ECLI:NL:RBDHA:2025:23683

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 november 2025
Publicatiedatum
12 december 2025
Zaaknummer
C/09/691206 / FA RK 25-6756
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging voorlopige voorzieningen in een echtscheidingsprocedure met betrekking tot minderjarige kinderen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 november 2025 een beschikking gegeven in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, die gezamenlijk gezag uitoefenen over hun drie minderjarige kinderen. De vrouw verzocht om wijziging van de voorlopige voorzieningen die eerder waren vastgesteld in een beschikking van 22 april 2025. De vrouw stelde dat de omstandigheden waren gewijzigd, omdat de man zijn toezeggingen niet of onvoldoende nakwam en zijn nieuwe partner met haar kinderen bij hem was gaan wonen. De man voerde verweer en betwistte de claims van de vrouw. Hij stelde dat hij zijn werk had aangepast om beschikbaar te zijn voor de kinderen en dat er geen sprake was van een zodanige wijziging van omstandigheden die een wijziging van de voorlopige voorzieningen rechtvaardigde. De rechtbank oordeelde dat de vrouw niet had aangetoond dat de man zijn afspraken niet nakwam en dat de zorgen van de vrouw onvoldoende waren om de voorlopige zorgregeling aan te passen. De rechtbank wees het verzoek van de vrouw af en stemde in met het verzoek van de man om een voorlopige regeling voor de kerst- en voorjaarsvakantie vast te stellen. De rechtbank benadrukte het belang van de kinderen en de noodzaak voor beide ouders om in mediation te blijven voor het verbeteren van hun communicatie en het verder invullen van de zorgregeling.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 25-6756
Zaaknummer: C/09/691206
Datum beschikking: 11 november 2025

Voorlopige voorzieningen

Beschikking op het op 8 september 2025 ingekomen verzoek van:

[de vrouw],

de vrouw,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. J.L.J. Kapteijn te Alphen aan den Rijn .
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de man] ,

de man,
wonende op en bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. M. Verschoor te Rozenburg.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift, met bijlagen;
  • het verweerschrift tevens verzoekschrift, met bijlagen.
Op 28 oktober 2025 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de vrouw en de man, bijgestaan door hun advocaten en namens de Raad voor de Kinderbescherming (de raad) [naam 1] .

Feiten

- De man en de vrouw zijn gehuwd op [datum] 2016 te [plaats] .
- Zij zijn de ouders van de volgende minderjarige kinderen:
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2016 te [geboorteplaats 1] ;
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2019 te [geboorteplaats 2] ;
- [minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum 3] 2021 te [geboorteplaats 2] .
- De kinderen verblijven op dit moment bij de vrouw.
- De ouders oefenen het gezamenlijk gezag over de kinderen uit.

Verzoek en verweer

Bij beschikking van deze rechtbank van 22 april 2025 – voor zover hier aan de orde –:
-is bepaald dat de minderjarigen:
  • [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2016 te [geboorteplaats 1] ;
  • [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2019 te [geboorteplaats 2] ;
  • [minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum 3] 2021 te [geboorteplaats 2] ;
aan de vrouw zullen worden toevertrouwd;
-is bepaald dat de man voorlopig gerechtigd is om de kinderen bij zich te hebben:
  • om de week van vrijdag uit school dan wel opvang tot zondag 17.00 uur, waarbij de vrouw de kinderen zal ophalen,
  • in de andere week van maandag uit school dan wel opvang tot woensdag naar school dan wel opvang;
  • gedurende één week van de meivakantie, in onderling overleg te verdelen;
  • in week 2, 5 en 6 van de zomervakantie;
-is bepaald dat de man aan de vrouw met ingang van 14 maart 2025 voorlopig een
partneralimentatie van € 2.867,- per maand zal betalen, vanaf heden telkens bij
vooruitbetaling te voldoen;
-is bepaald dat de man aan de vrouw, met ingang van 14 maart 2025 voorlopig een
kinderalimentatie ten behoeve van de kinderen(bij co-ouderschap eventueel:
medeverzorgt en opvoedt) van € 454,- per maand, per kind zal betalen,
vanaf heden telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
-zijn partijen verwezen naar de voor hen bekende mediator om de communicatie te
verbeteren en verdere afspraken te maken over de kinderen.
De vrouw verzoekt voormelde beschikking te wijzigen, in die zin dat de rechtbank:
- een regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken ten aanzien van de minderjarige kinderen van partijen (zorgregeling) vaststelt, waarbij de kinderen voorlopig één weekend per 14 dagen van zaterdag 9.00 uur tot zondag 17.00 uur bij de man verblijven;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De vrouw doet haar verzoek steunen op de stelling dat de omstandigheden na de dagtekening van de beschikking zijn gewijzigd.
De man voert verweer. De man concludeert tot niet-ontvankelijkheid van de vrouw dan wel tot afwijzing van de verzoeken van de vrouw.
Tevens verzoekt de man zelfstandig voormelde beschikking te wijzigen, in die zin dat de rechtbank nu –voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad–: een voorlopige zorgregeling zal vaststellen, waarbij de kinderen vanaf de ochtend op Tweede Kerstdag 10.00 uur tot Nieuwjaarsdag 12.00 uur bij de man verblijven, subsidiair de verdeling van de vakanties en feestdagen vast te stellen.

