ECLI:NL:RBDHA:2025:22551
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beslistermijn asielaanvraag en toepassing van het BVM in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag geoordeeld over de termijn waarbinnen de minister van Asiel en Migratie moest beslissen op de asielaanvraag van eiser, die op 12 februari 2023 was ingediend. De rechtbank stelde vast dat de maximale beslistermijn van 21 maanden, zoals vastgelegd in de Procedurerichtlijn, begon op de datum van de aanvraag en niet op een latere datum zoals de minister had betoogd. Dit betekent dat de minister uiterlijk op 12 november 2024 had moeten beslissen. De rechtbank concludeerde dat het Besluit- en vertrekmoratorium Syrië (BVM) niet van toepassing was op de aanvraag van eiser, omdat de beslistermijn al was verstreken voordat het BVM werd ingesteld. Eiser had op 8 mei 2024 beroep ingesteld wegens het niet tijdig beslissen, en de rechtbank verklaarde dit beroep gegrond. De rechtbank droeg de minister op om binnen vier weken na de uitspraak een besluit te nemen en legde een dwangsom op van € 200,- per dag voor elke dag dat deze termijn werd overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Tevens werd de minister veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eiser, die in totaal € 907,- bedroegen.