ECLI:NL:RBDHA:2025:23075

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 november 2025
Publicatiedatum
5 december 2025
Zaaknummer
C/09/693947 / KG ZA 25-1071
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van een huisverbod en afwijzing van een verzoek om voorlopige voorziening

Op 4 november 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van een huisverbod. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. M.K. Bhadai, had beroep ingesteld tegen een besluit van de burgemeester van Den Haag, die op 14 oktober 2025 een huisverbod had opgelegd. Dit huisverbod was aanvankelijk van kracht van 14 oktober tot 24 oktober 2025, maar werd later verlengd tot 11 november 2025. De verzoeker betwistte de noodzaak van het huisverbod en voerde aan dat er geen dreiging meer was voor de achterblijfster, die als belanghebbende werd aangemerkt. De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester terecht had aangenomen dat er nog steeds sprake was van dreiging van gevaar, gezien de complexe relatie tussen partijen en het gebrek aan veiligheidsafspraken. De verzoeker had niet aangetoond dat de situatie was verbeterd sinds de verlenging van het huisverbod. De voorzieningenrechter verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en er werd geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Den haag
Voorzieningenrechter
Rekestnummers: KG ZA 25-1071 (voorlopige voorziening) en FA RK 25-8247 (bodem)
Zaaknummers: C/09/693947 (voorlopige voorziening) en C/09/693946 (bodem)

Proces-verbaal mondelinge uitspraak

Gedaan op 4 november 2025
Naar aanleiding van het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en met toepassing van artikel 8:86 van die wet op het beroep van:

[verzoeker] ,

verzoeker, tevens eiser,
wonende in [woonplaats] ,
gemachtigde: mr. M.K. Bhadai in Den Haag,
tegen

de burgemeester van de gemeente Den Haag,

verweerder.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[belanghebbende] ,

de (ex-)partner / achterblijfster,
wonende in [woonplaats] .

IProcedure

Bij besluit van 14 oktober 2025 heeft verweerder aan verzoeker een huisverbod ingevolge artikel 2 van de Wet tijdelijk huisverbod (hierna: Wth) opgelegd, van 14 oktober 2025 (14.37 uur) tot en met 24 oktober 2025 (14.37 uur), ter zake van de woning aan het adres [adres] , tevens inhoudend een contactverbod met de aldaar woonachtige achterblijfster.
Bij (mondelinge) beslissing van 23 oktober 2025 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank het door verzoeker ingestelde beroep tegen het op 14 oktober 2025 opgelegde huisverbod ongegrond verklaard. Het verzoek met betrekking tot het treffen van een voorlopige voorziening is in dezelfde beslissing afgewezen.
Bij besluit van 24 oktober 2025 heeft verweerder het huis- en contactverbod verlengd tot
11 november 2025 (14:37 uur).
Tegen dit verlengingsbesluit heeft verzoeker beroep ingesteld alsmede een verzoek om een voorlopige voorziening bij de voorzieningenrechter ingediend.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken ingediend
.
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 4 november 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • de gemachtigde van verzoeker;
  • [naam 1] namens verweerder;
  • [naam 2] namens Veilig Thuis.
Verzoeker is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan. De beslissing en de gronden daarvan luiden als volgt.

