ECLI:NL:RBDHA:2025:23941

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 december 2025
Publicatiedatum
15 december 2025
Zaaknummer
25/2809
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke afwijzing subsidieaanvraag op grond van de Woonhuisregeling voor instandhouding rijksmonumenten met woonfunctie

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 12 december 2025, in de zaak tussen eiser en de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, wordt het beroep van eiser tegen de gedeeltelijke afwijzing van zijn subsidieaanvraag op grond van de Woonhuisregeling beoordeeld. Eiser, eigenaar van een rijksmonument met woonfunctie, had een subsidie aangevraagd voor instandhoudingskosten over het jaar 2023, maar zijn aanvraag werd door verweerder gedeeltelijk afgewezen. Verweerder stelde dat de overgelegde facturen onvoldoende gespecificeerd waren, waardoor niet duidelijk was welke kosten subsidiabel waren. Eiser had facturen ingediend ter waarde van € 243.027,38, maar verweerder achtte slechts € 786,50 subsidiabel. De rechtbank oordeelt dat verweerder zich op het standpunt mocht stellen dat de facturen niet voldeden aan de eisen van de Woonhuisregeling, die vereist dat de aanvrager duidelijk maakt welke kosten zijn gemaakt voor specifieke instandhoudingswerkzaamheden. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak benadrukt het belang van gespecificeerde facturen en de noodzaak om aan te tonen dat de werkzaamheden gericht zijn op de instandhouding van de monumentale waarden van het rijksmonument.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 25/2809

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 december 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J. Houweling),
en

