ECLI:NL:RBDHA:2025:23875

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 november 2025
Publicatiedatum
14 december 2025
Zaaknummer
C/09/691260 / FA RK 25-6778
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige partneralimentatie in het kader van echtscheiding met onduidelijkheden over de financiële situatie van partijen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 november 2025 een beschikking gegeven in een voorlopige voorzieningenprocedure betreffende partneralimentatie. De vrouw heeft verzocht om een voorlopige uitkering tot levensonderhoud van € 9.331,- per maand, te betalen door de man, met ingang van 1 oktober 2025. De man heeft verweer gevoerd en betwist dat de vrouw behoeftig is, daarbij verwijzend naar haar vermeende eigen inkomsten en verblijf in Turkije, waar de kosten van levensonderhoud lager zouden zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de draagkracht van de man beperkt is tot € 1.607,- per maand en dat de vrouw in Nederland geen inkomen uit loondienst heeft. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de vrouw behoefte heeft aan een voorlopige bijdrage van de man in haar levensonderhoud. De rechtbank heeft de voorlopige partneralimentatie vastgesteld op € 1.607,- bruto per maand, met ingang van de datum van de beschikking. Het meer of anders verzochte is afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 25-6778
Zaaknummer: C/09/691260
Datum beschikking: 13 november 2025

Voorlopige voorziening

Beschikking op het op 9 september 2025 ingekomen verzoekschrift van:

[de vrouw],

de vrouw,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. G. Alkilic in Den Haag.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de man],

de man,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. E.M. Buijs-van Bemmel in Krimpen aan den IJssel.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift, met bijlagen;
  • het bericht van 29 september 2025 van de vrouw, met bijlage;
  • het verweerschrift, ingekomen op 26 oktober 2025, met bijlagen;
  • het bericht van 29 oktober 2025 van de vrouw, met bijlagen.
Op 30 oktober 2025 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:
  • de vrouw, bijgestaan door haar advocaat en een tolk;
  • de man, bijgestaan door zijn advocaat.

Feiten

  • Partijen zijn met elkaar gehuwd op [datum] 2015 in [plaats].
  • Bij deze rechtbank is een verzoek tot echtscheiding aanhangig, onder zaak- en rekestnummer C/09/678528 en FA RK 25-260.

Verzoek en verweer

De vrouw verzoekt, bij wijze van voorlopige voorziening voor de duur van het geding, te bepalen dat de man met ingang van 1 oktober 2025 maandelijks aan de vrouw bruto € 9.331,- betaalt als uitkering tot levensonderhoud, te voldoen voor de eerste van iedere maand.
De man voert verweer, dat hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Beoordeling

Rechtsmacht en toepasselijk recht
Aan de Nederlandse rechter komt in deze voorlopige voorzieningenprocedure rechtsmacht toe. De rechtbank past in deze voorlopige voorzieningenprocedure Nederlands recht toe.
Voorlopige partneralimentatie
De vrouw verzoekt een voorlopige partneralimentatie vast te stellen. Bij de beoordeling van het verzoek stelt de rechtbank voorop dat deze voorlopige vaststelling het karakter heeft van een ordemaatregel. Daarbij is het uitgangspunt dat wordt uitgegaan van de actuele situatie van partijen, voor zover de rechtbank daar voldoende inzicht in heeft. Indien de rechtbank onvoldoende inzicht in de situatie van partijen heeft, zal de rechtbank beoordelen wat zij redelijk acht en in dat kader een schatting maken.
In deze voorlopige voorzieningenprocedure is niet in geschil dat de draagkracht van de man de beperkende factor is, en beperkt is tot € 1.607,- per maand. Tussen partijen is enkel in geschil of de vrouw behoeftig is. De vrouw stelt dat zij niet in staat is om in haar eigen levensonderhoud te voorzien en dat zij behoeftig is. De man betwist dit en voert aan dat de vrouw eigen inkomsten en vermogen heeft, en dat zij bovendien in Turkije verblijft, waar de kosten van levensonderhoud aanzienlijk lager zijn dan in Nederland. De vrouw betwist dit.
De rechtbank constateert dat in deze procedure op verschillende punten nog onduidelijkheden bestaan. Wel is duidelijk geworden dat de vrouw in Nederland geen inkomen uit loondienst geniet en dat de vrouw in Turkije geen inkomen uit loondienst heeft. Daarnaast heeft de man weliswaar gesteld dat de vrouw in haar eigen levensonderhoud kan voorzien door inkomen uit vermogen, maar is de rechtbank van oordeel dat – nog daargelaten dat hierover verschillende vragen en onduidelijkheden bestaan – in het kader van deze voorlopige voorzieningenprocedure met mogelijk inkomen uit vermogen geen rekening dient te worden gehouden. Daarmee komt de rechtbank tot het oordeel dat de vrouw behoefte heeft aan een voorlopige bijdrage van de man in de kosten van haar levensonderhoud.
Nu tussen partijen niet in geschil is dat de draagkracht van de man de beperkende factor vormt, zal de rechtbank de hoogte van de behoefte van de vrouw niet nader vaststellen. De rechtbank zal gelet op het voorgaande, de door de man aan de vrouw te betalen voorlopige partneralimentatie bepalen op € 1.607,- bruto per maand. In het kader van deze voorlopige voorzieningenprocedure acht de rechtbank het redelijk om de datum van de beschikking – te weten 13 november 2025 – als ingangsdatum te hanteren.
Conclusie
De rechtbank zal bepalen dat de man aan de vrouw, met ingang van de datum van de beschikking, een
voorlopigepartneralimentatie moet betalen van € 1.607,- bruto per maand, telkens bij vooruitbetaling aan de vrouw te voldoen. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het meer of anders verzochte over de voorlopige partneralimentatie afwijzen.

Beslissing

De rechtbank:
bepaalt dat de man aan de vrouw met ingang van 13 november 2025 voorlopig een partneralimentatie van € 1.607,- bruto per maand zal betalen, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.L. Strop, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Wien als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 13 november 2025.