ECLI:NL:RBDHA:2025:22591
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toetsing van de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring in het bestuursrecht en vreemdelingenrecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 september 2025 uitspraak gedaan in een enkelvoudige kamer over de maatregel van bewaring die aan eiser is opgelegd door de minister van Asiel en Migratie. De maatregel is opgelegd op 16 juni 2025 op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het vooronderzoek op 18 september 2025 is gesloten.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat zij de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst en dat deze tot het sluiten van het onderzoek op 12 augustus 2025 rechtmatig was. De toetsing betreft dus de periode van 12 augustus 2025 tot 18 september 2025. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt in zijn uitzetting, maar de rechtbank oordeelt dat verweerder in de toetsperiode voldoende voortvarend heeft gewerkt aan de uitzetting van eiser naar Marokko. De rechtbank concludeert dat er geen grond is voor het oordeel dat het voortduren van de maatregel van bewaring onrechtmatig is geweest.
De rechtbank heeft ambtshalve de rechtmatigheidsvoorwaarden van de maatregel van bewaring getoetst en ook op basis van de informatie in het dossier geen redenen gevonden om te twijfelen aan de rechtmatigheid van de maatregel. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.