank deugdelijk gemotiveerd dat niet geloofwaardig is dat eiser is opgeroepen om in het leger te dienen. Allereerst volgt de rechtbank verweerder erin dat de echtheid van de oproep niet vaststaat, dat er geen datum op staat vermeld en dat uit de inhoud niet volgt dat het om een oproep om te dienen gaat. Verweerder heeft er daarnaast op mogen wijzen dat eiser eerst heeft verklaard dat er alleen één oproep is verstuurd naar het huis van zijn moeder, maar vervolgens dat de militaire commissie zijn moeder ook thuis heeft bezocht op zoek naar eiser. Ook in dit kader mocht verweerder aan eiser tegenwerpen dat hij niet in grote lijnen als geloofwaardig kan worden beschouwd.
10. Naar het oordeel van de rechtbank slaagt het betoog dat eiser alleen al vanwege zijn HIV-besmetting in Rusland gevaar loopt, niet. Los van de vraag of verweerder dit als apart asielmotief had moeten aanmerken, heeft eiser namelijk met de ingebrachte stukken onvoldoende onderbouwd dat aan hem homoseksualiteit zal worden toegedicht. Uit de blogpost over HIV in Rusland waar eiser naar heeft verwezen, volgt dit naar het oordeel van de rechtbank niet. [6] Ook heeft eiser dit gestelde risico met zijn verklaringen niet aannemelijk gemaakt.
11. Gelet op het voorgaande, heeft verweerder terecht het reeds eerder opgelegde terugkeerbesluit en inreisverbod gehandhaafd. Eisers beroep op het arrest Adrar [7] slaagt niet, nu het terugkeerbesluit is opgeschort vanwege eisers medische situatie. Ter zitting heeft eiser nog betoogd dat het terugkeerbesluit uit 2011 geen stand houdt omdat er geen land van terugkeer in is genoemd. Dit betoog slaagt naar het oordeel van de rechtbank niet, nu verweerder in het voornemen in de huidige procedure heeft benoemd dat het terugkeerbesluit ziet op Rusland.

Conclusie en gevolgen

12. Verweerder heeft de aanvraag mogen afwijzen als kennelijk ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft.
12.1.
Omdat op het beroep is beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
12.2.
Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. van Dokkum, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. H.S. van Wessel, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen een week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Op basis van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g, van de Vw 2000.
2.Verdrag betreffende de status van vluchtelingen.
3.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
4.Zie Werkinstructie 2024/6 Geloofwaardigheidsbeoordeling (asiel) van de Immigratie- en Naturalisatiedienst.
5.Zie de uitspraak van deze rechtbank van 6 maart 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:3440.
6.Zie ‘HIV in Russia Is a Human Rights Problem’, wilsoncenter.org, door Daniel Toren van 4 december 2023.
7.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie, van 4 september 2025, ECLI:EU:C:2025:647 (Adrar).