ECLI:NL:RBDHA:2025:224

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 januari 2025
Publicatiedatum
9 januari 2025
Zaaknummer
23_5995
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van zorgprofielen op basis van zorgbehoefte in het kader van de Wet langdurige zorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 januari 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. M.A. Spek, en Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ), vertegenwoordigd door mr. L.M.R. Kater. Eiser had een aanvraag ingediend voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz), die aanvankelijk op 8 november 2022 door CIZ werd afgewezen. Na bezwaar werd het besluit gedeeltelijk gegrond verklaard, maar eiser was het niet eens met de toekenning van zorgprofiel VV6 in plaats van het door hem gewenste zorgprofiel VV8. De rechtbank heeft de zaak op 3 december 2024 behandeld.

Eiser, die lijdt aan diverse ernstige aandoeningen, waaronder een progressieve nierinsufficiëntie en psychische klachten, voerde aan dat zijn zorgbehoefte niet adequaat was onderkend. Hij stelde dat hij continu verpleegkundige zorg nodig had, wat volgens hem niet werd erkend in de toekenning van zorgprofiel VV6. De rechtbank heeft de rapporten van medisch adviseurs beoordeeld en geconcludeerd dat de indicatie van zorgprofiel VV6 wel degelijk voldeed aan de zorgbehoefte van eiser. De rechtbank oordeelde dat er geen continue noodzaak voor verpleegkundige zorg was en dat de medische adviezen zorgvuldig tot stand waren gekomen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de zorgprofielen VV4 en VV6 passend waren voor eiser op de relevante data, en dat de verslechtering van zijn gezondheidssituatie niet eerder dan 26 januari 2023 was vastgesteld. Eiser's beroep werd ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/5995

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 januari 2025 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. M.A. Spek),
en

Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ), verweerder

(gemachtigde: mr. L.M.R. Kater).

Inleiding

Bij besluit van 8 november 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) afgewezen.
Bij besluit van 17 augustus 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het door eiser tegen het primaire besluit gemaakte bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 3 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: namens eiser [naam] (ex-echtgenote), de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

