Op 30 oktober 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren op [geboortedatum] 2024. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 12 januari 2026, omdat de minderjarige binnenkort bij zijn vader zal worden geplaatst. De zaak is voortgekomen uit een verzoekschrift dat op 10 april 2025 is ingediend. De kinderrechter heeft eerder op 3 juni 2025 de ondertoezichtstelling van de minderjarige verlengd tot 6 juni 2026 en de machtiging tot uithuisplaatsing in een netwerkpleegzorgvoorziening verlengd tot 6 november 2025.
Tijdens de zitting op 30 oktober 2025 is de situatie van de minderjarige besproken, waarbij de vader aangemeld is voor hulpverlening om zijn opvoedvaardigheden te versterken. De hulpverlening is nog niet gestart vanwege een wachtlijst, maar wordt verwacht in november 2025. De omgang tussen de vader en de minderjarige is recent uitgebreid naar drie dagen en nachten per week, en er is consensus dat de minderjarige bij de vader kan wonen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er geen redenen zijn om de plaatsing bij de vader niet door te laten gaan, gezien de positieve ontwikkeling van de minderjarige en de liefdevolle relatie met zijn vader.
De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 12 januari 2026, met de verwachting dat de minderjarige voor die datum volledig bij de vader zal wonen. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, waarbij de kinderrechter de verzoeken van de gecertificeerde instelling en de vader heeft overwogen.