ECLI:NL:RBDHA:2025:23151
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke asielzaak met niet-ontvankelijkheid van het verzoek
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 5 december 2025, beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van de verzoeker tegen de afwijzing van zijn aanvraag door de Minister van Asiel en Migratie. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is, waardoor er geen zitting heeft plaatsgevonden. Dit is mogelijk gemaakt door artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De minister had de aanvraag van de verzoeker op 13 augustus 2021 afgewezen, waarna de verzoeker bezwaar heeft gemaakt. Op 1 oktober 2025 heeft de minister op het bezwaarschrift beslist, maar de verzoeker heeft geen beroep ingesteld tegen deze beslissing. Hierdoor is er geen beroepsprocedure aanhangig, wat noodzakelijk is voor het indienen van een verzoek om voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter concludeert dat het verzoek niet inhoudelijk beoordeeld kan worden en er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, in aanwezigheid van M.S.G. van der Werf, griffier, en is openbaar gemaakt via gepseudonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.