ECLI:NL:RBDHA:2025:22986
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 2 december 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. De verzoeker, die een asielaanvraag had ingediend, had tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie beroep ingesteld. Het bestreden besluit, dat op 5 juni 2025 was genomen, wees de asielaanvraag af als kennelijk ongegrond. De verzoeker vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, zodat het bestreden besluit geschorst zou worden totdat er op het beroep was beslist. De voorzieningenrechter heeft de zaak beoordeeld zonder zitting, op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
In de uitspraak van 27 november 2025, die op 28 november 2025 bekend werd gemaakt, heeft de rechtbank al beslist op het beroep dat verband houdt met het verzoek om voorlopige voorziening. Aangezien er inmiddels een uitspraak op het beroep was gedaan, was een voorlopige voorziening niet meer nodig. De voorzieningenrechter heeft daarom het verzoek om een voorlopige voorziening als kennelijk ongegrond afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.