de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, verweerder

(gemachtigde: mr. L. van Eijndthoven).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de gedeeltelijke afwijzing van zijn subsidieaanvraag.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 29 juli 2024 gedeeltelijk afgewezen. Met het bestreden besluit van 14 maart 2025 op het bezwaar van eiser is verweerder bij de afwijzing gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 20 november 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [naam] , namens eiser, en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser is eigenaar van een rijksmonument met een woonfunctie aan [adres] in [plaats] . Eiser heeft subsidie aangevraagd voor de instandhoudingskosten over het jaar 2023 op grond van de Woonhuisregeling. [1] Hij heeft daarbij facturen ingediend voor een totaal van € 243.027,38. Verweerder heeft daarvan € 786,50 subsidiabel geacht. Voor het overige heeft verweerder de aanvraag afgewezen. Daaraan heeft verweerder ten grondslag gelegd dat facturen onvoldoende gespecificeerd zijn en daardoor niet beoordeeld kunnen worden, de werkzaamheden niet strekken tot instandhouding van het monument en zijn monumentale waarden, installaties niet van monumentale waarde zijn en facturen en werkzaamheden zien op het jaar 2022 en daarom niet meer voor subsidie in aanmerking komen.
3. Het subsidiepercentage bedraagt 38% van de subsidiabele kosten. Verweerder heeft de subsidie daarom vastgesteld op een bedrag van € 298,87.
Wat zijn de regels?
4. Op grond van de Woonhuisregeling kan door particuliere eigenaren van rijksmonumenten met een woonfunctie subsidie worden aangevraagd. In aanmerking voor subsidie komen de kosten die door particuliere eigenaren zijn gemaakt voor werkzaamheden, maatregelen en voorzieningen ten behoeve van de instandhouding van het rijksmonument met een woonfunctie.
5. Om te bepalen welke werkzaamheden subsidiabel zijn, wordt aangesloten bij de Leidraad subsidiabele instandhoudingskosten (de Leidraad). Als algemeen uitgangspunt geldt dat de werkzaamheden dienen te strekken tot de instandhouding van het rijksmonument en zijn monumentale waarden, dat de werkzaamheden sober en doelmatig en technisch noodzakelijk dienen te zijn, en dat de werkzaamheden gericht dienen te zijn op maximaal behoud van aanwezige monumentale waarden, in het bijzonder historische materialen en constructies. Ook werkzaamheden gericht op het voorkomen van verval of het voorkomen van vervolgschade zijn subsidiabel. Kosten van werkzaamheden die niet zijn opgenomen in de Leidraad komen niet voor subsidieverlening in aanmerking. Ook werkzaamheden met betrekking tot comfortverbetering, verfraaiing, reconstructie, verduurzaming en veranderd gebruik komen niet voor subsidie in aanmerking. De subsidie bedraagt 38% van de subsidiabele kosten.
6. In de Woonhuisregeling is verder bepaald dat in de subsidieaanvraag door de aanvrager aan de hand van stukken dient te worden aangetoond dat de subsidiabele kosten zijn gemaakt. Hierbij is vereist dat uit de aangeleverde stukken voldoende duidelijk gespecificeerd blijkt welke kosten ten behoeve van welke instandhoudingswerkzaamheden zijn gemaakt. De aanvrager kan dit aantonen met gespecificeerde facturen van de werkzaamheden (bijvoorbeeld: facturen van aannemers, schilders, of loodgieters). Een factuur met een generieke omschrijving (bijvoorbeeld een termijnfactuur) is hierbij niet voldoende. In zo’n geval kan bij de factuur wel een getekende offerte worden gevoegd, die een voldoende gespecificeerde omschrijving van de instandhoudingswerkzaamheden bevat.
Wat vindt eiser?
7. Eiser betoogt dat alle werkzaamheden zijn gericht op het in stand houden van het monument en de monumentale waarde. Hij richt zich daarbij voor de facturen van BAM24 op een aantal werkzaamheden, namelijk die ten aanzien van de dakconstructie, de vloerbalken, de wandafwerking, bijzonder schilderwerk en de open haard. Voorts stelt eiser voor een destructief onderzoek te verrichten, om aan te tonen dat de werkzaamheden noodzakelijk waren met het oog op het in stand houden van het monument.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
8. Door verweerder wordt niet betwist dat eiser het pand heeft hersteld, opgeknapt en verfraaid. De goede intenties van eiser daarbij worden door verweerder niet in twijfel getrokken. Verweerder heeft er echter terecht op gewezen dat dit onvoldoende is om uit te kunnen gaan van subsidiabele kosten. Daarvoor is meer nodig, namelijk dat het gaat om de instandhouding van de monumentale waarden van het monument. Dat kosten zijn gemaakt voor de instandhouding van de monumentale waarden hoeft verweerder niet zonder meer aan te nemen. Omdat het bij subsidieverlening gaat om publieke middelen en van verweerder wordt verwacht dat hij de subsidieverlening kan verantwoorden, is van belang dat de aanvrager met bewijsstukken duidelijk maakt welke kosten zijn gemaakt voor welke specifieke werkzaamheden en materialen.
9. Verweerder heeft eiser naar aanleiding van zijn aanvraag bij brief van
23 mei 2024 laten weten dat de door hem overgelegde facturen niet voldoende zijn gespecificeerd en dat een factuur moet beschrijven welke werkzaamheden er zijn uitgevoerd, tegen welke kosten en in welke omvang de werkzaamheden zijn uitgevoerd. Verweerder heeft eiser daarbij gewezen op een voorbeeldfactuur, waarop onder meer is opgenomen dat de werkzaamheden en bijbehorende kosten individueel van elkaar moeten worden benoemd, zodat per post kan worden beoordeeld of de uitgevoerde werkzaamheden subsidiabel zijn.
10. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich op het standpunt mogen stellen dat de facturen van BAM24, gelezen in samenhang met de onderliggende offertes/begroting, hier niet aan voldoen.
Zo heeft verweerder in het bestreden besluit mogen overwegen dat uit de facturen en de onderliggende offerte/begroting niet voldoende blijkt hoe de dakconstructie is vernieuwd en wat er daarbij precies is hersteld ten opzichte van wat is vernieuwd. Ter zitting heeft verweerder daaraan toegevoegd dat uit het inspectierapport duidelijk wordt welke gebreken er zijn, maar dat uit de overige stukken niet blijkt hoe die gebreken specifiek zijn hersteld. Voor zover eiser heeft gewezen op de door hem overgelegde foto’s, wordt overwogen dat hiermee geen inzicht wordt gegeven in de verschillende kostenposten.
Ten aanzien van de vloerbalken wijst verweerder erop dat in het inspectierapport wordt geadviseerd door houtrot aangetaste delen van de vloer te vervangen. Verweerder heeft zich echter op het standpunt mogen stellen dat het onduidelijk is waar deze werkzaamheden zijn uitgevoerd, wat voor herstelwerkzaamheden zijn uitgevoerd en of de werkzaamheden sober en doelmatig zijn uitgevoerd.
Met betrekking tot de wandafwerking heeft verweerder zich op het standpunt mogen stellen dat het erop lijkt dat de wandafwerking nieuw is, dat geen duidelijkheid is gegeven over wat er aan wandafwerking is gedaan en met welke materialen. Daardoor is niet duidelijk in hoeverre er sprake is van behoud, van plaatselijk herstel en van het in stand houden van monumentale onderdelen.
Ook de gestelde kosten voor bijzonder schilderwerk heeft verweerder niet subsidiabel mogen vinden. Wat betreft het binnenschilderwerk zijn in de begroting posten opgenomen ten aanzien van binnendeuren, binnendeurkozijnen, lambriseringen en trappen. Verder blijkt uit de begroting dat de wanden en plafonds zijn gesausd. Verweerder heeft er echter terecht op gewezen dat uit de Leidraad volgt dat het moet gaan om instandhouding van bijzonder schilderwerk of geschilderde decoraties (zoals muur-, wand-, plafond- en vloerschilderingen). Verweerder heeft in zijn verweerschrift toegelicht dat het daarbij gaat om schilderingen waarvoor voor het herstel specialistische kennis is vereist. Daarvan is in dit geval niet gebleken.
Ten aanzien van de open haard heeft verweerder zich eveneens op het standpunt mogen stellen dat de kosten hiervoor onvoldoende zijn gespecificeerd, dat niet duidelijk is welke werkzaamheden zijn uitgevoerd en of deze werkzaamheden noodzakelijk waren. Daarbij wijst verweerder erop dat de open haard niet in het inspectierapport wordt genoemd. Bovendien zijn bij deze kostenpost de kosten voor het certificeren opgenomen, welke niet subsidiabel zijn.
11. Nu verweerder zich op het standpunt mocht stellen dat de facturen onvoldoende gespecificeerd zijn en reeds daardoor niet vast te stellen is welke kosten subsidiabel zijn, heeft verweerder geen aanleiding hoeven zien voor een destructief onderzoek.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. van Dokkum, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Nobel, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 12 december 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Beleidskader instandhoudingssubsidie woonhuis-rijksmonumenten.