ECLI:NL:RBDHA:2025:2238

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 februari 2025
Publicatiedatum
18 februari 2025
Zaaknummer
24/3834
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de niet-ontvankelijkverklaring van bezwaar tegen omgevingsvergunning voor bouwkeet en tunnelkassen

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de niet-ontvankelijkverklaring van hun bezwaar tegen een verleende omgevingsvergunning. De omgevingsvergunning is verleend voor het tijdelijk plaatsen van een bouwkeet en twee tunnelkassen, en voor het scheuren van grasland op de locatie [adres 1] in [plaats]. Verweerder heeft de omgevingsvergunning met het besluit van 19 december 2023 verleend voor de duur van maximaal vijf jaar. Met het bestreden besluit van 16 april 2024 heeft verweerder de bezwaren van eisers niet-ontvankelijk verklaard, in navolging van het advies van de bezwaarschriftencommissie. Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 januari 2025, waarbij eisers zijn vertegenwoordigd door hun gemachtigde en eiser [eiser] in persoon is verschenen.

De rechtbank beoordeelt of verweerder het bezwaar van eisers terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Verweerder stelt dat eisers niet als belanghebbenden kwalificeren, omdat zij geen gevolgen van enige betekenis ondervinden van de voorziene bouwwerken. Eiseres, een bouwbedrijf, en eiser, die op het perceel van eiseres woont, betogen dat hun woon- en leefklimaat wordt beïnvloed door de tunnelkassen. De rechtbank stelt vast dat eiseres geen belanghebbende is, omdat haar bedrijfsvoering niet rechtstreeks wordt beïnvloed door de activiteiten die de omgevingsvergunning toestaat. Eiser daarentegen heeft recht op het voordeel van de twijfel, omdat hij zicht heeft op de tunnelkassen en de activiteiten die daar plaatsvinden mogelijk invloed hebben op zijn woon- en leefklimaat.

De rechtbank concludeert dat het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk is verklaard, maar dat het beroep van eiser gegrond is. Het bestreden besluit wordt vernietigd voor zover eiser niet als belanghebbende is aangemerkt. Verweerder moet alsnog inhoudelijk op het bezwaarschrift van eiser beslissen. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eiser.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/3834

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 februari 2025 in de zaak tussen

1. [eiseres] B.V.uit [vestigingsplaats], eiseres
(gemachtigde: mr. N.A.J. van Heel)
2. [eiser]uit [woonplaats], eiser
(gemachtigde: mr. N.A.J. van Heel)
gezamenlijk te noemen: eisers,
en

het college van burgemeester en wethouders van Bodegraven-Reeuwijk, verweerder

(gemachtigde: mr. R. Piet).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
Vega Boerderij Groene Hart Coöperatie U.A.uit Bodegraven, vergunninghouder
(gemachtigde: mr. M. Kromwijk).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de niet-ontvankelijkverklaring van hun bezwaar tegen een verleende omgevingsvergunning. De omgevingsvergunning is verleend voor het tijdelijk plaatsen van een bouwkeet en twee tunnelkassen, en voor het scheuren van grasland op de locatie [adres 1] in [plaats].
1.1.
Verweerder heeft de omgevingsvergunning met het besluit van 19 december 2023 verleend voor de duur van maximaal vijf jaar. Met het bestreden besluit van 16 april 2024 heeft verweerder de bezwaren van eisers niet-ontvankelijk verklaard, in navolging van het advies van de bezwaarschriftencommissie.
1.2.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.3.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 januari 2025. Eisers zijn daar vertegenwoordigd door hun gemachtigde. Eiser [eiser] is in persoon verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en namens de
derde-partij zijn verschenen de gemachtigde en [naam].

Waar gaat deze zaak over?

2. Deze zaak gaat over de vraag of verweerder het bezwaar van eisers terecht
niet-ontvankelijk heeft verklaard. Volgens verweerder kwalificeren eisers niet als belanghebbenden, omdat zij geen gevolgen van enige betekenis ondervinden van de voorziene bouwwerken.
2.1.
Eiseres is een bouwbedrijf. De bedrijfsactiviteiten van eiseres vinden plaats op het perceel [adres 2] in [vestigingsplaats]. Eiser woont op dit perceel. Hij betoogt dat zijn woon- en leefklimaat wordt beïnvloed door de plaatsing van de tunnelkassen, doordat hij direct zicht heeft op deze bouwwerken. In dat kader voert eiser aan dat de tunnelkassen een afwijkende omvang en een aanzienlijke bouwmassa hebben en dat het landschap ter plaatse een open karakter heeft. Beide eisers betogen dat verweerder hun bezwaar wel inhoudelijk had moeten behandelen.

