ECLI:NL:RBDHA:2025:2366

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 januari 2025
Publicatiedatum
19 februari 2025
Zaaknummer
C/09/678615 / JE RK 25-58
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • M. de Kleine
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking van de kinderrechter over voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging gesloten jeugdhulp voor een minderjarige

Op 28 januari 2025 heeft de kinderrechter in de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in de zaak van de Raad voor de Kinderbescherming betreffende een minderjarige, geboren in 2008. De kinderrechter heeft de minderjarige voorlopig onder toezicht gesteld en een machtiging verleend voor gesloten jeugdhulp. Dit besluit volgde op ernstige zorgen over de fysieke en emotionele veiligheid van de minderjarige, die meerdere keren was weggelopen en in gevaarlijke situaties was aangetroffen. De ouders van de minderjarige hebben ingestemd met het verzoek van de Raad, die zich grote zorgen maakt over de veiligheid van hun dochter. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders niet in staat zijn om de veiligheid van de minderjarige te waarborgen en dat er geen minder ingrijpende maatregelen mogelijk zijn. De kinderrechter heeft de voorlopige ondertoezichtstelling vastgesteld voor de duur van drie maanden, met de mogelijkheid tot verlenging. De kinderrechter heeft ook benadrukt dat het van belang is dat de minderjarige haar schooljaar kan afmaken, en dat de betrokken jeugdbeschermer zich hiervoor zal inzetten. De beschikking is openbaar uitgesproken en op schrift gesteld op 11 februari 2025.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Jeugd- en Zorgrecht
Zaaknummer: C/09/678615 / JE RK 25-58
Datum uitspraak: 28 januari 2025
Beschikking van de kinderrechter over een voorlopige ondertoezichtstelling en een machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
Raad voor de Kinderbeschermingte Den Haag,
hierna te noemen: de Raad,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2008 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] ,
advocaat mr. D.M. Siemerink-Looten te Den Haag.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
en
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
gezamenlijk wonende in [woonplaats] ,
hierna ook gezamenlijk te noemen: de ouders.
De kinderrechter merkt als informant aan:
Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland, hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Bij beschikking van 15 januari 2025 heeft de kinderrechter in deze rechtbank [de minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld van 15 januari 2025 tot 29 januari 2025 en voor dezelfde duur een spoedmachtiging verleend om [de minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp zoals bedoeld in artikel 6.1.3, eerste lid, van de Jeugdwet. De behandeling van het verzoek is voor het overige aangehouden tot deze zitting.
1.2.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • de beschikking van 15 januari 2025 en de hierin benoemde stukken;
  • de herstelbeschikking van 20 januari 2025.
1.3.
Op 28 januari 2025 heeft de kinderrechter de zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
  • [de minderjarige] met haar advocaat;
  • de vader;
- de moeder;
- [naam 1] , namens de Raad;
- [naam 2] en [naam 3] namens de gecertificeerde instelling.
1.4.
