Op 2 december 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 3 augustus 2025 in 's-Gravenhage een poging tot zware mishandeling heeft gepleegd. De verdachte heeft het slachtoffer met een mes in haar bovenlichaam gestoken tijdens een confrontatie in een smalle gang. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen sprake was van noodweer of noodweerexces, omdat de verdachte niet proportioneel heeft gehandeld. De rechtbank oordeelde dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel heeft aanvaard. De verdachte is verminderd toerekeningsvatbaar verklaard, wat is meegewogen in de strafoplegging. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 108 dagen, met aftrek van voorarrest, en heeft de teruggave van een inbeslaggenomen mobiele telefoon gelast. De rechtbank heeft de inbeslaggenomen messen verbeurd verklaard, omdat de verdachte afstand heeft gedaan van deze voorwerpen.