In deze zaak hebben eisers, wonende aan de [adres] te [plaats], beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van [plaats], waarbij hen een last onder dwangsom is opgelegd vanwege een welstandsexces aan de aanbouw aan de achterzijde van hun woning. Eisers zijn van mening dat het bestreden besluit in strijd is met het vertrouwensbeginsel, omdat hen door de wabo casemanager van de gemeente was toegezegd dat hun bouwplan geen welstandsexces zou opleveren. Daarnaast hebben zij een verzoek tot schadevergoeding ingediend voor de kosten die zij hebben gemaakt om het welstandsexces te verwijderen, ter hoogte van €3.000,-.
De rechtbank heeft op 11 november 2025 uitspraak gedaan in deze zaak. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit niet in strijd is met het vertrouwensbeginsel. De rechtbank stelt vast dat de wabo casemanager in een e-mail van 31 maart 2020 heeft aangegeven dat het bouwplan geen welstandsexces zou opleveren, maar dat deze uitlating niet kan worden gekwalificeerd als een toezegging, omdat de uiteindelijke afwerking van de aanbouw niet overeenkwam met de eerder besproken plannen. De rechtbank concludeert dat het college de afwerking van het bouwplan terecht als een welstandsexces heeft aangemerkt.
Het beroep van eisers wordt ongegrond verklaard, evenals hun verzoek om schadevergoeding. De rechtbank wijst erop dat eisers geen recht hebben op terugbetaling van het griffierecht of vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.