Beoordeling door de rechtbank

3. Uit artikel 7:1, eerste lid, in samenhang met artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) volgt dat bezwaar kan worden gemaakt door een belanghebbende.
3.1.
In artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Alleen wie een voldoende objectief en actueel, eigen en persoonlijk belang heeft dat rechtstreeks betrokken is bij het bestreden besluit, is belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb.
3.2.
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geldt als uitgangspunt dat degene die rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit die het besluit toestaat, in beginsel belanghebbende is bij dat besluit. [1] Het criterium "gevolgen van enige betekenis" dient als correctie op dit uitgangspunt. Gevolgen van enige betekenis ontbreken als de gevolgen wel zijn vast te stellen, maar de gevolgen van de activiteit voor de woon-, leef- of bedrijfssituatie van betrokkene dermate gering zijn dat een persoonlijk belang bij het besluit ontbreekt. Daarbij wordt acht geslagen op de factoren afstand tot, zicht op, planologische uitstraling van en milieugevolgen (onder andere geur, geluid, licht, trilling, emissie en risico) van de activiteit die het besluit toestaat, waarbij die factoren zo nodig in onderlinge samenhang worden bezien. Ook aard, intensiteit en frequentie van de feitelijke gevolgen kunnen van belang zijn.
3.3.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat eiseres niet als belanghebbende kan worden aangemerkt. Niet gebleken is dat de bedrijfsvoering van eiseres op enigerlei wijze rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van de activiteiten die de omgevingsvergunning toestaat. Bovendien grenst het perceel van eiseres niet aan de percelen waarop de tunnelkassen zijn voorzien. Eiseres heeft dan ook geen persoonlijk belang bij het besluit. Zij is geen belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb.
3.4.
Het is echter niet uitgesloten dat eiser gevolgen van enige betekenis voor zijn woon- of leefklimaat ondervindt van de tunnelkassen. De omgevingsvergunning voorziet in een behoorlijk omvangrijke ontwikkeling: de tunnelkassen hebben elk een afmeting van
30 meter lang, 7 meter breed en 3 meter hoog. Tussen het perceel van eiser en het perceel waarop de tunnelkassen zich bevinden, zit een ruime afstand van tussen de 200 en 300 meter. Desalniettemin blijkt uit een overgelegde foto dat er vanuit de woning van eiser rechtstreeks zicht is op de tunnelkassen. Dit zicht wordt niet belemmerd door bouwwerken, bomen of anderszins. Daarbij is ter zitting toegelicht dat er wekelijks uitgiften plaatsvinden die verband houden met de groenteteelt in de tunnelkassen en dat er maandelijks een open dag wordt georganiseerd met rondleidingen voor bezoekers. De rechtbank acht het gelet hierop aannemelijk dat de toegestane activiteiten tot een intensiever gebruik van het perceel met de tunnelkassen leiden. Niet valt uit te sluiten dat dit gebruik in combinatie met het zicht op de vergunde tunnelkassen van invloed kan zijn op het woon- en leefklimaat van eiser. Omdat twijfel mogelijk is over de vraag of de gevolgen voor eiser van enige betekenis zijn, moet hij naar het oordeel van de rechtbank het voordeel van de twijfel krijgen. [2] Eiser is dan ook belanghebbende bij het besluit van 19 december 2023. Verweerder heeft dit niet onderkend en het bezwaar van eiser ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard.

Conclusie en gevolgen

4. Omdat het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk is verklaard is haar beroep ongegrond. Het beroep van eiser is gegrond en het bestreden besluit moet worden vernietigd, voor zover eiser niet als belanghebbende is aangemerkt en zijn bezwaar
niet-ontvankelijk is verklaard. Verweerder zal alsnog inhoudelijk op het bezwaarschrift van eiser moeten beslissen.
4.1.
Omdat het beroep van eiser gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiser vergoeden en krijgt eiser ook een vergoeding van zijn proceskosten. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiser een vast bedrag per proceshandeling. In bezwaar heeft elke proceshandeling een waarde van € 647,-. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 907,-. Eiser heeft in bezwaar gevraagd om vergoeding van de proceskosten. Namens eiser is een bezwaarschrift ingediend, deelgenomen aan de hoorzitting in bezwaar, een beroepschrift ingediend en aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. De rechtbank is van oordeel dat de zaak van licht gewicht is, omdat deze alleen betrekking heeft op de ontvankelijkheid van het bezwaar. Daarom gaat de rechtbank uit van wegingsfactor 0,5. De vergoeding voor proceskosten bedraagt in totaal ((2 x € 647 + 2 x € 907) x 0,5 =) € 1.554,-.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep van eiseres ongegrond;
- verklaart het beroep van eiser gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit, voor zover het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk is verklaard;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiser, met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.554,- aan proceskosten aan eiser;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 371,- aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.H. van den Ende, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.M. Wesselo, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
18 februari 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van
2.Zie onder andere de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van