ECLI:NL:RBDHA:2025:23947

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 december 2025
Publicatiedatum
15 december 2025
Zaaknummer
09/231236-25
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens winkeldiefstal met oplegging van onvoorwaardelijke ISD-maatregel

Op 11 december 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 2 september 2025 in Rijswijk diverse goederen heeft weggenomen uit de Albert Heijn XL. De verdachte, geboren in 1991 en op dat moment gedetineerd, werd beschuldigd van winkeldiefstal. Tijdens de zitting op 27 november 2025 heeft de officier van justitie, mr. P.T. Verweijen, de vordering ingediend, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. N.M. Fakiri en mr. I.T.D. Kadirbaks, pleitte voor vrijspraak op basis van het ontbreken van het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de verdachte op camerabeelden te zien was terwijl hij goederen uit zijn winkelmandje in zijn rugzak stopte en vervolgens zonder te betalen de winkel verliet. De rechtbank oordeelde dat het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening aanwezig was en dat de diefstal wettig en overtuigend bewezen kon worden verklaard. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke ISD-maatregel van twee jaar, gezien zijn strafblad en het patroon van recidive. De rechtbank achtte het noodzakelijk om de veiligheid van personen en goederen te waarborgen en om de verdachte de kans te geven om zijn mogelijk aanwezige alcohol- en psychische problematiek aan te pakken. De beslissing is gegrond op de artikelen 38m, 38n en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/231236-25
Datum uitspraak: 11 december 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
verblijfadres: [adres] , [postcode] [plaats 1] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting te [plaats 2] , locatie [locatie] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 27 november 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. P.T. Verweijen en van hetgeen door de verdachte en zijn raadslieden, mr. N.M. Fakiri en mr. I.T.D. Kadirbaks, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 2 september 2025 te Rijswijk diverse goederen, waaronder flessen drank, meloen, sushi en/of tomaten, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de Albert Heijn XL (locatie: Bogaardplein), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de winkeldiefstal wettig en overtuigend kan worden bewezen.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich namens de verdachte op het standpunt gesteld dat hij dient te worden vrijgesproken van de winkeldiefstal omdat het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening ontbreekt.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2025297759, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 31).
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
1. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 27 november 2025, voor zover inhoudende:
Ik ben de persoon die te zien is op de camerabeelden van de Albert Heijn met slippers, een zwarte korte broek, zwart shirt met lange mouwen, een capuchon en een rugzak. Ik ben langs de kassa’s gegaan.
2. Het proces-verbaal van aangifte van [aangever] , namens de Albert Heijn XL de Bogaard, opgemaakt op 2 september 2025, voor zover inhoudende (p. 24-25):
Plaats delict: Bogaardplein 22 te Rijswijk (Albert Heijn XL de Bogaard)
Pleegdatum/tijd: 2 september 2025 omstreeks 18:01
Ik doe aangifte van diefstal. Ik heb gezien dat meneer de spullen pakte en in zijn mandje deed. Meneer stond bij de kassa en had geen artikelen op de band geplaatst die hij eerder in zijn mandje had gestopt. Vervolgens liep meneer langs de kassa zonder te betalen en liep direct door naar het toilet. Vervolgens na zijn bezoek heb ik meneer aangesproken en gevraagd om zijn tas open te doen. Meneer deed zijn tas open en daar zaten de artikelen in die ik eerder had gezien welke hij in zijn mandje had gestopt.
De volgende goederen zijn bij de diefstal weggenomen:
lx Absolut 9.49
+statiegeld 0.60
lx Hertog Jan 8.99
+statiegeld 0.60
1. Watermeloen 3.75
lx meloensalade 3.89
2x snoeptomaat a 2.19 4.38
lx warres otima 13.99
lx zalm nigi 5.95
Er zijn beelden beschikbaar van de diefstal.
