ECLI:NL:RBDHA:2025:22451

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 november 2025
Publicatiedatum
27 november 2025
Zaaknummer
C/09/694962 / KG RK 25-1593
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van verzoeker in bestuursrechtelijke zaken zonder behandelend rechter

Op 26 november 2025 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van verzoeker, die op 17 november 2025 per e-mail een verzoek indiende in verband met vier hoofdzaken. Verzoeker had verzocht om vrijstelling van het griffierecht en stelde dat hij aan de wettelijke criteria voldeed. De wrakingskamer oordeelde dat verzoeker niet-ontvankelijk was in zijn wrakingsverzoek, omdat er nog geen behandelend rechter was toegewezen aan de hoofdzaken. Dit was het gevolg van het niet voldoen aan het griffierecht, waardoor de hoofdzaken zich nog niet in een stadium bevonden waarin een rechter aan de zaak was toegewezen. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter alleen gewraakt kan worden op basis van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. Aangezien er geen behandelend rechter was, was er geen reden voor een mondelinge behandeling van het verzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2025/73
zaak- /rekestnummer: C/09/694962 / KG RK 25-1593
Beslissing van 26 november 2025
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker.

1.De procedure en het wrakingsverzoek

1.1.
Op 17 november 2025 heeft verzoeker per e-mail een wrakingsverzoek ingediend in de zaken met nummers SGR 25/1806, SGR 25/1813, SGR 25/1818 en SGR 25/6807 (hierna: de hoofdzaken).
1.2
Verzoeker heeft in de e-mail het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd:
“LS,
Afgelopen zaterdag (15 november 2025) ontving ik een viertal herinneringen.
Ik heb u echter verzocht om vrijstelling van het griffierecht.
Zoals u bekend, heb ik deze discussie al gewonnen: Vgl. Rb. Den Haag d.d. 2 mei 2022, #9555795, r.o. 4.1. Ik voldoe immers, nog steeds, aan de wettelijke criteria.
Graag word ik gehoord via telehoren.
Graag zsm een andere rechter.”

2.De beoordeling

2.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
2.2.
Uit het verzoek leidt de wrakingskamer af dat verzoeker zijn wrakingsverzoek heeft ingediend omdat hij geen vrijstelling krijgt van de betaling van het griffierecht.
2.3.
Artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) bepaalt dat op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Onder het ‘behandelen van een zaak’ valt elke rechterlijke bemoeienis met een zaak, van welke aard en omvang dan ook.
2.4.
Verzoeker heeft in de hoofdzaken het griffierecht niet voldaan. Omdat het griffierecht niet is voldaan, bevinden de hoofdzaken zich nog niet in het stadium waarin er een rechter aan de zaak is toegewezen. Er is dus nog geen behandelend rechter bekend. De wrakingskamer zal verzoeker daarom niet-ontvankelijk verklaren in zijn wrakingsverzoek.
2.5.
Voor een behandeling van het verzoek ter terechtzitting bestaat geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek, maar aan dat debat wordt gezien het vorenstaande niet toegekomen.

3.De beslissing

De wrakingskamer:
3.1.
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek;
3.2.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 8:18, derde lid, Awb wordt toegezonden aan:
 de verzoeker;
 de voorzitter van Team Belastingrecht van deze rechtbank.
Deze beslissing is gegeven door mrs. S.M. Krans, A.M.A. Keulen en
S.M. Westerhuis-Evers, in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.L. van Nooijen-Kühler en in het openbaar uitgesproken op 26 november 2025.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.