II Beoordeling

In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, Awb onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
Ingevolge artikel 9, eerste lid, Wth kan de burgemeester een huisverbod verlengen tot ten hoogste vier weken nadat het is opgelegd indien de dreiging van het gevaar, of het ernstige vermoeden daarvan, zich voortzet.
Verzoeker heeft betoogd dat het besluit tot verlenging ondeugdelijk is gemotiveerd en dat er geen sprake meer is van dreiging tegenover de achterblijfster. Volgens verzoeker is de verlenging van het huisverbod daarnaast niet gedaan naar aanleiding van deugdelijk onderzoek en een zorgvuldige belangenafweging. Verzoeker ontkent en betwist dat de situatie nog niet voldoende is gestabiliseerd. Partijen hebben geen contact meer met elkaar en zullen ook geen contact meer met elkaar opnemen volgens de gemachtigde van verzoeker. Verzoeker stelt dat hij door de verlenging van het huisverbod en de huidige situatie waarin het huisverbod voortduurt, in zijn belangen wordt geschaad. Hij heeft een plek nodig om te kunnen overnachten en moet nu onnodig hoge kosten hiervoor maken, terwijl zijn woning leegstaat en achterblijfster daar niet meer verblijft. Er speelt tussen partijen een geschil over een geldlening van achterblijfster aan verzoeker, maar volgens verzoeker is het opleggen en laten voortduren van een huisverbod niet bedoeld om dit geschil over geld op te lossen. Hij verzoekt om schorsing van het huisverbod.
Verweerder voert aan dat het huisverbod van verzoeker terecht is verlengd door de burgemeester en dat het (verlengde) huisverbod in stand moet blijven totdat het afloopt op 11 november 2025. Onder verwijzing naar het bestreden besluit en de stukken heeft verweerder betoogd dat de dreiging van gevaar, of het ernstige vermoeden daarvan, niet is weggenomen. Er is tussen partijen niets veranderd in de dynamiek sinds het opleggen van het huisverbod op 14 oktober 2025. Er is volgens verweerder een patroon te zien waarin verzoeker en achterblijfster elkaar telkens afstoten en weer bij elkaar komen. Beide partijen zijn ambivalent in het accepteren van hulpverlening en de beslissing om de relatie te beëindigen. Het eerste netwerkgesprek heeft niet tot veiligheidsafspraken geleid en bij het tweede netwerkgesprek is verzoeker niet komen opdagen. Het geschil over de geldlening zorgt er volgens verweerder voor dat de kans op confrontatie en escalatie toeneemt. De verlengingsperiode moet volgens verweerder gebruikt worden om verzoeker te bewegen alsnog mee te werken aan de hulpverlening om tot veiligheidsafspraken te komen en om voor achterblijfster te zorgen dat er hulpverlening wordt opgestart.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder op het moment van verlenging van het huisverbod terecht heeft aangenomen dat nog steeds sprake was van dreiging van gevaar of het ernstige vermoeden daarvan. Sinds het opleggen van het huisverbod op 14 oktober 2025 en het moment van de verlenging daarvan is er niets veranderd tussen partijen. Tijdens het netwerkgesprek op 22 oktober 2025 zijn partijen er niet in geslaagd om veiligheidsafspraken te maken. Gelet op de complexe verstandhouding van partijen, waarbij zij ambivalent zijn in zowel het accepteren van hulpverlening als hun beslissing in het voortzetten of afbreken van hun relatie, heeft verweerder ten tijde van de verlenging van het huisverbod terecht geconstateerd dat de dreiging van gevaar en risico op escalatie nog immer aanwezig was. De verlengingsperiode was nodig om de juiste hulpverlening voor beide partijen op te starten en daarmee de dreiging van gevaar of het risico op escalatie weg te nemen.
Gelet op het voorgaande oordeelt de voorzieningenrechter dat verweerder in redelijkheid van zijn bevoegdheid als bedoeld in artikel 9 Wth gebruik heeft gemaakt.
De voorzieningenrechter ziet zich tenslotte voor de vraag gesteld of na het nemen van het bestreden besluit sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden die ertoe zouden moeten leiden dat het huisverbod wordt opgeheven. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verzoeker niet aannemelijk gemaakt dat de situatie thans zodanig is verbeterd dat er geen gronden meer zijn voor handhaving van het huisverbod. Er is sinds het opleggen van het verlengingsbesluit niets veranderd aan de situatie. Op 31 oktober 2025 zou er een tweede netwerkgesprek tussen partijen plaatsvinden, maar gebleken is dat verzoeker aan dit gesprek niet heeft willen meewerken. Er zijn dus geen veiligheidsafspraken gemaakt die tot het wegnemen van de dreiging van het gevaar of het risico op escalatie hebben kunnen leiden. Gemachtigde van verzoeker heeft op de zitting betoogd dat verzoeker zich heeft teruggetrokken van de situatie en niet meer wil meewerken aan hulpverlening. Zolang verzoeker hieraan niet wil meewerken, kunnen er geen veiligheidsafspraken gemaakt worden en blijft de situatie onveranderd. Deze patstelling leidt ertoe dat bij de hulpverlening en verweerder niet het vertrouwen en de zekerheid kan ontstaan dat een escalatie tussen partijen, zoals tijdens het incident dat zich op 14 oktober 2025 zich voordeed, niet nogmaals zal ontstaan.
De voorzieningenrechter heeft oog voor de belangen van verzoeker en het feit dat deze situatie voor hem nadeel oplevert, maar is van oordeel dat verweerder op goede gronden het belang van verlenging van het huisverbod heeft laten prevaleren boven de belangen van verzoeker.
Gezien het voorgaande zal het beroep tegen het besluit ongegrond worden verklaard en zal het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening worden afgewezen.
Er bestaat geen aanleiding tot veroordeling van één der partijen in de kosten van het geding.

III Beslissing

De voorzieningenrechter:
*
verklaart het beroep ongegrond;
*
wijst het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af.
Uitgesproken in het openbaar op 4 november 2025 door mr. C.L. Strop, rechter, bijgestaan door mr. L.E. Meisters als griffier.

RECHTSMIDDEL

Tegen deze uitspraak kan – voor zover daarin is beslist in de hoofdzaak met het rekestnummer FA RK 25-7950 – binnen zes weken van verzending van dit proces-verbaal hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Afschrift verzonden op: