ECLI:NL:RBDHA:2025:22449

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 oktober 2025
Publicatiedatum
27 november 2025
Zaaknummer
NL25.3216
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van een Koerdische Turk met HDP-lidmaatschap

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 10 oktober 2025, wordt de afwijzing van de asielaanvraag van eiser, een Koerdische Turk, behandeld. Eiser heeft op 1 oktober 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze is door de minister van Asiel en Migratie op 27 december 2024 afgewezen. Eiser stelt dat hij vanwege zijn Koerdische etniciteit en lidmaatschap van de HDP (Halkların Demokratik Partisi) in de negatieve belangstelling staat van de Turkse autoriteiten. Hij voert aan dat hij slachtoffer is van discriminatie en dat hij valselijk beschuldigd wordt in een strafzaak. De rechtbank heeft de zaak op 2 september 2025 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiser als de gemachtigde van de minister aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de minister zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij vanwege zijn HDP-lidmaatschap of Koerdische etniciteit in de negatieve belangstelling staat van de autoriteiten. De rechtbank wijst erop dat de problemen die eiser aanvoert met betrekking tot zijn familieleden niet zonder meer op hem van toepassing zijn. Ook de problemen met de Koerdische Hezbollah en de militaire dienstplicht worden door de rechtbank als ongeloofwaardig beoordeeld. Eiser heeft geen overtuigende documenten overgelegd ter ondersteuning van zijn claims, en de rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft geoordeeld dat eiser niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel. De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond en bevestigt de afwijzing van de asielaanvraag.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.3216
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. F. Lavell),

en

de Minister van Asiel en Migratie, de minister (gemachtigde: mr. N. Hamzaoui).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de asielaanvraagi van eiser. Eiser is het hier niet mee eens. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de asielaanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand kan blijven. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiser heeft op 1 oktober 2022 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Hij stelt van Turkse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1999. De minister heeft met het bestreden besluit van 27 december 2024 deze aanvraag afgewezen als ongegrond.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 2 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

Het asielrelaas
3. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser is een Koerdische Turk en heeft vanwege zijn Koerdische etniciteit te maken gehad met discriminatie. Eiser is afkomstig uit een familie van prominente HDP-leden. Een oom en tante zitten hierom gevangen. Eiser is zelf ook lid geweest van en actief geweest voor de HDP. Eiser vermoedt dat hij hierom en/of vanwege zijn Koerdische etniciteit valselijk beschuldigd wordt door de Turkse autoriteiten. Hij wijst daarbij naar een tegen hem lopende strafzaak in [plaats 1] . Toen eiser en vrienden naar Koerdische muziek aan het luisteren waren, ontstond er een opstootje waarna hij is gearresteerd. Hij wordt hiervoor nu ten onrechte strafrechtelijk vervolgd. Verder heeft eiser problemen met de Koerdische Hezbollah. Er bestaat al lang een vete tussen de familie van eiser en Hezbollah. Als gevolg van deze vete en de aanwezigheid van eiser bij een demonstratie tegen IS is eiser in 2014 door Hezbollah mishandeld. Ook heeft Hezbollah hem in 2018 geobserveerd en bedreigd.
