ECLI:NL:RBDHA:2025:23978

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 december 2025
Publicatiedatum
15 december 2025
Zaaknummer
NL25.46335 en NL25.46336
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Nigeriaanse homoseksueel wegens ongeloofwaardige geaardheid

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser, een Nigeriaanse man, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. Eiser heeft op 2 september 2025 een opvolgende aanvraag ingediend, waarin hij stelt dat hij homoseksueel is en gevaar loopt in Nigeria. De minister heeft deze aanvraag op 16 september 2025 afgewezen als kennelijk ongegrond, met als argument dat eisers homoseksuele gerichtheid niet geloofwaardig is. De rechtbank heeft de zaak op 2 december 2025 behandeld, waarbij zowel eiser als zijn gemachtigde en de gemachtigde van de minister aanwezig waren.

Eiser heeft eerder een asielaanvraag ingediend die ook werd afgewezen, en de rechtbank oordeelt dat de minister op goede gronden heeft geconcludeerd dat eisers homoseksuele geaardheid ongeloofwaardig is. De rechtbank wijst op inconsistenties in eisers verklaringen over zijn relatie met een transgender vrouw en zijn betrokkenheid bij LHBTI-organisaties. Eiser heeft niet voldoende bewijs geleverd om zijn claims te onderbouwen, en de rechtbank concludeert dat de minister de aanvraag terecht als kennelijk ongegrond heeft afgewezen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, zonder vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL25.46335 en NL25.46336
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser/verzoeker (hierna: eiser)