1.1.
Eiser, geboren op [geboortedag] 1966, is bekend met een uitgebreide cardiale voorgeschiedenis, diabetes type II en een progressieve (terminale) nierinsufficiëntie. Daarnaast is sprake van een depressieve stoornis en kenmerken van posttraumatische stressstoornis.
1.2
Op 25 augustus 2022 heeft eiser een aanvraag ingediend voor zorg op grond van de Wlz. Deze aanvraag heeft verweerder afgewezen, omdat er nog geen sprake is van een eindsituatie.
2. Met het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit vervangen en aan eiser de volgende indicatie verleend: voor de periode van 8 november 2022 tot en met 25 januari 2023 zorgprofiel VV4 (beschut wonen met intensieve begeleiding en uitgebreide verzorging) en vanaf 26 januari 2023 voor onbepaalde tijd zorgprofiel VV6 (beschermd wonen met intensieve zorg en verpleging). Verweerder heeft aan het bestreden besluit de adviezen van de medisch adviseurs A.H.M. Kuipers-Poppelaars van 28 maart 2023 en 1 mei 2023, L. Cornelissen-Houben van 8 augustus 2023 en F.M. Wagenaar van 10 augustus 2023 ten grondslag gelegd.
3. Eiser voert aan dat hij in aanmerking komt voor zorgprofiel VV8. Hij heeft meerdere ernstige aandoeningen en ook psychische klachten die maken dat hij voortdurend verpleegkundige zorg nodig heeft. Hij is ernstig getraumatiseerd door de vele ziekenhuisopnames, is heel vergeetachtig en heeft nachtelijke pijnen waarvoor regelmatig medicijnen moeten worden gegeven. Verder is verpleegkundig zorg nodig omdat al meerdere keren ’s nachts een ambulance moest worden gebeld. Ook is hij
in de nachten onrustig en moet dan verzorgd en gekalmeerd worden. Deze zorg en met name de intensiteit daarvan is volgens eiser niet door verweerder onderkend.
Voorts heeft eiser aangevoerd dat het medisch advies niet zorgvuldig tot stand is gekomen. Ten onrechte is in het medisch advies van 28 maart 2023 er vanuit gegaan dat eiser twee keer een niertransplantatie kreeg. Dit is niet het geval geweest. Verder wordt in het medisch advies van 1 mei 2023 ten onrechte gesteld dat er geen specifieke wondzorg nodig zou zijn.
4.1.
Het beroep spitst zich toe op de vraag of het voor eiser per 8 november 2022 geïndiceerde zorgprofiel VV4 en per 26 januari 2023 geïndiceerde zorgprofiel VV6 voldoet aan eisers zorgbehoefte, of dat verweerder in plaats daarvan zorgprofiel VV8 had moeten indiceren, zoals eiser zelf graag had gezien.
4.2.
In zorgprofiel VV6 staat over verpleegkundige zorg dat de cliënt hieraan continue behoefte heeft (o.a. wondverzorging, pijnbestrijding). In zorgprofiel VV8 staat dat de cliënten ten gevolge van specifieke aandoeningen/ziektes continue behoefte aan veel (gespecialiseerde) verpleegkundige zorg (voorkomen van decubitus, infecties, longontsteking).
4.3.
Verweerder heeft zich, voor de vaststelling in welke mate eiser verpleegkundige zorg nodig heeft, gebaseerd op rapporten van een drietal medisch adviseurs. In het advies van medisch adviseur Kuipers-Poppelaars van 1 mei 2023 is vermeld dat bij eiser sprake is van peritoneale dialyse thuis. Deze vorm van dialyse is dagelijks meerdere keren nodig. Na intensieve voorbereiding en training kunnen mensen deze dialyse thuis uitvoeren. Het schoon houden van de huid en het bedienen van het apparaat met aankoppeling van slangen aan de buikkatheter vallen volgens de adviseur onder specifiek verpleegkundige handelingen. In het rapport van medisch adviseur Cornelissen-Houben van 8 augustus 2023 is aangegeven dat de handelingen rondom dialyse zijn aan te merken als verpleegkundige zorg, maar dat tijdens de dialyse geen sprake is van gedurende de gehele dag continue noodzaak voor verpleegkundig handelen. Wat betreft de wondzorg heeft adviseur Wagenaar in zijn rapport van 10 augustus 2023 vermeld dat er wel sprake is van de noodzaak tot preventie en alertheid op het ontstaan van wonden bij de onderliggende problematiek, maar dat er geen sprake van actuele specifieke wondzorg, waarvoor intensieve en gespecialiseerde verpleegkundige behandeling noodzakelijk is.
4.4.
Verweerder heeft de rapporten van de medisch adviseurs aan zijn besluit ten grondslag mogen leggen. Deze rapporten zijn inzichtelijk en zorgvuldig tot stand gekomen. Daarbij hebben de medisch adviseurs de informatie van de behandelend artsen betrokken. De stelling van eiser dat ten onrechte in het medisch advies van 28 maart 2023 vanuit is gegaan dat hij twee keer een niertransplantatie kreeg, geeft de rechtbank geen aanleiding anders te oordelen. De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat de onjuiste vermelding dat een niertransplantatie heeft plaatsgevonden niet maakt dat de medische beoordeling onjuist is, nu is vastgesteld dat er geen behandelopties meer zijn, ook niet nefrologisch, en er dus toegang is zorg vanuit de Wlz.
4.5.
Gelet op de inhoud van de rapporten heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat per 26 januari 2023 met zorgprofiel VV6 rekening is gehouden met de zorgbehoefte van eiser en dat dit het best passende zorgprofiel is. Voor zowel de dialyse als de wondverzorging is er geen continue noodzaak voor verpleegkundig handelen gedurende de gehele dag. Wat betreft de door eiser genoemde psychische klachten, het toedienen van medicatie en de onrustige nachten heeft de rechtbank in het dossier evenmin aanknopingspunten gevonden om te concluderen dat hiervoor veel en een continue gespecialiseerde verpleegkundige aandacht is vereist.
4.6.
Verweerder heeft voorts afdoende gemotiveerd dat vóór 26 januari 2023 zorgprofiel VV4 passend was voor eiser. Verweerder heeft er op gewezen dat op die datum geen sprake was van overname van zorg als het gaat om ADL en mobiliteit zoals dat past bij VV6. Eiser kon toen wel (moeizaam) lopen en eenvoudige huishoudelijke taken uitvoeren en dat past naar de mening van verweerder bij zorgprofiel VV4. De reden voor ophoging van VV4 naar VV6 is volgens verweerder dat uit de verstrekte medische informatie van de internist van 26 januari 2023 is gebleken dat de gezondheidssituatie van eiser zodanig was verslechterd dat eiser niet (langer) in aanmerking kwam voor hartrevalidatie. De rechtbank kan verweerder hier in volgen.
5. Eiser voert nog aan dat uit de door hem overgelegde brief van de revalidatiearts van 13 juni 2023 blijkt dat zijn situatie tussen het primaire besluit en 25 januari 2023 niet wezenlijk anders was. Daarmee vond volgens eiser de verslechtering van de toestand al vóór januari 2023 plaats. De rechtbank volgt eiser hier niet in. Uit de door eiser genoemde brief van de revalidatiearts blijkt dat eiser op 9 mei 2023 op het spreekuur is gezien na een verwijzing voor een voetulcus en dat de revalidatiearts toen heeft geconcludeerd dat er sprake is een evidente achteruitgang is, zowel fysiek als mentaal. Anders dan eiser kan de rechtbank uit die brief niet opmaken dat (al) sprake was van een verslechtering van de situatie vóór 26 januari 2023.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.E.M. de Coninck, rechter, in aanwezigheid van W.M. Colpa, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 januari 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.