Verder wil eiser niet in militaire dienst. Eiser vreest bij terugkeer naar Turkije voor de autoriteiten en voor Hezbollah.
Het bestreden besluit
4. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende relevante asielmotieven:
 Nationaliteit, identiteit en herkomst;
 Lidmaatschap van HDP;
 Problemen wegens lidmaatschap van HDP;
 Problemen wegens discriminatie als Koerd;
 Problemen met de autoriteiten in verband met Koerdische etniciteit;
 Problemen met de Koerdische Hezbollah;
 Problemen met de dienstplicht.
De minister stelt zich hierover op het standpunt dat de nationaliteit, identiteit en herkomst van eiser geloofwaardig zijn. Ook het lidmaatschap van HDP en de problemen wegens discriminatie acht de minister geloofwaardig.
5. De problemen van eiser met de autoriteiten wegens zijn Koerdische etniciteit en lidmaatschap van de HDP zijn niet geloofwaardig, aldus de minister. Eiser heeft namelijk geen documenten overgelegd die zijn relaas op deze punten onderbouwen en evenmin vormen zijn verklaringen hierover een samenhang en aannemelijk geheel, aldus de minister. Eiser heeft zijn stelling dat hij onterecht strafrechtelijk wordt vervolgd in verband met zijn etniciteit dan wel zijn HDP-lidmaatschap niet onderbouwd. Zo wijst de minister erop dat eiser de tenlastelegging niet heeft overgelegd, terwijl zijn zus wel toegang heeft tot zijn [naam] account en eiser wel andere stukken heeft kunnen overleggen. Daarnaast vindt de minister dat de omstandigheid dat eiser naar eigen zeggen officieel verzet bij arrestatie wordt verweten, aansluit bij de verklaring van eiser dat hij handbewegingen en dergelijke maakte. Dit versterkt het beeld dat het niet om een valse beschuldiging gaat op basis van etniciteit of HDP-lidmaatschap. Ook ziet de minister niet in waarom eiser geen juridische hulp of advies heeft ingeroepen. Zeker gelet op de omstandigheid dat zijn neef advocaat is en zijn familie financiële middelen heeft, had dit voor de hand gelegen.
6. De problemen van eiser met de Koerdische Hezbollah en met de militaire dienstplicht acht de minister ook niet geloofwaardig De minister wijst er in dit verband op dat eiser sinds zijn vertrek uit [plaats 2] in 2018 of 2019 geen problemen meer heeft gehad met Hezbollah en zij hem niet hebben benaderd terwijl hij zich wel op een makkelijk traceerbare plek bevond en hij in zekere mate deelnam aan het openbare leven. Voor wat betreft de militaire dienstplicht acht de minister van belang dat eiser zijn redenen om niet te voldoen aan de dienstplicht niet aannemelijk heeft gemaakt. Dienstplichtigen worden namelijk niet ingezet bij gevechtshandelingen en het is bovendien mogelijk om de dienstplicht af te kopen.
7. Op grond van de geloofwaardig bevonden motieven, namelijk zijn identiteit, nationaliteit en herkomst, zijn lidmaatschap van de HDP en zijn discriminatie als Koerd kan eiser volgens de minister niet worden aangemerkt als vluchteling1. Ook is op grond hiervan niet aannemelijk dat eiser bij uitzetting een reëel risico loopt op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het EVRM.2 Weliswaar behoort eiser vanwege zijn lidmaatschap van de HDP tot een risicogroep maar nu zijn problemen als gevolg hiervan ongeloofwaardig zijn geacht, voldoet hij volgens de minister niet aan het individualiseringsvereiste. Verder zijn de door eiser ondervonden problemen als gevolg van discriminatie niet zodanig zwaarwegend dat dit leidt tot een reëel risico op ernstige schade. Eiser had namelijk toegang tot scholing, medische zorg en een woning. Ook komt hij uit een financieel welgestelde familie.