Beoordeling

Op grond van artikel 824, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan een beschikking voorlopige voorzieningen worden gewijzigd of ingetrokken als de omstandigheden na het geven van de beschikking in zodanige mate zijn gewijzigd of indien bij het geven van de beschikking in zodanige mate van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan dat, alle betrokken belangen in aanmerking genomen, de voorlopige voorziening niet in stand kan blijven.
De rechtbank stelt voorop dat met het opnemen van de zinsnede ‘in zodanige mate’ en ‘alle betrokken belangen in aanmerking genomen’ de wetgever tot uitdrukking heeft gebracht dat niet iedere wijziging van omstandigheden en niet iedere onjuistheid of onvolledigheid van gegevens waarvan de rechtbank is uitgegaan, tot een wijziging of intrekking van de voorziening kan leiden. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat het moet gaan om evidente, zeer sprekende gevallen en dat de wetgever een eventuele wijzigingsmogelijkheid aan een streng criterium heeft willen binden.
Zou dit anders zijn, dan zou een verzoek tot wijziging van voorlopige voorzieningen kunnen worden gebruikt om een verzuim te herstellen of zou een verkapt hoger beroep mogelijk zijn.
De vrouw beroept zich op een zodanige wijziging van omstandigheden dat de voorlopige zorgregeling, zoals bepaald in de beschikking van 22 april 2025, niet in stand kan blijven. De vrouw voert daartoe kort gezegd aan dat de man de toezeggingen die hij in de vorige voorlopige voorzieningenprocedure heeft gedaan niet of onvoldoende nakomt. Zo zijn het nog steeds de grootouders (zijde van de man) die een groot gedeelte van de zorg voor de kinderen voor hun rekening nemen. Daarnaast is [naam 2] , de nieuwe partner van de man, vrijwel direct na de vorige zitting, met haar kinderen bij de man gaan wonen. De vrouw wil dat de man en niet zijn ouders of [naam 2] voor de kinderen zorgt op het moment dat de kinderen bij hem verblijven.
De man verweert zich tegen het verzoek van de vrouw. De man betwist nadrukkelijk dat de afspraken niet worden nagekomen. Volgens de man is hij aanwezig als de kinderen bij hem zijn, maar soms komt het voor dat ook de grootouders (mz) er zijn of de kinderen ophalen. Dit betekent echter niet dat de zorg van de kinderen aan de grootouders worden overgelaten. Hetzelfde geldt voor [naam 2] . Door omstandigheden is [naam 2] met haar kinderen nu al bij de man komen wonen, maar er is geen sprake van uitbesteding van de kinderen aan haar, zoals de vrouw stelt. De man stelt zijn werk te hebben aangepast en beschikbaar te zijn voor de kinderen tot wederzijds plezier van zowel de man als de kinderen. Volgens de man is geen sprake van de hier benodigde mate van wijziging van omstandigheden. Daarnaast stelt de man dat de vrouw de in de beschikking van 22 april 2025 vastgelegde mei- en zomervakantie niet is nagekomen. De man verzoekt daarom primair een regeling voor de komende kerstvakantie vast te stellen en subsidiair een uitgebreide feestdagen- en vakantieregeling.
Tussen partijen is niet in geschil dat sprake is van een wijziging van omstandigheden. Immers, gebleken is dat sinds de vorige voorlopige voorzieningenprocedure de man met zijn nieuwe partner [naam 2] en haar kinderen is gaan samenwonen. Deze wijziging was tijdens de behandeling op de vorige zitting van 8 april 2025 en in de beschikking van 22 april 2025 niet voorzien in dit tempo, zodat partijen kunnen worden ontvangen in hun verzoeken.
Verzoek van de vrouw