3. Het proces-verbaal van bevindingen uitkijken camerabeelden, opgemaakt op 3 september 2025 (p. 27):
In verband met het onderzoek heb ik de verstrekte camerabeelden van de Albert Heijn bekeken. Op fragment 1 van 00:00:25 minuten zag ik een persoon met slippers, een zwarte korte broek, zwart shirt met lange mouwen en een capuchon. Ik zag de persoon een zwarte rugzak op de grond openen. Ik zag de persoon voorover gebogen staan. Ik zag de verdachte goederen uit de winkelmand in de rugzak doen. Op fragment 2 van 00:01:29 minuten zag ik de persoon vanuit een andere hoek. Ik zag dat de persoon in de rij stond voor de kassa. Ik zag dat hij een kleine plastic verpakking met daarin waarschijnlijk tomaten uit het mandje pakte. Ik zag dat de man weer in de rij ging staan. Ik zag de persoon om zich heen kijken. Ik zag de persoon het pakje tomaten in zijn jas steken en uit het zicht brengen. Ik zag de persoon uit de rij stappen en naar voren lopen. Ik zag de persoon zonder af te rekenen de kassa passeren.
3.4.
Bewijsoverwegingen
Op beelden van de bewakingscamera’s van de Albert Heijn is te zien dat de verdachte in de winkel goederen uit zijn winkelmandje haalt en die in zijn rugzak stopt. Vervolgens is te zien dat de verdachte opstaat, de rugzak om zijn schouder doet en de lege winkelmand meeneemt. Op een tweede fragment is te zien, dat de verdachte in de rij staat bij de kassa en het lege winkelmandje wegzet. In zijn hand houdt hij enkel een plastic verpakking in zijn hand. Na enige tijd in de rij te hebben gewacht, steekt hij de verpakking in zijn jas, stapt hij uit de rij en loopt hij de kassa voorbij zonder iets af te rekenen.
Uit deze handelingen leidt de rechtbank af dat de verdachte niet van plan was om te betalen voor de boodschappen. Kennelijk heeft de verdachte de boodschappen eerst verzameld in een winkelmandje, waar ze zichtbaar waren. Voordat hij naar de kassa liep, heeft de verdachte de inhoud van dat winkelmandje in zijn rugzak gestopt. Daarmee heeft hij de boodschappen onttrokken aan de feitelijke heerschappij van de Albert Heijn. Toen de verdachte in de rij ging staan bij de kassa, hield hij maar één verpakking zichtbaar om aan te bieden ter betaling. Als de verdachte werkelijk van plan was geweest om alle boodschappen af te rekenen, dan was dat het moment geweest om de boodschappen weer uit zijn rugzak te halen. Dat heeft de verdachte echter niet gedaan. Integendeel: ook de verpakking die hij in zijn hand hield heeft hij in zijn jas weggestopt en vervolgens is verdachte zonder te betalen langs de kassa gelopen.
De verklaring van de verdachte dat hij nodig naar het toilet moest en daarom voorbij de kassa is gelopen, acht de rechtbank ongeloofwaardig. In dat geval had het voor de hand gelegen om de boodschappen zichtbaar achter te laten bij de kassa met de mededeling dat de verdachte na het toiletbezoek zou terugkomen voor betaling. De verklaring van de verdachte is temeer ongeloofwaardig omdat hij op het politiebureau aanvankelijk heeft verklaard dat hij de boodschappen had gevonden op het toilet.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening aanwezig en komt zij tot een wettige en overtuigende bewezenverklaring van de ten laste gelegde diefstal.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank is van oordeel dat het feit wettig en overtuigend is bewezen. De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 2 september 2025 te Rijswijk diverse goederen, waaronder flessen drank, meloen, sushi en tomaten, die aan de Albert Heijn XL (locatie: Bogaardplein), toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om
diezich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan de verdachte de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: de ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren wordt opgelegd.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat andere, meer proportionele mogelijkheden nog niet zijn benut. De verdediging heeft de rechtbank verzocht een voorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden maatregel is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van verschillende levensmiddelen van de Albert Heijn. Winkeldiefstal is een hinderlijk feit, waarvan winkeliers en de maatschappij schade en overlast ondervinden. Met het plegen van dit feit heeft de verdachte blijk gegeven van een gebrek aan respect voor de eigendomsrechten van anderen.