(gemachtigde: mr. W.N. van der Voet),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. A. Sarmastzada).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag en beoordeelt de voorzieningenrechter zijn verzoek om een voorlopige voorziening. Eiser heeft op 2 september 2025 een opvolgende aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 16 september 2025 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond. [1]
1.1.
De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 2 december 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser heeft de Nigeriaanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1993. Eiser heeft eerder een aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Aan die aanvraag heeft eiser ten grondslag gelegd dat hij in Nigeria gevaar loopt omdat hij homoseksueel is. Verweerder heeft deze aanvraag bij besluit van 22 februari 2023 afgewezen als ongegrond. Dit besluit staat in rechte vast.
3. Op 2 september 2025 heeft eiser opnieuw asiel aangevraagd. Eiser legt ook aan deze asielaanvraag ten grondslag dat hij homoseksueel is. Hij heeft nu een relatie met [naam] , een transgender vrouw uit Frankrijk. Daarnaast heeft eiser verklaard dat hij nu meer betrokken is bij LHBTI-organisaties in Nederland. Eiser stelt daarnaast in 2015 te zijn verkracht in Nigeria nadat hij twee filmproducenten had toevertrouwd dat hij homoseksueel is.
4. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende asielmotieven:
de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser;
eisers homoseksuele gerichtheid; en
de gestelde verkrachting in 2015.
5. Verweerder vindt de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig. Verweerder vindt eisers homoseksuele gerichtheid niet geloofwaardig. Verweerder verwijst ter onderbouwing allereerst naar het in rechte vaststaande besluit op eisers eerste asielaanvraag, waarin zijn geaardheid niet geloofwaardig is geacht. Ook eisers nieuwe verklaringen over [naam] en zijn activiteiten voor LHBTI-organisaties in Nederland maken eisers geaardheid niet aannemelijk. Eiser heeft namelijk inconsistent en niet inzichtelijk verklaard over zijn relatie met [naam] en zijn activiteiten zijn niet nieuw ten opzichte van de vorige aanvraag. De foto’s en chatberichten die eiser met de zienswijze heeft overgelegd, dragen ook niet bij aan de onderbouwing van het relaas. Verweerder werpt daarnaast aan eiser tegen dat hij zijn asielaanvraag zonder goede verklaring niet zo spoedig mogelijk heeft ingediend en dat eiser niet in grote lijnen als geloofwaardig kan worden beschouwd. Over de gestelde verkrachting concludeert verweerder dat deze op voorhand niet relevant kan zijn. Eiser heeft daarom geen gegronde vrees voor vervolging in vluchtelingrechtelijke zin [2] en hij loopt geen reëel risico op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het EVRM. [3] Verweerder wijst de aanvraag af als kennelijk ongegrond.
Wat vindt eiser in beroep?
6. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en voert – kort samengevat – het volgende aan. Het bestreden besluit is in strijd met het motiverings- en het zorgvuldigheidsbeginsel. Eiser overlegt in de beroepsfase een foto van de Gay Pride Rotterdam 2025 en een rapport opgesteld door LGBT Asylum Support op 5 oktober 2025. Daaruit volgt volgens eiser dat die organisatie niet twijfelt aan zijn seksuele gerichtheid. Ook de eerder overgelegde foto’s en berichten ondersteunen het relaas en eiser heeft niet tegenstrijdig verklaard. Daarnaast is het tegenstrijdig dat verweerder eisers identiteit geloofwaardig vindt, maar toch tegenwerpt dat hij een identificerend document heeft vernietigd of weggemaakt. Ook mocht verweerder niet aan eiser tegenwerpen dat hij deze aanvraag pas na verloop van tijd heeft ingediend, nu zijn relatie met [naam] zich in deze periode heeft verdiept en eiser geen andere keuze had dan een opvolgende asielaanvraag in te dienen toen hij in bewaring werd gesteld.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
7. De rechtbank geeft eiser geen gelijk. De rechtbank zal dit oordeel hieronder uitleggen.
De geloofwaardigheid van eisers geaardheid
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder eisers homoseksuele geaardheid op goede gronden en deugdelijk gemotiveerd ongeloofwaardig heeft gevonden. Verweerder mocht er allereerst op wijzen dat uit de uitspraak van de hoogste bestuursrechter van 2 december 2024 volgt dat verweerder in de vorige aanvraagprocedure deugdelijk heeft gemotiveerd dat eisers geaardheid niet geloofwaardig is. [4] In hetgeen eiser in deze procedure naar voren heeft gebracht, hoefde verweerder naar het oordeel van de rechtbank geen aanleiding te zien om tot een andere conclusie te komen. Verweerder mocht er namelijk op wijzen dat eiser wisselend heeft verklaard over de startdatum van zijn relatie met [naam] en oppervlakkig heeft verklaard over zijn gevoelens voor [naam] . Ook volgt de rechtbank verweerder erin dat niet duidelijk is geworden dat het daadwerkelijk gaat om een nieuwe relatie. Eiser heeft namelijk in de vorige procedure ook verklaard dat hij een relatie had met een transgender vrouw uit Frankrijk die [naam] heet en heeft beide gestelde relaties op vergelijkbare wijze beschreven. Ook mocht verweerder erop wijzen dat in de vorige procedure al is meegenomen dat eiser contact heeft met het COC. De rechtbank is daarnaast van oordeel dat verweerder van eiser mocht verwachten dat hij zowel de relatie als zijn activiteiten bij het COC met meer stukken zou onderbouwen, nu eiser zelf heeft gesteld dat hij een verklaring van het COC en meer chatberichten kon overleggen. Wat betreft de chatberichten die eiser heeft overgelegd, mocht verweerder erop wijzen dat het gaat om een contact met een geheel andere naam dan [naam] . Wat betreft de foto’s waarop eiser en [naam] te zien (zouden) zijn, mocht verweerder erop wijzen dat de personen, tijd, authenticiteit en context van de foto’s niet geverifieerd kunnen worden. Ook de foto van de Gay Pride Rotterdam doet niet af aan het voorgaande. Verweerder mocht er namelijk op wijzen dat eisers deelname aan dit evenement niet afdoet aan zijn zwakke verklaringen. Daar komt bij dat verweerder naar het oordeel van de rechtbank aan eiser mocht tegenwerpen dat hij zijn nieuwe aanvraag zonder goede verklaring niet zo spoedig mogelijk heeft ingediend en dat hij in grote lijnen niet als geloofwaardig kan worden beschouwd nu hij eerder met onbekende bestemming is vertrokken.
8.1.
Anders dan eiser heeft betoogd, volgt uit het rapport van LGBT Asylum Support van 5 oktober 2025 ook niet dat eiser homoseksueel is. Het rapport bevat citaten uit het nader gehoor van eiser in zijn eerste asielprocedure, waarin hij verklaart over zijn aantrekking tot mannen en transgender vrouwen. De opsteller van het rapport merkt op dat het vaker voorkomt dat mannen zichzelf als homoseksueel zien maar ook geïnteresseerd zijn in transgender vrouwen. Dit doet naar het oordeel van de rechtbank niet af aan de eerder gemaakte beoordeling dat eiser in zijn individuele geval niet inzichtelijk heeft gemaakt dat hij zich aangetrokken voelt tot mannen en/of transgender vrouwen.
Kennelijk ongegrond
9. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de aanvraag van eiser ook kennelijk ongegrond mocht verklaren. Verweerder mocht dit alleen al doen omdat het gaat om een opvolgende aanvraag die niet niet-ontvankelijk is verklaard. [5] Eiser heeft dit niet betwist. De andere grondslagen voor de kennelijk-ongegrondverklaring behoeven daarom geen bespreking.

Conclusie en gevolgen

10. Verweerder heeft de aanvraag mogen afwijzen als kennelijk ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft.
10.1.
Omdat op het beroep is beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
10.2.
Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. van Dokkum, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. H.S. van Wessel, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen een week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Op basis van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, g en h, van de Vw 2000.
2.Verdrag betreffende de status van vluchtelingen.
3.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
4.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 2 december 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:4943) en de onderliggende uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Middelburg, van 23 augustus 2024 (ECLI:NL:RBDHA:2024:13552).
5.Zie artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g van de Vw 2000.