De kinderrechter heeft [de minderjarige] naar haar mening gevraagd. [de minderjarige] heeft hierover voorafgaand aan de zitting in het bijzijn van haar advocaat een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [de minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
[de minderjarige] verblijft bij [jeugdzorginstelling] , een groep in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp.
2.2.
De kinderrechter verwijst voor een weergave van de overige feiten naar de beschikking van 15 januari 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt [de minderjarige] voorlopig onder toezicht te stellen voor de duur van drie maanden. Ook verzoekt de Raad een machtiging te verlenen om [de minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling.
3.2.
De Raad heeft het verzoek, samengevat en zakelijk weergegeven, als volgt gemotiveerd. Er zijn grote zorgen over de fysieke en emotionele veiligheid van [de minderjarige] . [de minderjarige] is een kwetsbaar en beïnvloedbaar meisje dat de gevaren van haar keuzes moeilijk kan overzien. [de minderjarige] is op 5 januari 2025 aangetroffen in een busje met een 26-jarige man, nadat zij van huis was weggelopen. De man is een bekende van de politie en de politie heeft vermoedens geuit over mogelijke mensenhandel. Hiernaast is [de minderjarige] meerdere keren weggelopen met haar 19-jarige ex-vriend, die haar heeft mishandeld en haar (vermoedelijk) seksueel heeft misbruikt. [de minderjarige] wordt verder bedreigd in haar basale veiligheid, doordat zij thuis wordt opgezocht en via whatsapp wordt bedreigd. Doordat [de minderjarige] zelfbepalend gedrag vertoont en zich onttrekt aan het gezag van haar ouders, kunnen zij haar niet begeleiden en begrenzen en hebben zij onvoldoende zicht op haar. Hiernaast is de relatie tussen [de minderjarige] en haar ouders ernstig verstoord. [de minderjarige] heeft zich sinds een aantal maanden bekeerd tot de islam en is hier heel fanatiek in. De ouders zijn verwesterd en kunnen zich niet vinden in hoe [de minderjarige] invulling geeft aan het geloof. Dit zorgt voor discussies en ruzies thuis die soms heel hoog op kunnen lopen. [de minderjarige] laat weten zich niet geaccepteerd te voelen door haar ouders. De zorg is dat [de minderjarige] het begrip en de geborgenheid die ze aangeeft thuis te missen, opzoekt bij oudere jongens. Doordat de zorgen om de veiligheid van [de minderjarige] inmiddels zo groot zijn en de ouders haar veiligheid niet zelf kunnen waarborgen, hebben de politie en de betrokken hulpverlening geadviseerd [de minderjarige] in veiligheid te brengen. De hulpverlening van ASH, die betrokken was bij het gezin, heeft tevens besloten te stoppen met het bieden van hulpverlening, omdat de situatie dermate onveilig was dat zij hun eigen veiligheid niet langer konden waarborgen. De Raad is van mening dat het in het belang is van [de minderjarige] om middels een gesloten machtiging op een veilige plek geplaatst te worden. Vanuit een gesloten setting kan [de minderjarige] de hulp krijgen die zij nodig heeft en kan onderzocht worden welke woonplek/-vorm het meest tegemoetkomt aan haar behoeftes. De Raad is van mening dat een open plaatsing op dit moment niet de veiligheid zal geven die nodig is om [de minderjarige] te beschermen tegen het netwerk waar zij mee omgaat. De voorlopige ondertoezichtstelling is hierbij ook noodzakelijk, zodat een jeugdbeschermer regie kan voeren en in deze complexe situatie de juiste beslissingen kan nemen die in het belang zijn van [de minderjarige] .