Herhaling zienwijze

8. De rechtbank stelt eerst vast dat eisers gronden van beroep voornamelijk bestaan uit een herhaling van hetgeen eiser ook in zijn zienswijze had ingebracht. De minister is in het bestreden besluit gemotiveerd ingegaan op de zienswijze. Het is daarom aan eiser om in beroep concreet aan te geven waarom de reactie van de minister op de zienswijze volgens hem niet juist of toereikend is. Dat eiser het niet eens is met de overwegingen van minister, maakt niet dat de overwegingen daarom onjuist dan wel onvoldoende (zorgvuldig) gemotiveerd moeten worden geacht. Voor zover eiser heeft willen stellen dat dat wel zo is, acht de rechtbank de enkele stelling daartoe onvoldoende. De rechtbank kan gelet op vorengaande volstaan met een beknopte bespreking van de beroepsgronden.

Problemen in verband met Koerdische etniciteit en HDP-lidmaatschap

9. Eiser is van mening dat de minister ten onrechte zijn problemen met de autoriteiten in verband met zijn Koerdische etniciteit en lidmaatschap van de HDP ongeloofwaardig heeft geacht. De minister gaat er ten onrechte aan voorbij dat hij uit een familie van prominente HDP leden afkomstig is. Gelet hierop is het aannemelijk dat ook hij in de negatieve belangstelling staat van de Turkse autoriteiten. Verder wijst uit eiser op zijn strafzaak vanwege het incident in [plaats 1] . Hij wordt valselijk beschuldigd, wat in Turkije geen ongebruikelijke methode is om politieke opponenten de mond te snoeren.
10. De rechtbank is van oordeel dat de minister zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij vanwege zijn HDP- lidmaatschap of etniciteit in de negatieve belangstelling staat van de Koerdische autoriteiten. Hierbij heeft de minister van belang mogen achten dat wat familieleden hebben meegemaakt niet zonder meer betrekking heeft op eiser zelf. Voor wat betreft de strafzaak in [plaats 1] volgt de rechtbank de minister in diens overweging dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat deze op onjuiste gronden, namelijk wegens zijn etniciteit of politieke overtuiging, tegen hem wordt gevoerd. Eiser heeft (nog altijd) geen documenten overgelegd die daarop wijzen. De beroepsgrond faalt daarom.
1. In de zin van het Vluchtelingenverdrag.
2 Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.
Problemen in verband met de Koerdische Hezbollah
11. Eiser voert in beroep aan dat de minister ook zijn problemen met de Koerdische Hezbollah ten onrechte ongeloofwaardig heeft gevonden. Eiser stelt dat het hem niet kan worden verweten in dit kader geen documenten te hebben overgelegd met betrekking tot zijn mishandeling in 2014. Hij was toen pas veertien jaar oud en zijn ouders hebben geen aangifte gedaan en hem niet laten behandelen in het ziekenhuis. Verder gaat de minister er ten onrechte aan voorbij dat hij na zijn vertrek uit [plaats 2] een teruggetrokken leven heeft geleid. Zijn deelname aan de Newroz viering doet daaraan niet af omdat hij zich daarbij juist beschermd voelde door de vele deelnemers. Dat hij sinds zijn vertrek uit [plaats 2] geen problemen heeft ondervonden, leidt daarom niet tot de conclusie dat hij niet in de negatieve belangstelling staat.
12. In het verweerschrift heeft de minister aangegeven niet langer tegen te werpen dat eiser geen documenten met betrekking tot een aangifte heeft overgelegd. De rechtbank volgt de minister in diens overweging dat dit het oordeel over de geloofwaardigheid van de problemen met Hezbollah niet anders maakt. De minister heeft hierbij kunnen meewegen dat eiser geen documenten met betrekking tot een medische behandeling heeft overgelegd. Eiser heeft namelijk verklaard dat hij naar het ziekenhuis is gebrachtii, zodat aan zijn stelling dat zijn ouders hem niet hebben laten behandelen in dit verband geen doorslaggevende waarde toekomt. Verder heeft de minister er niet ten onrechte op gewezen dat eiser voor zijn vertrek uit Turkije geruime tijd heeft verbleven in zijn ouderlijk huis in [plaats 3] . Een plek waar Hezbollah naar zeggen van eiser oppermachtig is en waar de familievete is ontstaan. Eiser heeft daar bij zijn moeder verbleven en in zekere mate deelgenomen aan het openbare leven; hij sportte veel en nam deel aan protesten. De minister heeft daarom niet ten onrechte overwogen dat als Hezbollah daadwerkelijk een bedreiging voor hem vormde, niet valt in te zien dat ze hem daar niet zouden lokaliseren en benaderen. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.

Problemen in verband met militaire dienstplicht

13. Tenslotte stelt eiser zich in beroep op het standpunt dat ook zijn problemen met militaire dienstplicht ten onrechte niet worden gevolgd door de minister. Eiser bestrijdt dat het niet waarschijnlijk is dat militaire dienstplichtigen worden ingezet voor gevechtsacties. Eiser wil niet worden ingezet tegen zijn eigen (Koerdische) volk.
14. De rechtbank volgt eiser niet. De minister heeft er onder verwijzing naar algemene informatieiii op gewezen dat dienstplichtigen niet worden ingezet bij gevechtshandelingen. Eiser heeft zijn stelling dat hij toch gevaar loopt, niet onderbouwd zodat hieraan geen doorslaggevende waarde toekomt. Verder heeft de minister niet ten onrechte gewezen op de mogelijkheid tot afkoop van de dienstplicht. De verklaringen van eiser wijzen bovendien niet op onoverkomelijke gewetensbezwaren.iv Gelet op vorengaande heeft de minister niet ten onrechte overwogen dat eisers verklaringen over zijn problemen met de dienstplicht geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen en geen aanleiding vormen tot vergunningverlening.
15. Gelet op het voorgaande heeft de minister zich naar het oordeel van de rechtbank terecht op het standpunt gesteld dat eiser niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of onder b, van de Vw.

Conclusie en gevolgen

16. De minister heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van drs. C.L.W. Slycke - van Dort, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
i als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000.
ii Zie nader gehoor blz. 25.
iii Het algemeen ambtsbericht Turkije augustus 2023.
iv Zie nader gehoor, blz. 27 waarin eiser aangeeft dat hij het uitvoeren van militaire dienstplicht als heilig ziet maar dat Turkije dit niet verdient omdat het geen seculier land is. Ook geeft eiser aan met plezier zijn dienstplicht te vervullen als er geen sprake zou zijn van discriminatie.
10 oktober 2025

Documentcode: [Documentcode]