In deze zaak heeft eiser, een Syriër, beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. Eiser diende zijn aanvraag in op 15 september 2023 en heeft de minister op 17 juni 2025 in gebreke gesteld. Vervolgens heeft hij op 8 juli 2025 beroep ingesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een besluit- en vertrekmoratorium voor Syrië van kracht was, dat op 14 juni 2025 is vervallen. Dit moratorium verlengde de beslistermijnen van asielaanvragen tot maximaal 21 maanden. De rechtbank concludeert dat de minister uiterlijk op 15 juni 2025 had moeten beslissen op de aanvraag van eiser, maar dit niet heeft gedaan. Hierdoor is het beroep gegrond verklaard. De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak een besluit te nemen op de aanvraag van eiser en heeft een dwangsom van € 200,- per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast is de minister veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 453,50. De uitspraak is gedaan door mr. C.A.R. Bleijendaal, rechter, en is openbaar gemaakt.