ECLI:NL:RBDHA:2025:224
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toekenning van zorgprofielen op basis van zorgbehoefte in het kader van de Wet langdurige zorg
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 januari 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. M.A. Spek, en Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ), vertegenwoordigd door mr. L.M.R. Kater. Eiser had een aanvraag ingediend voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz), die aanvankelijk op 8 november 2022 door CIZ werd afgewezen. Na bezwaar werd het besluit gedeeltelijk gegrond verklaard, maar eiser was het niet eens met de toekenning van zorgprofiel VV6 in plaats van het door hem gewenste zorgprofiel VV8. De rechtbank heeft de zaak op 3 december 2024 behandeld.
Eiser, die lijdt aan diverse ernstige aandoeningen, waaronder een progressieve nierinsufficiëntie en psychische klachten, voerde aan dat zijn zorgbehoefte niet adequaat was onderkend. Hij stelde dat hij continu verpleegkundige zorg nodig had, wat volgens hem niet werd erkend in de toekenning van zorgprofiel VV6. De rechtbank heeft de rapporten van medisch adviseurs beoordeeld en geconcludeerd dat de indicatie van zorgprofiel VV6 wel degelijk voldeed aan de zorgbehoefte van eiser. De rechtbank oordeelde dat er geen continue noodzaak voor verpleegkundige zorg was en dat de medische adviezen zorgvuldig tot stand waren gekomen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de zorgprofielen VV4 en VV6 passend waren voor eiser op de relevante data, en dat de verslechtering van zijn gezondheidssituatie niet eerder dan 26 januari 2023 was vastgesteld. Eiser's beroep werd ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.