Op 2 december 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster, vertegenwoordigd door mr. E. Schoneveld, de minister van Asiel en Migratie verzocht om vergoeding van proceskosten. De rechtbank heeft deze uitspraak gedaan zonder zitting. Verzoekster had haar beroep tegen het niet tijdig beslissen ingetrokken, omdat de minister inmiddels had besloten op haar verzoek. Echter, verzoekster vroeg de rechtbank om de minister te veroordelen in de proceskosten. De rechtbank oordeelde dat verzoekster niet voldeed aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen, omdat haar beroep prematuur was ingediend. De termijn voor de minister om te beslissen was verstreken op 17 september 2025, terwijl verzoekster haar beroepschrift op 16 september 2025 had ingediend. Hierdoor werd het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen. De rechtbank merkte op dat de minister in een eerdere brief had aangegeven bereid te zijn de proceskosten te vergoeden, maar dit had geen invloed op de beoordeling van het verzoek. De rechtbank concludeerde dat het verzoek om de minister te veroordelen in de proceskosten werd afgewezen.