Strafblad en ISD-maatregel
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 17 november 2025. De rechtbank stelt vast dat de verdachte voldoet aan alle voorwaarden voor het opleggen van de ISD-maatregel, zoals bepaald in artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht. Er is een vordering van het Openbaar Ministerie tot oplegging van de ISD-maatregel en het feit waarvoor de verdachte wordt veroordeeld is een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het strafblad blijkt dat de verdachte in de vijf jaren voordat hij dit feit pleegde ten minste drie keer voor een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel of een taakstraf. Het feit waarvoor de verdachte nu wordt veroordeeld, heeft hij gepleegd nadat deze straffen ten uitvoer zijn gelegd.
De verdachte valt onder de definitie van stelselmatige dader uit de Richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige veelplegers, aangezien over een periode van vijf jaren processen-verbaal voor meer dan tien misdrijffeiten tegen hem zijn opgemaakt, waarvan ten minste één misdrijf in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde misdrijffeit.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsrapport, opgesteld door reclasseringswerker S. Knibbe op 13 oktober 2025. Ter terechtzitting is mevrouw Knibbe als deskundige gehoord.
Uit het onderzoek van de reclassering komt naar voren dat de verdachte ten aanzien van de eerste levensbehoeften geen problemen zou hoeven hebben. Hij verbleef tot aan onderhavige detentie in een opvang van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA), waar hij werd voorzien van onderdak en financiële ondersteuning. Indien nodig kon hij een beroep doen op medische en/of psychologische/verslavingszorg. De verdachte blijkt de geboden hulp vanuit het Asiel Zoeker Centrum (AZC) echter te hebben afgehouden. Er is veel onduidelijkheid rondom het psychosociaal functioneren van de verdachte en er lijkt mogelijk sprake te zijn van een alcoholverslaving. Sinds zijn eerste veroordeling in december 2023 is de verdachte zo vaak veroordeeld dat hij bekend staat als een veelpleger. Er is sprake van een patroon in het plegen van vermogensdelicten. Er zijn meerdere reclasseringsadviezen uitgebracht over de verdachte, maar de reclassering is nooit tot een reclasseringsaanbod gekomen vanwege de lage responsiviteit van de verdachte en het hoge risico op onttrekken aan voorwaarden. De verdachte is bekend met het plegen van geweld tegen beroepsbeoefenaren en heeft zich eerder agressief opgesteld jegens de reclassering. Ter zitting verklaarde de reclasseringswerker dat zij geen mogelijkheden ziet om met de verdachte te werken in een voorwaardelijk kader. Alle gesprekken die met de verdachte zijn gevoerd, leiden tot een agressieve houding. Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog. Bij een veroordeling ziet de reclassering geen andere mogelijkheid dan het adviseren van de onvoorwaardelijke ISD-maatregel.
De rechtbank is van oordeel is dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een misdrijf zal plegen. De verdachte blijft strafbare feiten plegen en wijst hulpverlening steeds af. Ook ter zitting heeft de verdachte zich niet bereid getoond met de reclassering samen te werken. Gezien deze omstandigheden ziet de rechtbank geen mogelijkheid voor het opleggen van een voorwaardelijke ISD-maatregel en zal zij deze onvoorwaardelijk opleggen ter bescherming van de veiligheid van personen en goederen. De ISD-maatregel kan daarbij een bijdrage leveren aan het oplossen van de mogelijk aanwezige alcohol- en/of psychische problematiek van de verdachte.
Conclusie
Alles afwegende acht de rechtbank het opleggen van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel voor de duur van twee jaren passend en geboden. Voor een optimale bescherming van de maatschappij acht de rechtbank het belangrijk voldoende tijd te nemen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de ISD-maatregel opleggen voor de maximale duur van twee jaren en de tijd die de verdachte vóór tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft gezeten niet aftrekken van de duur van die maatregel.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 38m, 38n en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
diefstal;
verklaart de verdachte daarvoor strafbaar;
legt aan de verdachte op de maatregel tot plaatsing in een
inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur
van 2 (TWEE) JAREN.
Dit vonnis is gewezen door
mr. I. Jadib, voorzitter,
mr. L. Amperse, rechter,
mr. A.W. Duijnstee, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. C.W.I. Ostendorf, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 december 2025.