De rechtbank is, anders dan de vrouw, van oordeel dat ten opzichte van de beschikking van deze rechtbank van 22 april 2025 geen sprake is van een zodanige wijziging van omstandigheden dat deze, gegeven de strenge toets van 824 Rv, niet in stand kan blijven. Uit de stukken en wat op de zitting naar voren is gekomen, is de rechtbank niet gebleken dat de man zijn afspraken niet of onvoldoende nakomt. De door de vrouw gestelde zorgen, die overigens door de man uitdrukkelijk zijn betwist, zijn voor de rechtbank onvoldoende om de vastgestelde voorlopige zorgregeling aan te passen. Zo lijken partijen zich aan deze vastgestelde voorlopige zorgregeling te houden en heeft de rechtbank ook geen aanwijzingen dat het niet goed gaat met de kinderen. Integendeel, op zitting hebben beide partijen aangegeven dat het goed gaat met de kinderen. Dit alles maakt het ook niet anders, als in de uitvoering van de voorlopige zorgregeling de grootouders (mz) dan wel [naam 2] meer betrokken zijn dan voorzien. Immers, het belang van de kinderen staat voorop. De rechtbank zal het verzoek van de vrouw dan ook afwijzen.
Verzoek van de man
De rechtbank constateert dat bij het geven van de beschikking van 22 april 2025 het uitgangspunt was dat de ouders de vakantie- en feestdagenregeling onder begeleiding van een mediator dan wel in de bodemprocedure verder zouden uitbouwen, maar de mediation is voortijdige beëindigd. Op de zitting is naar voren gekomen dat de ouders het erover eens zijn dat de vakantie- en feestdagenregeling voor de komende kerstvakantie wel moet worden ingevuld. Gelet hierop acht de rechtbank passend om een voorlopige vakantie- en feestdagenregeling voor de komende kerst- en voorjaarsperiode vast te leggen. Het is aan partijen om dit verder in mediation of in de bodemprocedure vorm te geven.
De rechtbank zal het voorstel van de man ten aanzien van de kerstperiode volgen, waarbij de kinderen vanaf de ochtend op Tweede Kerstdag 10.00 uur tot Nieuwjaarsdag 12.00 uur bij de man verblijven. Dit verzoek komt nagenoeg overeen met het voorstel van de vrouw, waarbij de kinderen in de eerste week bij de vrouw zijn en in de tweede week bij de man.
Ten aanzien van de komende voorjaarsvakantie in 2026 zal de rechtbank bepalen dat de kinderen de helft bij de man en de andere helft bij de vrouw verblijven, in onderling overleg verder in te vullen.
Op de zitting hebben partijen aangegeven dat ze opnieuw mediation willen gaan volgen voor het verbeteren van hun onderlinge communicatie en het verder invullen van de zorgregeling, waaronder de vakantie- en feestdagenregeling. In het bijzonder willen de man en de vrouw daar de wijze van communicatie gaan bespreken en niet zozeer het verleden.
De rechtbank merkt, in lijn met hetgeen ter zitting is besproken, het volgende op.
De rechtbank begrijpt dat het bitter is voor de vrouw dat de man nu met een goed bekende van haar samenwoont. Deze pijn kan de rechtbank niet wegnemen - niet met een wijziging van de zorgregeling of anderszins. Met de raadsvertegenwoordiger op zitting spreekt de rechtbank de hoop uit dat de tijd en mentale ondersteuning de wonden kunnen helen.

Beslissing

De rechtbank –in aanvulling op de beschikking van deze rechtbank van 22 april 2025–:
*
bepaalt dat de man voorlopig gerechtigd is om de minderjarigen:
  • [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2016 te [geboorteplaats 1] ;
  • [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2019 te [geboorteplaats 2] ;
  • [minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum 3] 2021 te [geboorteplaats 2] ;
bij zich te hebben:
- vanaf de ochtend op Tweede Kerstdag 2025 om 10.00 uur tot Nieuwjaarsdag 2026 om
12
uur, en
- een helft van de week van de voorjaarsvakantie in 2026, in onderling overleg nader te
verdelen;
*
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
*
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.G. Meeder, rechter, tevens kinderrechter, bijgestaan door mr. M.G. Coopmans-Veraa als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
11 november 2025.