4.De standpunten

4.1.
Er is door en namens [de minderjarige] verweer gevoerd tegen het verzoek. [de minderjarige] vindt de gesloten groep van [jeugdzorginstelling] waar zij verblijft niet fijn, omdat ze het gevoel heeft dat ze daar niet past. [de minderjarige] denkt dat een open groep of een pleeggezin passender voor haar zou zijn. Ze zou daar ook haar schooljaar kunnen afmaken, wat ze erg belangrijk vindt. Een gesloten plaatsing is niet nodig, want zij zal geen contact meer zoeken met jongens en wanneer zij contact zoeken met haar, zal zij hen blokkeren. [de minderjarige] ging slechts terug naar haar ex-vriend omdat zij aandacht van hem kreeg en zich door hem gehoord voelde, iets dat ze mist bij haar ouders. Ze is niet door haar ex-vriend seksueel misbruikt. [de minderjarige] wil al een lange tijd hulp voor haar gezinssituatie, omdat haar ouders er niet voor haar zijn en ze haar niet steunen in haar Islamitische geloof. [de minderjarige] zou daarom ook graag willen dat het gezin hiervoor systeemtherapie krijgt. Als de ouders hier niet aan meewerken, wil ze niet meer thuis wonen. Wanneer de machtiging wel wordt toegewezen, dan verzoekt de advocaat de termijn in te korten tot maximaal twee maanden, zodat er zicht blijft op de voortgang. Het is hierbij dan wel van belang dat de systeemtherapie meteen zal starten en dat er snel wordt geregeld dat [de minderjarige] haar schooljaar kan afmaken.
4.2.
De ouders hebben ingestemd met het verzoek. De ouders zijn door een zeer zware tijd gegaan met [de minderjarige] en maken zich grote zorgen om haar. De ouders steunen [de minderjarige] in haar ontdekking van het Islamitische geloof, maar maken zich zorgen dat zij dit doet voor de verkeerde redenen, zoals het krijgen van contact met jongens die dit interessant vinden. De ouders hebben hierdoor al een lange tijd veel zorgen om de veiligheid van [de minderjarige] , en zijn daarom uit [plaats] verhuisd. [de minderjarige] ziet de gevaren van haar keuzes niet in, waardoor haar ouders haar veiligheid niet kunnen waarborgen.
4.3.
De gecertificeerde instelling heeft ter zitting naar voren gebracht dat zij denken dat de veiligheid van [de minderjarige] in het geding is en dat deze thuis en op een open groep niet gewaarborgd zal kunnen worden. In de komende periode zal zij bij [jeugdzorginstelling] eerst worden gestabiliseerd, waarna er wordt gekeken welke hulpverlening/behandeling er voor haar moet worden ingezet en wat een mogelijke passende vervolgplek voor haar zou zijn.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, heeft de kinderrechter het ernstige vermoeden dat de ontwikkeling van [de minderjarige] acuut en ernstig wordt bedreigd. Aan de voorwaarden voor een voorlopige ondertoezichtstelling wordt dus voldaan. [1] Daarnaast is de kinderrechter van oordeel dat jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [de minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren. Deze problemen maken dat het verblijf in een gesloten instelling noodzakelijk en geschikt is om te voorkomen dat [de minderjarige] zich onttrekt aan de jeugdhulp die zij nodig heeft of daaraan door anderen wordt onttrokken. Het is niet gebleken dat er minder ingrijpende mogelijkheden zijn om deze problemen te behandelen. [2]
5.2.
De kinderrechter overweegt daartoe dat er zeer grote zorgen zijn over zowel de fysieke als de emotionele veiligheid van [de minderjarige] . [de minderjarige] is een zeer beïnvloedbaar meisje dat moeite heeft de gevaren van haar keuzes te overzien. Hiernaast accepteert zij het gezag van haar ouders niet en heeft zij het gevoel thuis aandacht en geborgenheid te missen, waardoor zij zichzelf in gevaarlijke situaties brengt om deze aandacht en geborgenheid te vinden. Zo is [de minderjarige] meerdere keren weggelopen van huis waarbij het niet duidelijk is wat zij doet en met wie zij is, is zij aangetroffen in een busje met een 26-jarige man, die bekend is bij de politie en is zij meerdere keren tegen de wil van haar ouders in met haar ex-vriend meegegaan. De kinderrechter vindt het hierbij zeer zorgelijk dat de politie heeft geuit dat er vermoedens zijn van mensenhandel en dat [de minderjarige] ’s ex-vriend haar heeft mishandeld en mogelijk seksueel heeft misbruikt. Nu de ouders de veiligheid van [de minderjarige] niet langer kunnen waarborgen, de politie en de betrokken hulpverlening hebben geadviseerd [de minderjarige] in veiligheid te brengen, en het ASH heeft aangegeven geen hulpverlening meer te kunnen bieden omdat zij hierdoor hun eigen veiligheid niet kunnen garanderen, is de kinderrechter van oordeel dat een gesloten plaatsing op dit moment de enige mogelijkheid is om te zorgen dat [de minderjarige] ’s veilig is. Vanuit de gesloten setting kan er onderzocht worden welke hulpverlening er voor [de minderjarige] en voor het gezin moet worden ingezet, zodat de relatie tussen [de minderjarige] en haar ouders kan worden hersteld. Ook kan er worden onderzocht wat de mogelijkheden zijn voor een thuisplaatsing of voor een eventuele vervolgplek en welke hulpverlening er voor [de minderjarige] zelf nodig is. Daarom stelt de kinderrechter [de minderjarige] voorlopig onder toezicht voor de duur van drie maanden. Ook machtigt de kinderrechter de gecertificeerde instelling om [de minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling. De kinderrechter geeft ten overvloede nog mee dat [de minderjarige] heeft aangegeven heel graag dit jaar haar eindexamen te willen doen. Het is van belang dat de betrokken jeugdbeschermer zich hiervoor zal inzetten.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [de minderjarige] voorlopig onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland met ingang van 29 januari 2025 tot 15 april 2025;
6.2.
verleent een machtiging om [de minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 29 januari 2025 tot 15 april 2025.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 28 januari 2025 door mr. M. de Kleine, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. M. van Leeuwen als griffier, en op schrift gesteld op 11 februari 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan, voor zover deze ziet op de machtiging tot uithuisplaatsing, worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.

Voetnoten

1.Artikel 1:255 en 1:257 Burgerlijk Wetboek (BW).
2.Artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet (Jw).