In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 november 2025 een beschikking gegeven inzake de voortzetting van een crisismaatregel voor een betrokkene die lijdt aan chronische suïcidaliteit. De officier van justitie had op 17 november 2025 een verzoek ingediend tot voortzetting van de crisismaatregel, die oorspronkelijk op 14 november 2025 was opgelegd. De betrokkene, geboren in 1973, verblijft in een zorginstelling en heeft een lange geschiedenis van suïcidaliteit en depressieve klachten. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de betrokkene, bijgestaan door haar advocaat, haar standpunt toegelicht en gepleit voor afwijzing van het verzoek, stellende dat de huidige opname overdreven is en dat haar doodswens niet voortkomt uit een psychische stoornis.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, waaronder levensgevaar en ernstige verwaarlozing. De betrokkene heeft recentelijk een poging gedaan om de afdeling te ontvluchten en heeft suïcidale uitingen gedaan. De rechtbank oordeelt dat, gezien de acute suïcidaliteit en het mutistische beeld van de betrokkene, verplichte zorg noodzakelijk is om het ernstig nadeel af te wenden. De rechtbank verleent daarom een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel, die geldig is tot en met 11 december 2025. De beschikking is gegeven door mr. M.L. Sandberg-Crommelin, rechter, en is uitgesproken ter openbare zitting.